Direct naar artikelinhoud
InterviewFamilieklap

Omer en Angelique Van Ombergen: ‘Wij stammen af van gewoon volk, hè’

Topwetenschapper Angelique Van Ombergen en haar grootvader Omer.Beeld Bob Van Mol

Hij is 78 jaar, ex-paracommando en ­voetballiefhebber. Zij is 29 jaar en als ­topwetenschapper verbonden aan het ­Europees Ruimtevaartagentschap ESA. Omer en Angelique Van Ombergen, ­grootvader en kleindochter.

OMER

“Ik zat daar en ik begreep er niets van. Eind 2017 was dat, toen Angelique haar doctoraat verdedigde. Ik wist dat haar onderzoek ging over de invloed van de ruimte op de hersenen van astronauten, maar toen die vijf proffen haar in het Engels ondervroegen dacht ik bij mezelf: zie mij hier zitten, in Antwerpen, tussen al die wetenschappers, en ik begrijp geen woord van wat ze zeggen. (lacht) Dat was niet anders toen ze nadien ook prijzen en titels binnenhaalde (Angelique won in 2018 de Vlaamse PhD Cup en werd recent door zakenblad ‘Forbes’ opgenomen in ‘30 under 30’, een ranglijst van jonge, veelbelovende Europese wetenschappers, red.).”

“En wij stammen af van gewoon volk, hè. Aan grootmoeders kant stonden ze met charcuterie op de markt, mijn eigen vader was schoenlapper en na een tijd als paracommando in Congo, in het jaar 1960, jawel, heb ik mijn hele leven in de fabriek van Agfa-Gevaert in Mortsel gewerkt. Quasi altijd in het donker maakte ik filmrollen voor cinema’s. Dat was mijn leven: eerst de fabriek in als tiener, nadien als para in Ruanda-Urundi (het latere Rwanda en Burundi, red.) en Congo om Belgen over te brengen die na de onafhankelijkheid snel weg wilden, om dan weer in de fabriek te eindigen en daar tot mijn 58ste te blijven.”

“Altijd heb ik tegen mijn kleindochter gezegd: ‘Angelique, ge zult in uw leven vaak meemaken dat mensen van betere komaf de voorkeur op u krijgen. Omdat ge van niks voortkomt.’ Hoewel ze vanaf haar tiende bij mij inwoonde, was onze band lang afstandelijk. Haar grootmoeder, mijn vrouw dus, heeft haar opgevoed. Ik niet. Ik was er, maar ook weer niet. De vader en moeder van Angelique, onder wie dus mijn zoon, gingen door een echtscheiding, wat zorgde voor een onstabiele omgeving. Toen Angelique 10 was, werd ze bij ons geplaatst en waren mijn vrouw en ik niet alleen haar grootouders, maar officieel ook haar pleegouders.”

“Mijn band met haar was niet uitgesproken sterk omdat vooral mijn vrouw zich over haar ontfermde en haar al te fel in de watten legde, het moet gezegd. Ze reisden naar Sicilië om de Etna te bekijken, gingen naar Disneyland in Parijs en zelfs naar Disney World in Florida. Toen mijn vrouw vijf jaar geleden stierf na een langdurige ziekte, is onze band wel veranderd. We kwamen, misschien noodgedwongen, dichter bij elkaar. Wellicht ben ik sindsdien ook zachter geworden. Nu durf ik ook te zeggen dat ik trots op haar ben, dat het fantastisch is wat zij realiseert. Angelique werkt nu bij de Europese Ruimtevaartorganisatie in Nederland, dat is toch ongelooflijk? Lange tijd uitte ik die fierheid niet. Misschien heeft mijn komaf daar mee te maken: voetjes op de grond, niet overdrijven, niet naast je schoenen lopen. Als ik op donderdag een pintje ga drinken met een paar oude coryfeeën van voetbalclub SK Beveren – Robert Rogiers en Freddy Buyl onder anderen – dan zeggen die bij het afrekenen aan de toog: ‘Laat Omer dat maar uitrekenen. Die heeft zijn kleindochter leren rekenen en zie waar die nu mee bezig is.’ Eigenlijk is dat wel schoon, hè?”

Samen in de voormalige slaapkamer van Angelique, die ongewijzigd bleef.Beeld Bob Van Mol

ANGELIQUE

“Ik heb me als kind lang alleen gevoeld en vond mijn plek niet in deze wereld. Mijn jeugd zal daar veel mee te maken hebben. Ik heb wel echt een goede band met mijn moeder, maar mijn vader zie ik zelden. De emotionele moeilijkheden als tiener uitten zich ook in rebellie. Natuurlijk heb ik geregeld ruzie gemaakt met mijn grootvader. Dat zal wel eigen zijn aan de puberteit, aan het generatieverschil ook, zeker als je plots samenwoont met mensen die vijftig jaar ouder zijn. Ik had veel angsten, sliep lange tijd bij mijn grootouders op de kamer en aangezien ik geen aanleg had voor sport, of zingen of tekenen, vond ik soms moeilijk aansluiting bij leeftijdgenoten.”

“Natuurlijk stelde ik me vragen bij mijn situatie, maar veel antwoorden waren er toen niet. Die antwoorden vond ik wel in de wetenschap. Op school kon ik me wel tonen, kon ik me ook uitleven in bio­logie, chemie en fysica. In de exacte wetenschappen streef je naar één juist antwoord en dat boeide mij van jongs af. Zeker toen mijn oom op een rommelmarkt ooit een resem magazines van National Geographic vond en die bij mijn grootouders dropte. Fantastisch was dat.”

“Ik vroeg mijn grootvader ook telkens om rekensommetjes en vraagstukken te bedenken. Hoe dieper ik groef in de wetenschappelijke vakken, hoe meer mijn interesse groeide en hoe beter ik er in werd. Ik werd ook gecomplimenteerd om mijn hoge scores, en bij gebrek aan zang- of sporttalent deed dat deugd.” (lacht)

“Tegelijk zorgde dat ook voor faalangst bij examens: ga ik het wel kunnen? Ben ik wel slim genoeg? Die faalangst heb ik nu veel beter onder controle, maar toen ik vorig jaar een kinderboek uitgaf over het menselijke brein, vroeg ik me een week na publicatie toch nog altijd af of het wel goed genoeg was. Dat zal niet anders zijn als Reis naar de sterren, het volgende boek, uitkomt. Maar die onzekerheid houdt me juist scherp.”

“Aan de unief ben ik dan helemaal opengebloeid. Daar had ik mijn eigen stekje op kot, kon ik me uitleven op studievlak en leerde ik ook mijn vrouw kennen. Het is fantastisch wat er sindsdien allemaal is gebeurd. En ook al is het heel moeilijk uit te leggen wat ik precies doe bij het ESA, het doet me wel deugd dat mijn grootvader zonet zei dat hij trots is. Het is de eerste keer dat hij dat zo openlijk zegt. Als hij nu ook nog een poging waagt om mijn kinderboeken te lezen, dan is de cirkel bijna rond.” (lacht)

Angelique Van Ombergen en Stijn Ilsen, Reis naar de sterren, Lannoo, 120 p., 22,50 euro. Vanaf 7/5 verkrijgbaar.