Direct naar artikelinhoud
Recensie

Golden Glows in de AB: een dappere speurtocht naar gemoderniseerde folk

Golden Glows in de AB: een dappere speurtocht naar gemoderniseerde folk
Beeld Koen Keppens

The Golden Glows hebben gezocht naar mogelijke en onmogelijke manieren om een aantal songs van Harry Smiths epos Anthology of American Folk Music te moderniseren. Het was een dappere en edelmoedige speurtocht, maar de heilige graal vonden zij niet.

De beeldende kunstenaar, experimentele filmregisseur, mysticus en bohemien Harry Smith, die maakte zich wél onsterfelijk toen hij zijn verzameling op 78-toerenplaatjes vol folk-, blues- en cajun-songs uit de roerende jaren 20 en de niet zo vrolijke jaren 30 uitbracht. Dat deed Smith begin jaren 50: in het land van de vrijheid en oneindige perspectieven mochten blanke en Afro-Amerikaanse bengels toen hun broek nog niet op dezelfde school slijten, hun mama’s en papa’s hielden geen gezellige barbecuefeestjes, en samen op de bus mocht ook al niet, maar op zijn compilatie stonden wit en zwart broederlijk naast elkaar. 

De tunes van die bleekneuzen en kleurlingen herinnerden iedereen van over de Grote Plas eraan waar ze eigenlijk vandaan kwamen. Of toch iedereen die ze destijds wilde horen. Later werden onder meer Bob Dylan, Nick Cave, PJ Harvey, Depeche Mode en The White Stripes bekende believers. Dat kan tellen qua namedropping, zozeer zelfs dat AB-baas Kurt Overbergh elk jaar binnen- en buitenlandse artiesten wil uitnodigen om aan die compilatie een eigen draai te geven.

Golden Glows in de AB: een dappere speurtocht naar gemoderniseerde folk
Beeld Koen Keppens

Eerste in de reeks: The Golden Glows! Een goede keuze, want die drie romantici deden eerder al iets moois met de veldopnames van Alan Lomax, en het zijn experts in americana uit de jaren 20 en 30. Specialisten in de gospel, hillbilly en blues van Anthology of American Folk Music zijn Nel Ponsaers, Katleen Scheir en Bram Van Moorhem ondertussen ook, want in dat salon in de Steenstraat mochten ze er al een hele poos mee aan de slag. Maar hun grande finale speelden ze dus donderdagavond, en op dat evenement kregen ze de steun van toetsenist Bram Weijters en drumdier Frederik Meulyzer.

Ambient-man Koenraad Ecker was er trouwens ook, en met een donker klanktapijt mocht die al meteen tonen dat hij een straffe gast is. Daarna speelden ze met zijn vijven ‘Henry Lee’: in de handen van Dick Justice was dat een rafelige folkie, maar zangeressen Scheir en Ponsaers zijn zoetgevooisd en daardoor kreeg dat nummer iets angeliek. Het ritme slenterde, en dat geringeling uit de gitaar van Van Moorhem was helder. Maar de bende vergat te zeggen dat het zevende lid ‘noise reduction filter’ heet, want het gekraak en geruis van vinyl was nooit ergens te bespeuren. En dat vinden wij net zo leuk. 

Wel edgy klonk ‘The House Carpenter’, een oude Schotse ballade. Op plaat speelt Clarence Ashley het, die kerel van ‘The House of the Rising Sun’, maar meer dan honderd jaar geleden trok hij in de VS ook al zingend rond om levenselixirs en andere bizarre middeltjes te verpatsen. Hij was eveneens een komiek, maar toen voorman Van Moorhem en co. eraan begonnen werd er niet gelachen. Ze noemden dat nummer ook ‘The Demon Lover’: zoiets bekt gemener en dat paste ook, want dat lied gaat over de duivel die bij een van zijn ex-minnaressen op visite gaat en die weer afpakt van haar man, de timmerman. Zenuwachtige trommels op de bühne onderstreepten het drama nog eens, en Weijters was ruw op zijn klavier.

Scheir en Ponsaers bleven die hele tijd cool, en de kopman bleek ook geen zebedeus. ‘Did you ever hear that coughin’ sound? / Means another poor boy is underground / Did you ever hear them church bells tone? / Means another poor boy is dead and gone / And my heart stopped beating and my hands turned cold / Now I believe what the Bible told / There’s just one last favor I’ll ask of you / See that my grave is kept clean’: door de diepe, dreigende keelgeluiden van Van Moorhem geloofden we even op Blind Lemon Jeffersons zerk te staan, maar die zachte oo-oohs stelden ons gerust. Tot ‘See That My Grave Is Kept Clean’ ontplofte zoals de altcountry van Sixteen Horsepower dat deed.

The Golden Glows in AB Brussel op 21032019 by Koen KeppensBeeld Koen Keppens

In de Nelstone’s Hawaiians ‘Fatal Flower Garden’ proefden stemmen niet enkel als kandij maar ook bitter, en uit een of ander apparaatje van Ecker pruttelde weer iets akeligs. Tussen de nummers deed hij meestal wel iets zoemen, maar wanneer hij dat niet deed, waren er soms iets te lange stiltes: jammer dat die de vaart er wat uithaalden. En raar maar waar: de drumsolo van Meulyzer deed dat ook. Maar ‘I Wish I Was A Mole In The Ground’ was fantastisch: dat appalachenfolknummer van Basom Lamar Lunsford is eigenlijk maar een slomerd, maar in Brussel was er geklap, dijengeklets, en aaawooohs, en die maakten dat oudje smokin’ hot ’n saucy

Tijdens ‘Judgement’ van Sister Mary Nelson klopten de twee vrouwen op een tamboerijn, en deden dat perfect synchroon met het geklap van de Golden Glows-spits. Ook mooi was hoe toen hun tenor, alt en sopraan zich innig in elkaar verstrengelden. En toen werd het donker, en er priemde maar één wit lampje door de zaal, maar wat kwam was de moeite. Opnieuw werd er hulde gebracht aan Clarence Ashley, maar ‘The Cuckoo’ brachten de drie vocalisten alleen en samen rond maar één statief. Straf! En sexy! En misschien ook wel mindblowing, maar helaas raakten die zes toch maar met één been in die finale. Maar het was fijn, en het is nog afwachten of Jeff Tweedy en Patti Smith wel verder zullen doorstoten.