Direct naar artikelinhoud
AchtergrondSri Lanka

Aanslagen Sri Lanka passen in trend van religieus geweld in Zuid-Azië

Een soldaat houdt in de Sri Lankaanse stad Negombo de wacht bij een groep priesters tijdens de uitvaart van een aantal slachtoffers van de paasaanslagen.Beeld Getty Images

De aanslagen in Sri Lanka zijn met inmiddels 253 doden een van de dodelijkste, maar zeker niet de eerste op religieuze en culturele minderheden in Zuid-Azië. De Sri Lankaanse politie heeft moskeeën in het land opgeroepen om vandaag af te zien van het wekelijkse gebed, uit vrees voor vergeldingsacties. Waarom neemt geweld tegen minderheden zo toe in de regio?

Vier dagen na de zelfmoordaanslagen op eerste paasdag op drie christelijke kerken en vier door westerse toeristen bezochte hotels in Sri Lanka is de balans van de aanslagen fors verlaagd tot 253 doden. Voorheen was sprake van 359 doden. Enkele verminkte lijken van slachtoffers zouden dubbel zijn geteld.

Inmiddels begint zich langzamerhand een beeld af te tekenen van de daders en hun motie­ven. De regering, die moest erkennen dat waarschuwingen voor ophanden zijnde aanslagen in de wind zijn geslagen, gaat ervan uit dat de daders lokale moslimextremisten zijn, mogelijk gesteund door Islamitische Staat (IS). Wellicht als vergelding voor de aanslagen op twee moskeeën in Christchurch, Nieuw-Zeeland, waar een rechtsradicaal in maart vijftig mensen doodschoot.

Zeven van de acht geïdentificeerde daders (zes mannen en een vrouw) waren volgens de autoriteiten goed opgeleid en afkomstig uit de hogere middenklasse. Enkelen zouden in het buitenland hebben gestudeerd, één zelfs rechten in het Verenigd Koninkrijk en Australië. Twee broers waren zoons van een rijke specerijenhandelaar uit Colombo. Dit past in het beeld. De 32 Sri Lankanen die afgelopen jaren naar Syrië afreisden om zich aan te sluiten bij IS, waren ook van goede komaf.

Voedingsbodem

Naar het motief voor de aanslagen blijft het vooralsnog gissen. Vanwaar deze uitbarsting van jihadistisch geweld in Sri Lanka? Het land van 22 miljoen overwegend boeddhistische inwoners heeft naast een hindoeïstische en een christelijke ook een moslimminderheid, maar geen traditie van islamitisch extremisme. Ook speelt Sri Lanka geen rol in de oorlog van het Westen met IS.

Een voedingsbodem voor sektarisch geweld is er wel. Niet alleen kampt Sri Lanka nog steeds met de naweeën van een burgeroorlog van 26 jaar tussen de Singalese meerderheid (boeddhisten) en de Tamil-minderheid (vooral hindoes en moslims). Ook staat de islamitische minderheid sinds de Tamil Tijgers in 2009 werden verslagen bloot aan straatgeweld van boeddhistische kant.

Dat straatgeweld lijkt te hebben bijgedragen aan een radicalisering van vooral jonge moslims, mede onder invloed van de wahabitische islam, een puriteinse leer die vanuit Saudi-Arabië overal in Zuid-Azië werd verbreid. Dat leidde tien jaar geleden al tot aanvallen op ‘ketterse’ soefi-heiligdommen in Sri Lanka.

Haatprediker

De link met de aanslagplegers van deze week lijkt haatprediker Zahran Hashmi (alias Mohammed Zahran), een Tamil uit de oostelijke kuststad Kattankudy die jarenlang via online-preken opriep tot het doden van ongelovigen. Hij zou volgens de regering de leider zijn van National Thawheed Jama’ath, een van de splinterpartijtjes (het andere heet Jammiyathul Millathu Ibrahim) waarmee de daders banden hadden. 

Zahran zou ook te zien zijn in de video die IS-persbureau Amaq dinsdag verspreidde, waarin gemaskerde personen onder zijn leiding trouw zwoeren aan IS-roerganger Abu Bakr al-Baghdadi.

Dat wil overigens niet zeggen dat IS ook achter de aanslagen zit. IS heeft ze met enige vertraging opgeëist, maar dat vormt met het filmpje het enige bewijs voor betrokkenheid van de club, die vaker ten onrechte ‘succesvolle’ aanslagen heeft geclaimd. Volgens analisten dragen het complexe karakter en de gekozen doelwitten (kerken, toeristenhotels) wel weer de handtekening van IS.

Toename

De paasaanslagen in Sri Lanka – onder de vlag van IS of niet – staan intussen allerminst op zichzelf. Overal in Zuid-Azië zien we de laatste jaren een toename van sektarisch geweld, van Afghanistan en Pakistan tot aan Indonesië en de Filipijnen, en daarbij gaat het lang niet altijd om islamitisch terrorisme. Het is wel vrijwel altijd geweld van een dominante religieuze en/of etnische meerderheid tegen bedreigde minderheden, en omgekeerd.

Toename
Beeld AFP

In Pakistan en Afghanistan is er het geweld van soennitische moslims tegen sjiieten, hindoes en christenen, met zelfmoordaanslagen en blasfemiezaken. In India nemen radicale hindoeknokploegen (‘cow protectors’) moslims, christenen en dalits op de korrel. In Bangladesh vallen radicale moslims hindoes, christenen en seculiere vrijdenkers aan, onder meer met hakmoorden. In Myanmar keren radicale boeddhisten (en het regeringsleger) zich tegen moslims (met name de Rohingya), hindoes en christenen.

Ook Zuidoost-Azië vertoont dit patroon. In Indonesië is er groeiend geweld vanuit een steeds radicalere islam tegen christenen, met campagnes tegen (vaak etnisch Chinese) politici en zelfmoordaanslagen op kerken zoals in Surabaya in 2018. In Thailand probeert de boeddhistische regering een islamitische opstand in het zuiden te onderdrukken. En in de katholieke Filipijnen pakt de regering een gediscrimineerde en separatistische moslimminderheid aan.

Overeenkomsten

Bij alle evidente verschillen tussen al deze landen zijn er ook overeenkomsten. Het zijn allemaal traditionele samenlevingen met een grote religieuze en culturele diversiteit, die een snelle modernisering doormaken. Latente conflicten tussen bevolkingsgroepen spelen op door snelle bevolkingsgroei, stagnerende welvaartsgroei en concurrentie om land en grondstoffen. Sterk verbeterd onderwijs levert generaties van (vooral) jonge mannen af voor wie te weinig banen zijn. Gebrek aan perspectief maakt hen vatbaar voor radicalisme.

Die explosieve cocktail wordt vaak nog extra opgestookt. Door regerende elites die in het kader van natievorming religieus en nationalistisch populisme prediken, zoals premier Modi in India en de generaals in Myanmar, en daarbij minderheden tot zondebok maken. En door extremistische buitenlandse partijen, zoals Al Qaida en tegenwoordig IS, dat na de nederlaag van het kalifaat in Syrië en Irak via sociale media en via terugkerende strijders zijn jihadistische strijd tegen de ‘kruisvaarders’ naar de periferie exporteert.

Christenen zijn in dit krachtenveld extra kwetsbaar. In veel landen (India, Pakistan, Myanmar, Sri Lanka, Indonesië) zijn zij, hoewel minieme minderheden zonder politieke macht, historisch verbonden met de koloniale machten van weleer. Dat maakt ze in de ogen van velen suspect, en die argwaan wordt nog extra geprikkeld door een als bedreigend ervaren evangelische missiedrang.