Direct naar artikelinhoud
NV België doorgelicht

‘Het is een illusie te denken dat je kunt besparen zonder mensen financieel pijn te doen’

Begrotingsminister Sophie Wilmès (MR), premier Charles Michel (MR) en financiënminister Johan Van Overtveldt (N-VA). Wim Moesen: ‘We hadden de voorbije jaren een minister van Financiën en een minister van Begroting. Dat is niet normaal. In alle mature industrielanden is dat dezelfde persoon.’Beeld BELGA

Wie in dit land structureel wil besparen, staat voor een huzarenstukje. Een taxshift naar groene belastingen en belastingen op vermogen dringen zich op, zegt econoom Wim Moesen. 

Sociale bescherming, gezondheidszorg en economische uitgaven – zoals loonsubsidies – vormen de drie grootste uitgavenposten van de overheid. Toch is besparen niet zonder meer eenvoudig, bleek uit de vorige delen in deze reeks. “We hebben een zeer genereuze welvaartsstaat, en daarvoor betalen we”, vatte hoogleraar publieke financiën André Decoster (KU Leuven) het samen. Is structureel besparen dan zo goed als onhaalbaar?

Een vaak gehoord pleidooi is om te knippen in het staatsapparaat zelf. Niet onterecht, want met zijn ingewikkelde bevoegdheidsverdeling en vele bestuursniveaus is in ons land een overheid uitgebouwd die allesbehalve slank te noemen valt. België geeft in vergelijking met andere landen veel geld uit aan wetgevende en uitvoerende organen en de fiscale, financiële en buitenlandse zaken, zegt econoom Andreas Tirez.

‘Het is een illusie te denken dat je kunt besparen zonder mensen financieel pijn te doen’
Beeld grafiek dm / oeso

“Onze staatsstructuur is dus wel degelijk duur. Als België verhoudingsgewijs evenveel zou spenderen als Duitsland, zouden we bijna één miljard kunnen besparen”, zegt Tirez. Die winst is vanzelfsprekend welgekomen, maar ze is ook onvoldoende: de mogelijke besparing komt neer op zo’n 0,2 procent van het bbp, terwijl de verwachte stijgingen in pensioenen en gezondheidszorg op 3 procent van het bbp worden geschat. Tirez: “Een efficiëntere overheid levert dus zeker iets op, maar is ook geen panacee om de pensioenen en de gezondheidszorg betaalbaar te houden.”

Schuldgraad

Een andere voor de hand liggende sanering is het afbouwen van de overheidsschuld. Verwacht wordt dat de Belgische schuldgraad dit jaar nipt onder de 100 procent van het bbp duikt. Anders gezegd: de Belgische schulden zijn vrijwel gelijk aan de totale waarde van goederen en diensten die in één jaar in ons land geproduceerd worden. Schulden kosten geld: er moet immers rente op betaald worden. Hoe meer schulden, hoe meer de overheid daar dus voor moet betalen.

“Maar op dit ogenblik is de rentefactuur eigenlijk relatief laag”, zegt Wim Moesen, professor emeritus openbare financiën aan de KU Leuven. Dat is in het verleden anders geweest. Halfweg de jaren 90 torste ons land zo’n zware schuld dat de jaarlijkse kost daarvan opliep tot 9 procent van het bbp. Na saneringen door de regeringen van Jean-Luc Dehaene en Guy Verhofstadt ging de rentekost flink aan het dalen. Sinds de financiële crisis houdt de Europese Centrale Bank de rente dan weer laag, waardoor de factuur verder kromp. Het heeft als gevolg dat de overheidsschuld op dit moment geen groot gevaar inhoudt, en dat een schuldafbouw geen astronomische winst in de rentebetaling zal opleveren.

Kleinere bouwstenen

Wil ons land de uitgaven beteugelen zonder aan de grote pijlers van onze samenleving te raken, dan moeten we de kleinere bouwstenen durven viseren, concludeert Tirez: defensie, veiligheid, leefmilieu, wonen, recreatie, cultuur en religie. Ook dat is niet eenvoudig, want in een vergelijking met zeven andere Europese landen is duidelijk dat België hier niet boven zijn stand leeft.

Als er al opmerkelijke verschillen zijn, dan is het wel dat België weinig uitgeeft aan defensie. Te weinig zelfs: de NAVO-landen hebben gezamenlijk afgesproken 2 procent van het bbp te besteden aan landsverdediging. In ons land is dat minder dan de helft. “Het is dus maar een kwestie van tijd vooraleer België zijn overheidsuitgaven zal moeten opdrijven.”

Kleinere bouwstenen
Beeld grafiek dm / oeso

“De besparingen zullen moeten komen op een veelheid van kleinere posten.” Niet in grote happen, maar met telkens een paar tienden van een procent van het bbp. Tirez ziet mogelijkheden in de overheidssubsidies voor cultuur, een pot van zo’n 2 miljard. De financiering daarvan moet meer aan de privésector overgelaten worden, klinkt het. Ook de subsidies voor religie kunnen wat hem betreft teruggeschroefd worden. “Door op de vele deeldomeinen de uitgaven te verminderen, zal de overheid zich beter kunnen concentreren op haar echte kerntaken. Daar behoren sociale bescherming en gezondheidszorg zeker toe.”

Moesen-norm

Weten waar je wil besparen is iets anders dan het ook doen, waarschuwt Wim Moesen dan weer. De theorie botst in ons land op een politieke praktijk die te veel gericht is op de partijbelangen. “Onze manier van werken, onze methode om tot besparingen te komen, zit niet goed. We hadden de voorbije jaren een minister van Financiën en een minister van Begroting. Dat is niet normaal. In alle mature industrielanden is dat dezelfde persoon.”

Moesens bekendste standpunt is de Moesen-norm, waarbij de overheidsuitgaven jaar na jaar niet meer mogen stijgen dan de inflatie. De facto worden de uitgaven als geheel daardoor bevroren. Wil de overheid extra middelen inzetten op één domein, dan moet ze elders besparen. Enkel met zo’n strak keurslijf zullen de beleidsmakers de druk op de ketel voelen, redeneert Moesen. “Het is een soort motiveringsmiddel. Je mag prioriteiten hebben en investeren in bepaalde posten, maar ieder jaar zal je enkele beleidsdomeinen ook heel kritisch moeten bekijken en op de schop nemen.”

Moesen-norm
Beeld grafiek dm / oeso

De saneringen die daaruit ontstaan, hoeven onze sociale welvaartsstaat niet af te breken. “Het is een illusie te menen dat je besparingen kan doen zonder mensen of groepen financieel pijn te doen.” Maar dat wil niet zeggen dat bepaalde groepen niet een prik kunnen verdragen. “Onze belastingen zitten vol particuliere voordelen en zijn daardoor niet meer rechtvaardig. We moeten die pockets of privilege, de plaatsen waar het beleg te dik op de boterham ligt, opsporen. Daar valt nog veel af te schrapen.”

Verdere taxshift

De econoom ziet vooral heil in een verdere taxshift. Inkomen uit vermogen moet zwaarder belast worden, en er is nog veel marge voor groene belastingen zoals rekeningrijden. Dat creëert een domino-effect: de lasten op arbeid kunnen omlaag, waardoor werkenden meer nettoloon overhouden. Dat motiveert werklozen om een baan te zoeken, waardoor tegelijk meer mensen bijdragen aan de staatskas en minder mensen een uitkering nodig hebben.

Essentieel is uiteindelijk dat er duidelijke keuzes gemaakt worden, besluit Tirez. Geen kaasschaaf door de uitgaven, maar wel een helder debat over wat de overheid wil doen. “Op sommige domeinen zullen de kosten omhoog moeten. Ik zou het bijvoorbeeld onbegrijpelijk vinden dat we rijker worden maar wel besparen op gezondheidszorg. Maar we gaan dus wel moeten kiezen, en daarover wordt in campagnetijd gezwegen.” 

Tirez verwijst naar de berekeningen van het Planbureau: bij geen enkele partij ligt er een begrotingsevenwicht in het verschiet.  “Ik begrijp dat partijen daar liever niet over praten voor de verkiezingen, maar of we dat moeten aanvaarden is iets anders.”