André (100) werd geboren als Siamese tweeling: “Mijn hele leven al heb ik zeer waar mijn broer zat”

 ©  Inge Kinnet

André Vercruysse kende geen goede start in het leven: hij werd geboren als deel van een siamese tweeling. Maar komende dinsdag wordt hij toch maar mooi honderd jaar. Om dat te vieren, organiseert de directie van de Kortijkse residentie De Groote Broel een tentoonstelling. Want elke dag zit André achter zijn schildersezel, al vijftig jaar lang. Een relaas van zijn uitzonderlijke levenswandel.

Arthur De Meyer

André Vercruysse is een fenomeen in de Kortrijkse residentie. Vooral om wie hij is: een uitzonderlijk vitale honderdjarige die carrière maakte in de scheikunde en nu op zijn oude dag delicate schilderijtjes maakt.

André is ook een fenomeen om wie hij was bij zijn geboorte, deel van een siamese tweeling. Vergroeid met een broer, armen en ledematen versmolten. Het broertje leefde amper een uur, nu wordt André 100 jaar. “Van mij dachten ze ook dat ik ging sterven. De dokters gaven mij meteen mee naar huis, want er was toch amper hoop. Maar ik ging niet dood. Toen niet. En nu nog altijd niet. Hoe oud ik wil worden? Kom volgend jaar terug en stel me die vraag dan nog eens.”

“Mijn lichaam… mijn broer”

André heeft het consequent over zijn ‘broer’. Een naam kreeg hij niet. “Toen we ter wereld kwamen, heeft hij enkele keren naar adem gehapt, maar dan is zijn hoofdje overleden. Zijn ledematen bleven gezond dankzij mijn hart, en toen ik drie maanden oud was, hebben ze me geopereerd. Een professor in de chirurgie uit Leuven heeft dan een deel van mijn lichaam (zwijgt even)… een deel van mijn broer verwijderd. Zijn hoofdje zat op mijn borst, een van zijn beentjes op mijn rug. Ze hebben gesneden van mijn oksel tot mijn schouder.”

Na de operatie werd André met zijn ouders naar huis gestuurd. Dat deden ze toen met kleine kinderen van wie ze dachten: die haalt het niet. Maar André overleefde de enorm zware ingreep. “Zes maanden later konden ze opnieuw opereren en hebben ze de rest verwijderd.”

De details kreeg hij nooit te horen. “Thuis werd daar eigenlijk niet over gesproken. Het enige wat ik zeker weet, is dat het pijn deed. En nog steeds. Mijn hele leven al heb ik zeer waar mijn broer zat.” De tweeling deelde onder meer een vergroeide arm. Even stroopt André zijn netjes gestreken hemd op om zijn littekens te tonen. “Ik heb alles dubbel. De spieren van mijn broer zitten er nog, en de bloedvaten ook. Er zijn momenten dat het ontsteekt, vanbinnen. Dan komen al die aders naar boven, steenhard en warm.”

 ©  Inge Kinnet

Goed geboerd

Pijn is een rode draad in het leven van André. Zijn littekens vergden veel verzorging. Zijn ouders hadden te veel werk op het veld, dus groeide hij op bij zijn grootouders. Pas toen hij acht was, kon hij voor het eerst naar school gaan. Daar bloeide hij open. “Ik ben één keer de derde van de klas geweest, maar voor de rest altijd de primus.”

André bleek bovengemiddeld intelligent. “In het derde en het vijfde middelbaar mocht ik een jaar overslaan. Ik was net zeventien toen ik afstudeerde. Mijn vader zag mij al samen met hem boeren op het veld. Genoeg geleerd, vond hij, maar de directeur van het college zag de zaken anders en zei dat ik naar de universiteit moest. Meneer de directeur, die sprak je niet tegen in die tijd. Een dag later nam ik de trein van Moeskroen naar Gent. ’s Avonds zaten we aan de stoof. Vader, ik ga scheikunde studeren.”

André werkte zijn studies af tijdens de Tweede Wereldoorlog en specialiseerde zich in textielchemie. “Ik heb veel chemicaliën ontwikkeld, maar op dimethylol ethyl urea ben ik het meest trots.”

Na al die jaren kent André de chemische formule nog vanbuiten. “Ik heb dat ontwikkeld in opdracht van een Amerikaans bedrijf. Daar dragen ze tijdens de zomer linnen kostuums tegen de warmte. Heel schoon, maar dat kreukt enorm, dus moest ik een stof ontwikkelen die kreukherstellend werkt. Eerst heb ik geprobeerd het vlas te behandelen met bakeliet. Daarna heb ik geëxperimenteerd met formaldehyde. De kreuken verdwenen, maar na een maand of twee begonnen die kostuums te stinken in de winkelrekken. Het rook naar een veeartsenpraktijk, naar formol. Dan ontdekte ik dimethylol ethyl urea. Tot vandaag wordt dat gebruikt in de industrie. Ik heb daar dertig jaar een licentie op gehad. Per kilo geproduceerd textiel kreeg ik betaald. Ik heb daar goed geld mee verdiend.”

Het geheim

Met het geld van de licentie konden André en zijn gezin comfortabel leven, maar stilzitten, dat lukte niet. Hij zette nog textielfabrieken op in Algerije, Marokko en Venezuela. Op zijn vijftigste kreeg hij eindelijk tijd voor een hobby en ging hij naar de academie in Oudenaarde . “Ik teken al heel mijn leven, maar daar heb ik deftig leren schilderen. Met olieverf, acryl en waterverf. Elke dag schilder ik, dat is mijn lang leven. Werken is ook goed voor de gezondheid. Pas op mijn 78ste ben ik gestopt met de fabriek in Venezuela.”

Anno 2021 heeft André vijf kinderen, twaalf kleinkinderen, twintig achterkleinkinderen. Met de jaren zijn de rasse schreden wat kleiner geworden. Maar zonder wankelen leidt hij bezoekers rond op zijn expo die de directie van De Groote Broel, de residentie waar hij zeven jaar geleden introk, organiseert voor zijn verjaardag. Terwijl hij symboliek en techniek toelicht, neemt hij felicitaties van het personeel en lofbetuigingen van medebewoners met egards in ontvangst. Een stok heeft hij niet nodig. “Als ik naar het centrum wandel, neem ik een rollator mee, maar alleen omdat dat verplicht is.”

 ©  Inge Kinnet