Direct naar artikelinhoud

De schone schijn van de familie Wagner

Valt er nog iets toe te voegen aan de geschiedenis van Richard Wagner en zijn nazaten? We weten toch alles al over de wereldberoemde Festspiele in Bayreuth? En is het iemand ontgaan dat de meester zelf Joden haatte, of dat zijn antisemitische gedachtegoed gretig werd omarmd door Adolf Hitler? Toch heeft Jonathan Carr (1942-2008) gelijk als hij beweert dat er “zelden een serieuze poging (is) ondernomen hun levensverhaal op schrift te stellen”. Dat komt in de eerste plaats, aldus de auteur van onder meer een grootse biografie van Gustav Mahler, omdat de familie zelf nog altijd niet in het reine is met haar zwarte verleden. Zo is een groot deel van de correspondentie die Winifred Wagner met haar geliefde Führer voerde niet beschikbaar voor onderzoek. Ten tweede nemen fanatieke wagnerianen - en ze zijn met velen - nog altijd de talloze leugens, verdraaiingen en verfraaiingen uit de biografieën en autobiografieën zomaar voor waar aan.Jonathan Carr heeft geen zin om spelletjes te spelen. Zolang er lijken in de kast liggen, zullen ze de reputatie van Wagner, zijn familie en zijn muziek alleen maar schaden. Maar die openheid ontbeert de familie tot op de dag van vandaag. Natuurlijk heeft dat vooral te maken met hun nauwe relatie met het Derde Rijk, waarbij de Festspiele vaak tot een Hitlerfestival in plaats van een Wagnerfestival uitgroeiden. Maar wat was de werkelijke rol die de bewoners van Wahnfried, het familiefort op de Groene Heuvel in Bayreuth, in de machtsstructuur van het Derde Rijk speelden? Liep antisemitisme trouwens echt als een rode draad door hun geschiedenis? En is er een verband tussen Wagners antisemitisme en de Shoah?Je zou daarom kunnen denken dat Carr zich als een woeste pitbull in de materie vastbijt. Niets is minder waar. Hij wil enkel dat de mist optrekt en dat het kluwen van de contradicties uit elkaar wordt gehaald. Carr kwijt zich op sublieme wijze van die taak. Hij is scherpzinnig en beheerst, hij doorziet moeiteloos wat waarheid en wat verdichtsel is, hij kraakt niet af noch hemelt op, en hij laat zich door niemand misleiden of overdonderen. Aangezien hij ook nog over een magnifieke pen en een weergaloos gevoel voor ironie beschikt, is De Wagner clan zowel een pageturner als een uiterst knappe ontleding van een fascinerende familie en een fascinerend tijdperk.Carr spitst zich vanzelfsprekend toe op de antisemitische opvattingen van de Wagners. Daarbij kan hij niet om de vraag heen of de muziek van Richard Wagner een verborgen antisemitische boodschap bevat. Carr wijst die theorie van de hand. Iedereen kan bewijzen voor en tegen vinden, zegt hij terecht. Carr verwerpt ook het idee dat de nazi’s Wagner om die reden tot hun alleenzaligmakende ideoloog verhieven. Wie de muziek grondig kent, ziet immers dat weinig opera’s in het plaatje van het Derde Rijk pasten. Zo staan machtswellust en hebzucht centraal in de Ring des Nibelungen, terwijl in Parsifal medelijden en in Tristan und Isolde ontrouwe geliefden ten tonele werden gevoerd. Die opera’s stonden dus eigenlijk lijnrecht tegenover de ideologie en de pretenties van de nazi’s. Waarom dweepte Hitler dan met Wagner? Carrs antwoord is dodelijk eenvoudig. Het werk van Richard Wagner was een spiegel waarin Adolf Hitler zichzelf herkende: eenzaam, worstelend, heldhaftig.Maar bezorgde Richard Wagner met zijn antisemitische geschriften dan niet de ammunitie voor Hitlers rabiate Jodenhaat? Ook hier gaat Carr recht door zee. Natuurlijk was Das Judentum in der Musik een regelrecht smaadschrift. Toch bleef Wagner zijn hele leven lang een halfslachtige antisemiet, in tegenstelling tot zijn vrouw Cosima en zijn schoondochter Winifred. Hun Jodenhaat werd bovendien aangezwengeld door een boek van Houston Stewart Chamberlain. Die Engelsman was getrouwd met Eva, Richards jongste dochter. Die Grundlagen des 19.Jahrhunderts is niet meer of minder dan de bijbel voor antisemieten. Uiteraard was die racistische visie op de beschaving door de eeuwen heen “een allegaartje van feiten en verzinsels over religie, filosofie, wetenschap en kunst”. Carr verkneukelt zich als hij dat boek en de idiote logica ervan onder de loep neemt. Zo vond Chamberlain dat Jezus heus geen Jood kon zijn. Jezus was immers de goedheid zelve, en Joden waren intrinsiek slecht. Adolf Hitler was een van de miljoenen lezers die deze nonsens kritiekloos slikte.Hoewel Carr het volle licht op deze akelige geschiedenis laat schijnen, draait zijn verhaal er niet als een planeet om de zon omheen. Even centraal staat zijn grondige maar evenzeer deskundige afrekening met de schone schijn van de familie. “De hebzucht en jaloezie, de intriges en het geruzie in en over het familiehuis met de ontoepasselijke naam Wahnfried, wat zoveel als ‘vrij van begoocheling’ betekent, doen de meest sensationele afleveringen van Dallas en Dynasty verbleken.” De stoet van onsmakelijke figuren die de macht op de Groene Heuvel wilden overnemen is inderdaad indrukwekkend lang.De Wagner clan is een briljante prestatie. De vertaling van Anke ten Doeschate doet de schitterende stijl van Carr bovendien alle eer aan.