Direct naar artikelinhoud
Woonbeleid

Vlaming blijft verliefd op een huis op de buiten, maar ‘de buiten is kapot’

De Belgische lintbebouwing.Beeld BELGAIMAGE

De Vlaming in zijn vrijstaande fermette is niet zomaar een cliché. Het is wel degelijk de droom van vele mensen, toont een studie van het Vlaams Agentschap Wonen. ‘Je mag niet lachen met de verkavelingsdroom van de Vlaming, maar je moet hem niet letterlijk waarmaken’, zegt Vlaams bouwmeester Leo Van Broeck.

De problemen die de Vlaamse ruimtelijke verrommeling met zich meebrengt, zijn bekend. Willen we de files en luchtvervuiling een halt toeroepen en kwalitatief, betaalbaar openbaar vervoer mogelijk maken, dan moet het anders. Maar dat wil niet zeggen dat de Vlaming ook veel zin heeft om zelf anders te gaan wonen. Een lage vrijstaande woning op het platteland blijft onze geliefkoosde thuis, concludeert een nieuwe studie van het Vlaams Agentschap Wonen waarover Knack bericht.

Die voorkeuren zijn hardnekkig, zo toont de studie. 78 procent van de respondenten kiest voor open of halfopen bebouwing. 35 procent wil op het platteland wonen, voor 32 procent is de rand van de stad de ideale locatie. Die cijfers liggen mijlenver van het woonbeleid waar Vlaanderen naartoe moet volgens Vlaams bouwmeester Leo Van Broeck: compacter, gemeenschappelijker, in stads- en dorpskernen. “Er spreekt een gigantisch individualisme uit: mensen willen in een fermette achter een schuur zitten met een gazon dat praktisch dood is. Je kan qua biodiversiteit net zo goed de straat groen verven.”

“Er is nog veel werk. Mensen kennen de problematiek blijkbaar nog altijd onvoldoende”, zegt Van Broeck. Hij nuanceert dan ook het belang van de studie. “Zulke enquêtes hebben weinig te maken met wat je dan moet doen. Vraag kleine kinderen wat ze willen eten, en het is alle dagen friet met Coca Cola. Het is je verantwoordelijkheid om te zeggen wat gezond is.” Bij woonbeleid is het net zo. “Je moet mensen niet altijd geven wat ze vragen, want ze kunnen niet verlangen naar wat ze niet kennen. We kunnen het niet veel slechter doen dan vandaag. Het kost ons gigantisch veel woonkwaliteit, en geld. We betalen ons blauw aan publieke infrastructuur.”

‘De buiten’ is kapot

Bovendien heersen er volgens Van Broeck talloze misverstanden die het debat bemoeilijken. Zo moeten we heus niet allemaal in een woontoren gaan zitten: we kunnen Vlaanderen al verdichten met rijwoningen met tuinen van 10 tot 15 meter. En die droom van een huis op de buiten dan? “De buiten is kapot, het platteland is al lang weggevaagd. Toscane heeft dat nog, wij niet.”

Als toekomstperspectief noemt de bouwmeester Het Wisselspoor, een woontoren vlakbij het station van Leuven waar je op iedere verdieping met je fiets tot aan de voordeur kan. Een gezinsvriendelijk bouwproject met daarin parken, gedeelde knutsellokalen, en zelfs gemeenschappelijke ruimtes om je fiets schoon te spuiten. “Het is een verticaal dorp, met alles dat je in een verkaveling kan. Compacter wonen hoeft dus echt niet minder leuk te zijn.”

“In die zin is de enquête goed: weten wat mensen verlangen, om dan alternatieven te ontwerpen die daar dicht bij aanleunen. Je mag niet lachen met de verkavelingsdroom van de Vlaming, maar je moet hem niet letterlijk waarmaken of je maakt de planeet kapot. Bovendien hebben de burgers onze verkavelingen niet mogelijk gemaakt, maar het beleid.”

Kleuters baas

De voorbije jaren groeide op het politieke niveau het besef dat er weer orde moet komen in de chaos van onze publieke ruimte. De betonstop moest het innemen van open ruimte een halt toe roepen, en de Vlaamse regering onderzocht een slimme kilometerheffing die autogebruik moet afraden. Beiden strandden zonder resultaat. “De politieke koudwatervrees is een enorm probleem. Het is om grijs haar van te krijgen. Als je het alleen maar hebt over draagvlak, ben je weer bij de frieten en cola. De kleuters zijn bij ons de baas in de keuken”, zegt Van Broeck. 

Het gebrek aan politieke moed maakt het nog moeilijker om de Vlaming te overtuigen van vernieuwing. Belgen zijn notoir honkvast: we maken gemiddeld slechts anderhalve verhuisbeweging per mensenleven – een flink stuk onder het Europees gemiddelde. Uit de studie van het Agentschap Wonen blijkt verder dat bijna 70 procent van de respondenten niet wil verhuizen voor een nieuwe job, ook al zou dat flink helpen in het ontwarren van onze mobiliteitsknoop. 

We houden niet van verandering, beaamt Van Broeck. Probeer maar eens een woonproject van de grond te krijgen. “Het inciviek egoïsme van burgers die projecten uit de buurt wegpesten is niet bij te houden. Ze klagen omdat ze er eerst woonden, omdat ze huilende kinderen in de buurt zullen krijgen, omdat hun uitzicht verpest wordt. Ruimtelijke ordening maakt het slechtste in de mens wakker.”