© foto Joren De Weerdt

Onze columniste neemt zich na een plakkerige Pasen voor om nooit meer te kuisen: “Nooit meer!”

Gekrijs wanneer je na een lange dag eindelijk een campari hebt uitgeschonken of een gevecht in je recent geordende inloopkast: een gezin kan hectisch zijn. Bij Anneke (44) uit Pulle is dat niet anders. Samen met haar man Phille (46) en zonen Ricky (12) en Vinnie (7) probeert ze er elke dag het beste van te maken.

Ik had, voor de paasvakantie zich vrolijk en wel aankondigde, al wel gezien dat mijn plafond vol stofwebben hangt, er onder de zetel lege appelsapjes en een half afgeknauwd been liggen en de keukenvloer plakt als Pattex. Maar ik had de jaarlijkse lenteschoonmaak naar voor geschoven en in de paasvakantie zou er vast tijd voor zijn.

Maar in de eerste zeven dagen van die vakantie was mijn man ziek. Hij lag letterlijk te kermen onder fleecedekentjes en kreunde onophoudelijk dat hij nog nooit zo ziek was geweest. “Nog nooit, of het is toch al héél lang geleden.” Hij had een ontsteking van zijn bovenste luchtwegen, had de dokter gezegd en hem antibiotica voorgeschreven. Maar de ontsteking verspreidde zich eenmaal thuis razendsnel door het zieke frèle lijf van mijn man, want plots kreeg hij ook krampen in zijn kuiten, steken in zijn onderrug en barstende koppijn. “Sjoeke”, jammerde hij dan. Waarop ik al naar de keuken koerste en chagrijnig vroeg ‘wat moet je hebben’?

Een zieke man is het ergste dat er bestaat. U begrijpt dat ik het niet kon maken om in die omstandigheden te keer te gaan met een dweil en een schuurborstel – “sjoeke, hef eens even uw zere kuiten op?” of “kom eens helpen met het optillen van de kast” laat staan dat ik de stofzuiger op zuigkracht tien over de mat zou durven jagen. Mijn man zou dan letterlijk gestorven zijn.

Mijn man werd uiteindelijk beter en ging weer aan het werk, maar nog voor ik Mr. Proper vanonder de pompbak kon halen, werd ik zelf ziek. Een hele week heb ik liggen klagen, dat ik me zo slecht voelde, dat er niks op televisie te zien was, dat niemand in het gezin me begreep en zo. Maar vooral dat het zo vuil was in huis. Vanuit mijn horizontale positie had ik dingen zien kruipen over de mat en spinnen van het plafond zien vallen. Het was echt hoog tijd voor een grote kuis.

Van zodra ik me beter voelde, stoof ik naar de winkel om chocolade paaseieren en heel veel schoonmaakproducten te kopen. En met Pasen was het zover: na de traditionele ruzie met mijn wederhelft ’s ochtends vroeg in de tuin (“gij hebt weer veel te veel paaseieren gekocht hé”), de paaseierenzoektocht van mijn jongste zoon en het in gezinsverband bekijken van een paasfilm, Cars 3, ging ik mijn mama halen in Grobbendonk. Ze zou pistolets bij ons blijven eten en ’s avonds mee Chinees gaan afhalen. Ze zag eruit als om door een ringetje te halen. “Amai mama”, gaf ik een compliment. “Ge ziet er zo goed uit!” “Jaja”, antwoordde ze. “Op mijn paasbest hé.”

Toen we bij mij thuis arriveerden, volgde ze met stijgende verbazing hoe ik in de woonkamer alle stoelen, tafels en kasten aan de kant zette, de matten allemaal buiten kieperde en als een bezetene begon te schuren. “Zijde gij zot”, zei ze meermaals. “’t Is Pasen en het is dertig graden buiten. En gij staat hier te….”

Terwijl mijn man de tuin probeerde af te maken voor onze hond en mijn mama buiten de ene kruiswoordpuzzel na de andere invulde, stond ik binnen alles te geven wat ik had. Ik tackelde de woonkamer en de slaapkamer van de kinderen, poetste een paar ramen en dweilde de vloer de keuken, in de badkamer maakte ik schoon schip en ik stak wel vier wasmachines vuile was in.

Aan het einde van de dag was ik helemaal voldaan. “Schoenen uit! Niet met vieze handjes ergens aankomen!” waarschuwde ik de andere gezinsleden bij het binnen- en buitenlopen van onze woonst. Maar nadat ik mijn mama terug naar huis had gebracht, een rit die hooguit vijftien minuten duurt, moest ik al vaststellen dat er een slijkspoor door mijn huis liep, van deur tot deur ging het en het werd veroorzaakt door mijn man en zijn hond. “Ja zég”, snauwde hij toen ik er iets van zei. “Wat wil je doen? Een mat voor de deur leggen?”

Ondertussen was de hond bezig met het schoonlikken van de ruiten. Mijn pas gepoetste ruiten. Op de mat had hij een lederen voetbal uiteengereten, net als een kluit zand die hij van buiten mee naar binnen had gebracht en was beginnen oppeuzelen. Mijn kinderen leken argeloos in de zetel te hangen, maar toen ik ze naar bed had gejaagd, vond ik onder mijn lentefris ruikende sierkussens wikkels van chocoladerepen, platgeduwde paaseieren en lege blikjes appelsap en Aquarius.

Ik werd zot en heb me voorgenomen om niet meer te poetsen. Nooit meer. Maar dat zijn nu natuurlijk vijgen na Pasen.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Keuze van de Redactie

MEER OVER