Bart Tommelein en Koen Geens in "Terzake".

Een Wetstraatfenomeen: Wat is de link tussen peilingen en de plotse ambities van Tommelein en Geens?

Politiek is een ploegsport. En toch wordt in de Wetstraat minstens even hard gekeken naar de persoonlijke scores van politici als naar de scores van de partijen: individuele carrières en de interne pikorde worden mee bepaald door dergelijke cijfers. En een ander Wetstraatfenomeen blijkt sterke invloed op die persoonlijke scores te hebben: de fameuze rapporten van krantenredacties. Het verklaart de plotse ambities van Bart Tommelein en Koen Geens. 

opinie
Wouter Verschelden
Wouter Verschelden is politiek journalist en uitgever van de nieuwssite Newsmonkey.be.

Het was een beetje aandoenlijke televisie: Bart Tommelein (Open VLD) en Koen Geens (CD&V) die "mochten" gaan wandelen met "Terzake"-boegbeeld Pieterjan De Smedt in het Warandepark tegenover het parlement. Die date, inclusief gesprek op een bankje aan de fontein, hadden ze te danken aan een erg goede persoonlijke score in de recente peilingen van VRT, De Standaard, RTBF en La Libre. 

Videospeler inladen...

Beiden maakten een forse sprong voorwaarts, Tommelein sprong van plaats 14 plots naar nummer 6 in de ranking, en Geens klom over z'n eigen voorzitter Wouter Beke (CD&V) van plek 14 naar een 9e plaats, in het kielzog van partijgenoot en afscheidnemend kopman Kris Peeters (CD&V).

Tommelein zat dankzij de lentezon op het bankje letterlijk en figuurlijk te glimmen van trots naast De Smedt. En ook Geens' lichaamstaal sprak een wat ingehouden, maar toch onverhulbare tevredenheid uit. Het moet bij een pak tegenstanders, maar evengoed partijgenoten, toch jaloezie opgewekt hebben. "Oh, je ergste rivalen zitten in je eigen partij, vergeet dat nooit", herinnerde een partijvoorzitter ons gisteren nog aan een harde wetmatigheid in de Wetstraat.

"Onrechtstreekse" peilingen

De rubriek "populairste politici" is bij de peilingen altijd een interessant, en niet onschuldig randfenomeen. Op zich werken peilingen wat "onrechtstreeks" in België, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland, waar een marktonderzoeker als Maurice de Hond telkens gewoon de geprojecteerde zetelverdeling geeft van de Nederlandse Tweede Kamer, eerder dan een percentage per partij. Of een Nate Silver, die in de VS een heel mediamerk gebouwd heeft rond voorspellingen over hoe het electoral college straks een nieuwe president kiest. Niet het percentage, maar het aantal zetels, doet ertoe.

De twee grote peilbureaus in België, Ipsos en TNS/Kantar, peilen niet per provinciale kieskring: dat is te duur. Ze werken met één steekproef voor heel Vlaanderen, één in Wallonië en eentje in Brussel met een iets grotere foutenmarge.

Dat levert vrij accurate percentages op per partij, maar dat is geen rechtstreekse manier om een verkiezingsuitslag te simuleren. Zetels worden immers in kieskringen per provincie verdeeld, en de scores verschillen behoorlijk per provincie. Die peilingen over heel België geven dus geen enkele zekerheid over hoe die zetels precies gaan vallen.

Een gerenommeerde politoloog als Pascal Delwit, professor aan de ULB, gooide gisteren op basis van die peilingen een zetelverdeling op Twitter. Een interessante oefening (de socialisten zijn plots volgens hem terug de grootste familie in de Kamer) maar hoe je op basis van die cijfers pakweg zetels gaat toewijzen in een kleine provincie als Luxemburg, of de scores gaat inschatten in "monsterprovincies" Antwerpen of Henegouwen, blijft een raadsel. Want wetenschappelijk kan het niet zijn: de mediamerken die de peiling betalen, wagen zich terecht niet aan een dergelijke oefening. 

De fameuze lijstjes

Naast die percentages stellen de peilers nog een vraag. Bij TNS is dat: "Voor welke politicus kan u zich  voorstellen te stemmen", waarbij een ranking ontstaat en de absolute top meestal tussen de 40 en maximum 50 procent scoort. Bij rivaal Ipsos is de vraag een tikje anders. Daar krijgen mensen per politicus de vraag "of ze willen dat hij of zij een belangrijke rol gaat spelen de komende maanden".

Dat levert hogere percentages op, maar dezelfde figuren domineerden de afgelopen jaren beide rankings. Zo maakte Bart De Wever (N-VA) nu z'n comeback bij TNS als populairste, nadat hij in december ook bij Ipsos al terug naar de tweede plek doorstootte. 

Net als bij de percentages per partij is dit een erg "onrechtstreekse" vorm van peilen: op geen enkele manier kunnen TNS of Ipsos inschattingen geven van wat het aantal voorkeurstemmen is dat De Wever mogelijk scoort, maar ook wat pakweg een Tommelein of Geens straks persoonlijk mogen hopen te halen op 26 mei.

Terwijl de politieke realiteit natuurlijk draait rond uiteindelijke voorkeurstemmen. Zo haalde Open VLD dankzij Maggie De Block in 2014 vermoedelijk nationaal een goede score. De campagne met de vleugels en Maggie sloeg aan. Maar dat is onmeetbaar. Wat quasi zeker is, is dat ze in Vlaams-Brabant haar partij een extra zetel schonk door haar persoonlijke goede score: je kan gewoon de voorkeurstemmen en het effect tellen.

En toch, ondanks het feit dat die populariteitslijstjes ver staan van de zetelverdeling in de Kamer, bepalen ze heel veel binnen een partij. Theo Francken werd "dankzij" de lijstjes het nieuwe godenkind van de N-VA, Hilde Crevits (CD&V) dankt haar rol als leading lady van de christendemocraten ook aan de bevestiging die de lijstjes telkens geven: zij en niemand anders is de populairste bij CD&V.

Het geeft meer "recht van spreken" op een partijbureau. Maar het is meer dan dat: wanneer er boegbeelden moeten gekozen worden in de campagne, toekomstige ministers aangeduid, of speerpunten in het partijprogramma bepaald, dan speelt die populariteit een grote rol om de pikorde te bepalen en knopen door te hakken.

De rapporten

Dat zowel Geens als Tommelein nu als een komeet opduiken aan het politieke firmament, heeft natuurlijk alles te maken met een ander fenomeen in de Wetstraat: de rapporten. Ook dat is een typisch "Belgisch" fenomeen in de journalistiek. Uiteraard beoordelen de media in elk land hun bestuurders en hun leiders. Maar het idee daar een cijfer op te plakken, als betreft het schoolkinderen, is iets specifiek van hier: de New York Times geeft geen A+, C- of F aan president Donald Trump en zijn team. 

Dat neemt niet weg dat de beoordelingen waarde hebben: het is en blijft een interessante journalistieke oefening om op het einde van de rit een doorlichting te doen. Maar tegelijk blijft het ook een erg "menselijke" inschatting, waarbij journalisten moeten werken met de erg partiële kennis die ze maar hebben over hoe het regeringswerk precies liep, en waarbij de persoonlijke voorkeur ook ongetwijfeld een rol speelt.

Is het bijvoorbeeld toeval dat de overgrote meerderheid van de MR-ministers een erbarmelijk score halen in het rapport van Le Soir, wetende dat die krant vijf jaar een bijzonder moeilijker relatie had met de centrumrechtse regering, en de Franstalige liberalen in het bijzonder? 

Hoe dan ook, de rapporten zijn niet onschuldig, ze hebben wel degelijk een politiek effect. Want door er een cijfer op te kleven, wordt het wel erg tastbaar hoe iemand zijn regeringswerk deed: zowel voor de "winnaars" als de "verliezers".

En kijk: de twee ministers die opvallend goed scoorden in de rapporten, Bart Tommelein (Open VLD) en Koen Geens (CD&V) vertaalden hun uitstekende cijfers bij De Standaard, Het Nieuwsblad en Le Soir in forse winst in de populariteitspoll.

Wie krijgt welke rol in het plot?

Meteen kunnen beiden wat rechter lopen, wat meer hun rol gaan opeisen in het plot. Tommelein liet er alvast geen gras over groeien. Zowel in "Terzake" als eerder op de dag in "Villa Politica" stak hij niet onder stoelen of banken dat hij straks opnieuw graag een nationale functie van belang opneemt. In januari verliet de Oostendenaar de Vlaamse regering om burgemeester te worden in zijn eigen stad. Maar hij mist de impact, de dynamiek, de aandacht ook, die hij in Brussel meemaakte.

Zonder veel schroom verklaarde Tommelein dat hij klaar staat om Gwendolyn Rutten (Open VLD) straks op te volgen als voorzitter, al verwoordde hij het wel best verstandig: "Als er een vacature voor het voorzitterschap vrijkomt, zal ik dat zeker overwegen."

Bij Koen Geens lag het er iets minder dik op. Maar in die zin was de vraag van "Terzake"-reporter De Smedt aan Geens "of hij graag premier zou worden van dit land" allerminst onschuldig (dat zijn de vragen van Desmedt overigens zelden). Want uiteraard worstelt CD&V met de vraag wie straks federaal als kandidaat-premier of boegbeeld moet worden uitgespeeld.

In 2014 schoof Kris Peeters zichzelf naar voren als de grote uitdager van De Wever, met een behoorlijk geslaagde campagne als gevolg. Peeters knokte zichzelf in de campagne, en deed de N-VA pijn op een zwakke flank: het harde sociaal-economische programma van De Wever en co op dat moment. Het waren pas het overlijden van Jean-Luc Dehaene, en later de aanslag op het Joods Museum, die twee keer de campagne stillegden en zo het momentum van Peeters wegnamen. 

De erfenis van het rentmeesterschap

Geens' goede score bij de rapporten bevestigde zijn imago als "goede, gedegen bestuurder", als iemand die het imago van CD&V, als de partij van het rentmeesterschap, het meest onderstreept. Hijzelf zet zich graag in die traditie van staatsmannen, zoals een Jean-Luc Dehaene, of een Herman Van Rompuy. 

En het is een publiek geheim dat hij ambitieus is. Toen hij in een gesprek met Het Laatste Nieuws onlangs de vraag kreeg of CD&V een kandidaat-premier had, antwoordde Geens dat er in zijn partij "drie à vier uitstekende kandidaten" zijn. Het deed een partijtopper bij CD&V de grap maken dat hij wist welke vier namen de minister van Justitie in gedachten had: "Geens, Geens, Geens en Geens". 

Maar of Geens nu de man is die CD&V in de campagne naar voor moet schuiven, na een belabberde peiling voor de partij en een uitstekende score voor zichzelf? Hijzelf was duidelijk: "Ik ben geen kandidaat-premier. Iemand die graag premier wordt van dit land, zit niet zo heel goed in z'n vel. Iemand die graag leeft, wordt niet graag premier." Maar op het antwoord van De Smedt, "dus u zal het niet worden?", corrigeerde Geens toch meteen veelbetekenend: "Dat heeft niemand gezegd, in dit land is alles mogelijk."

"Al die kandidaten voor het premierschap... Een beetje respectloos voor het instituut hier aan de overkant. Men vergeet dat het het paleis is, dat de premier benoemt", zo becommentarieert een partijvoorzitter het hele spelletje al lachend. En toch. Laat de minister van Justitie nu net daar misschien toch één streepje voor hebben: want wat deed de kabinetschef van de koning vóór hij op het paleis ging werken? Juist, kabinetschef bij... Koen Geens.

Olivier Vin - heymana.com

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen