Direct naar artikelinhoud
Armoede

Experts over alarmerende cijfers: ‘Extra jobs halen armoede niet naar beneden’

Betoging in Brussel tegen de pensioenplannen.Beeld Tim Dirven

De jobs die de regering creëerde, gaan niet naar de zogenaamde jobloze gezinnen waar beide ouders geen werk hebben. Om die doelgroep aan het werk te krijgen, is veel meer nodig dan een jobaanbod, menen specialisten.

Sofie*, 34 jaar en mama van twee, probeert na een zware beroerte de draad weer op te pikken. Volgens de dokter kan ze geen fulltimejob aan in haar toestand. Maar deeltijds werken betekent minder inkomen, vooral omdat ze dan ook nog crèche moet betalen voor haar jongste dochtertje. De man van Sofie is na een verkeersongeval arbeidsongeschikt verklaard.

Het gezin van Sofie is wat experts noemen een ‘jobloos gezin’. Nieuwe Europese cijfers tonen aan dat één op de negen kinderen in ons land opgroeit in zo’n gezin. Vooral in Brussel en Wallonië ligt het aantal gezinnen waar geen van beide ouders een job heeft erg hoog. Het maakt ons Europees koploper. Ondanks het feit dat de centrumrechtse regering er de voorbije legislatuur een prioriteit van gemaakt heeft om jobs-jobs-jobs te creëren.

De realiteit is dat extra jobs creëren deze problematiek nooit kan oplossen, meent Ive Marx, econoom aan de UAntwerpen. “Dat weten en zeggen we al jaren. Elke ernstige onderzoeker zal u zeggen dat het zo niet werkt. Gewoon jobs creëren haalt de armoede niet naar beneden. Het is dan ook onwaarschijnlijk dom geweest van de politiek om heroïsche armoededoelstellingen te formuleren en dan te zeggen dat we er met extra jobs zullen geraken.”

Opschuivende armoedelijn

Die nieuwe banen komen niet terecht bij jobloze gezinnen. Of beter gezegd: de joblozen komen niet in die nieuwe banen. Daarvoor is hun problematiek vaak te complex. De nieuwe banen komen wel bij gezinnen waar al iemand werkt en waar er dan een tweede of derde inkomen bijkomt. Marx: “Die gezinnen gaan erop vooruit, maar dat heeft het zij-effect dat armoede toeneemt. Want als die gezinnen erop vooruitgaan, gaat de levensstandaard omhoog en schuift ook de armoedelijn mee op. Waardoor je dus net een toename van het aantal armen krijgt.”

Bovendien vormen mensen die op zoek zijn naar een job maar een klein deeltje binnen de jobloze gezinnen, weet professor arbeidseconomie Stijn Baert (UGent). “Het is zoals bij een ijsschots: we staren ons blind op het topje boven water, namelijk de werklozen. Maar van de mensen zonder job tussen 20 en 64 jaar is slechts 4 procent (van deze groep van 30 procent, red.) op zoek naar een job. De andere 26 procent zijn inactieven: mensen die geen baan hebben en er ook geen zoeken dus. Dat zijn ontmoedigde werklozen, bruggepensioneerden, gepensioneerden, langdurig zieken, mensen die arbeidsongeschikt verklaard zijn. Dat is de latente ijsmassa aan inactieven onder de ijsschots. Daar moeten we op focussen.”

Een man heeft een gesprek bij de VDAB, nabij Brussel.Beeld Photo News

Vraag is ook of die inactieven nog geactiveerd kunnen worden. Aangezien er voor de statistieken gekeken wordt naar de leeftijdsrange 20-64 jaar, zitten in de Belgische cijfers ook de gepensioneerden en de bruggepensioneerden. Groepen die zoals gekend bij ons groter zijn dan in het buitenland.

Ook bij de andere inactieven is activatie vaak makkelijker gezegd dan gedaan. Voor Sofie is het alvast duidelijk: gaan werken betekent in haar geval financieel snijden in eigen vel. “Ik heb het bekeken met mijn begeleider van het OCMW, want er bestaan een aantal stelsels die mensen als ik moeten ondersteunen. Haar conclusie was toch dat het voor mij voordeliger was om niet te gaan werken. Hopelijk kan ik dat ooit weer wel, als mijn gezondheid blijft verbeteren.”

Mensen als Sofie zijn inderdaad niets met extra gecreëerde jobs, stelt ook professor Marx. “Iemand die nu een leefloon heeft en die krijgt een voltijdse job aangeboden aan het minimumloon, die gaat er substantieel op vooruit. Maar dat is het bestcasescenario. Het gaat in realiteit vaak om tijdelijke jobs en deeltijdse jobs. Dan moeten er duidelijke incentives zijn om die mensen toch naar het arbeidscircuit te krijgen. Over die incentives en over wie we waarmee kunnen helpen, daar weten we op dit moment nog veel te weinig over.”

Verkiezingsslogans

Volgens Marx is de problematiek van de jobloze gezinnen te complex om te reduceren tot één factor en geraken we er niet met verkiezingsslogans als ‘beperk de werkloosheidsuitkering in duur’ of ‘een verplichte gemeenschapsdienst voor langdurig werklozen’. 

“Wat wel nodig is, is dat de verschillende ministers die bevoegd zijn voor pakweg leeflonen, werkloosheidsuitkeringen, langdurige arbeidsongeschiktheid, pensioenen en vervroegde uittreding samenzitten om de situatie globaal aan te pakken.”

Stijn Baert gaat nog een stap verder en pleit voor één centrale arbeidsmarktregisseur, die alle niet-werkenden onder zijn hoede krijgt en ook monitort. Want nu gebeurt dat te veel versnippert. “De activering van werklozen gebeurt in Vlaanderen door de VDAB. Het monitoren van andere inactieven hangt dan weer af van het ambitieniveau van de gemeentelijke OCMW’s. Dus zeg ik: maak één instantie verantwoordelijk voor alles.”

Dan zouden we volgens Baert ook een zicht kunnen krijgen op hoeveel procent van de inactieven nog geactiveerd kunnen worden. Nu hebben we daar te weinig zicht op omdat de cijfers verspreid zitten over verschillende instellingen. “Pas dan kunnen het probleem echt in kaart brengen.”