Direct naar artikelinhoud
Biënnale van Venetië

Belgen op de Biënnale: Marc Didden over de ‘geniale brol’ van Jos de Gruyter en Harald Thys

‘Mondo Cane’ van Jos de Gruyter en Harald Thys in het Belgische paviljoen in Venetië.Beeld AFP

Tijdens de 58ste Biënnale voor Hedendaagse Kunst in Venetië, die morgen start, zal er in het Belgische paviljoen wel wat te lachen vallen. Niet dat Jos de Gruyter en Harald Thys geen serieuze kunstenaars zijn, integendeel, maar (in hun eigen woorden) ze ‘verzanden altijd weer in een grap’. Voor ze de Dogestad overnemen met geveinsde knulligheid en freaky Bokrijk-romantiek, voelt Marc Didden hen aan de 3D-geprinte tand.

“Op de dag dat Venetië onder water verdwijnt zullen alle leeuwen van de stad opstijgen als een dodelijk eskader, nog één keer vliegen ze rond de Campanile met het geluid van honderd bommenwerpers, en verdwijnen dan over de lagune als een machtige zonsverduistering en laten de zinkende stad alleen.”

Iedereen heeft wel wat te melden over de Dogestad. Ook ik. Maar denk nu niet dat ik het bovenstaande schuingedrukte citaat zomaar uit mijn omvangrijke nek sla. Ik haal het integraal van de achterflap van een fraaie pocket die ik me daarnet aanschafte voor een billijke prijs.

Het boekwerk heet voluit Venetië: de leeuw, de stad en het water en de auteur ervan is de nu 86-jarige Hagenees en vooral wereldburger Cees Noteboom.

Ik neem me voor zijn verhaal in stukjes te consumeren de volgende keer dat ik zelf naar het Brugge van het Zuiden trek. En ik neem me tegelijk ook maar voor dat die volgende keer binnenkort zal zijn, om er tijdens de 58-ste Biënnale van de Hedendaagse Kunst naar de befaamde Giardini Pubblici te trekken, aan het oostelijke uiteinde van de wijk Castello, om daar in het paviljoen genaamd Belgio naar het werk te gaan kijken dat Mondo Cane heet en dat er opgezet wordt door mijn stadsgenoten Jos de Gruyter en Harald Thys.

Mondo Cane is ook de titel van een Italiaanse documentaire die me in mijn jonge jaren redelijk fel beroerde. Hij stamt uit 1962 en werd geregisseerd door de heren Paolo Cavara en Gualtiero Jacopetti, ook al een kunstenaarsduo. Ik herinner me vooral dat ik de film niet helemaal uitgekeken heb omdat ik tijdens de projectie misselijk werd en dus wellicht ook toen al bang was van geweld, sensatie en allerhande vormen van schoktherapie.

Dat De Gruyter en Thys die film ook kennen, verbaast me niet. Ze waren midden jaren 80 allebei tenslotte ooit filmstudenten aan Sint-Lukas in Schaarbeek. Ik was zelfs even hun schoolmeester. Ik wil daar alleen over zeggen dat ze mij opvielen in de zeer goede zin van dat werkwoord.

Jos de Gruyter: “Toen ik in 1986 film ging studeren, was dat ook omdat ik dacht dat ik later films ging maken. Verhalen vertellen dus. Aan de hand van beelden en woorden. En dat is eigenlijk wat ik nog altijd doe, samen met Harald. Ik heb een goede herinnering aan onze eerste film samen, Wimper, een verhaal dat in Zwitserland speelde. Hoe we daarnaartoe reden in een gammele auto, hoe we die mensen in zo’n bergdorp overvielen met onze plannen. Dat vind ik nog steeds ontroerend. En romantisch.”

Harald Thys: “Ik ben film gaan studeren omdat ik een soort vuiligheid miste in architectuur en autodesign, twee dingen die ik ook heel graag had willen doen. Maar de film Händler der vier Jahreszeiten van R. W. Fassbinder was voor mij een ware openbaring. En Wenders natuurlijk. Zijn Die Angst des Tormanns beim Elfmeter maakte een zeer sterke indruk. Vandaar misschien mijn obsessie met de monstering van getormenteerde hoofden. Jos en ik hadden, voor we elkaar ontmoetten, dezelfde films gezien. En op school bekeken we alle video’s van alle Fassbinders. De wereld van de ‘professionele cinema’ , die redelijk macho en primitief was, lokte ons dan weer helemaal niet.”

Harald Thys en Jos de Gruyter.Beeld RV Margaux Nieto

Bekroonde brol

Het Belgische paviljoen op de Biënnale van Venetië is niet alleen het oudste in de hele Giardini, het is ook buiten alle kijf het allermooiste. Het eerder kleine gebouw, dat daar reeds in 1907 door de Brusselse architect Léon Sneyers werd neergezet, blijft me om de twee jaar verbazen. Dat heeft te maken met de heldere ‘ziel’ die Sneyers in het paviljoen heeft geblazen. Het ‘open’ dak dat hij ter beschikking stelt van de tentoonstellende kunstenaars, die als ze dat willen hun werken kunnen laten beschijnen door het heerlijke, unieke Venetiaanse licht. Dat is een soort licht dat alleen gekend is door mensen die ooit, en liefst langdurig, de fabelachtige stad in de lagune bezocht hebben. Als u dat straks ook wil doen, kost dat tenminste 3 euro – het tolgeld waarmee Venetië de steeds maar aangroeiende horden barbaren wil buitenhouden.

Het paviljoen waarop zo mooi het woord ‘Belgio’ in de gevelsteen is gehouwen, slaagt er ondanks zijn leeftijd altijd weer in mij en de andere biënnalebezoekers blij te verrassen met hoe kunstenaars van deze kruisvormige structuur telkens de ideale plek kunnen maken om er hun werk te tonen aan een wereldpubliek.

Dirk Braeckman, Berlinde De Bruyckere, Thierry De Cordier, Guillaume Bijl: zij en hun wonderlijke werken voelden zich er meteen thuis. Net zoals Jos de Gruyter en Harald Thys daar straks thuis zullen zijn.

Jos Wie en Harald Wat? Dat zal u denken als u de wereld van de hedendaagse beeldende kunsten niet of slechts vanaf een verre afstand volgt. Als u toch enige interesse hebt in onze aan de gang zijnde beschaving, dan kent u hen waarschijnlijk wel. Jos De Gruyter (°1965, Geel) en Harald Thys (°1966, Wilrijk) timmeren namelijk al sedert de helft van de jaren 80 van de vorige eeuw aan een internationaal zeer gewaardeerd en vaak bekroond oeuvre. Wat voor kunst ze maken is niet zomaar onder één noemer te vangen. Soms zijn het films, dan weer video’s, foto’s, tekeningen of installaties of assemblages. Of wat men in kringen van gewone mensen weleens durft omschrijven als ‘brol’.

Die brol kan soms zeer aanstekelijk en ontroerend werken. Toen ik een jaar of zeven geleden per ongeluk een statig bankgebouw in het centrum van Porto binnenliep om er een cheque te verzilveren, stond ik er plotseling oog in oog met een gigantisch aantal alledaagse en soms wat verlepte voorwerpen die samen tentoongesteld worden onder de roepnaam Objetos como Amigos. In gewoon Nederlands betekent dat niets anders dan ‘objecten als vrienden’.

Een uitstekende titel overigens, omdat ik tijdens mijn langdurig bankbezoek wel voelde dat Jos & Harald met elk van die items een soort relatie onderhouden, en er iets mee hebben dat we voor een keer ook gewoon liefde kunnen noemen.

De Gruyter: “Dat klopt ook wel. Wie niet goed kijkt, kan misschien het gevoel hebben dat wij in zo’n installatie lukraak wat rommel bij elkaar vegen, maar de waarheid is dat Harald en ik op onze zoektocht naar die objets trouvés heel zorgvuldig te werk gaan. We rijden dan bijvoorbeeld het hele land door en stoppen bij iedere kringloopwinkel, en zoeken daar dingen uit die binnen ons werk passen. We merken dan ook dat de mensen uit Limburg andere dingen naar de kringloopwinkel brengen dan die uit de Westhoek. Wat wij doen kan soms knullig lijken, maar is dat zeker niet.”

‘Knullig’ is een woord dat ik in verband met het werk van De Gruyter en Thys nooit zou gebruiken. Integendeel, het is vaak echt doordacht, goed voorbereid, met zorg in elkaar gezet. En het is niet wereldvreemd, zoals ik een kenner die er niets van kent hoorde zeggen, maar integendeel erg verbonden met wat er vandaag op deze planeet gebeurt. Ook al zijn zij weinig verbale kunstenaars – zelfs in hun boeken en andere publicaties staan opvallend weinig woorden – toch kunnen zij als dat gevraagd wordt perfect formuleren waar ze mee bezig zijn. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de intentieverklaring voor het volumineuze werk Mondo Cane, waarmee zij het vermaarde Belgische paviljoen in Venetië zullen vullen tussen 11 mei en 24 november eerstkomend, op vraag van hun curator Anne-Claire Schmitz, directrice van de merkwaardige Brusselse kunst- en architectuurtempel La Loge/De Loge. U moet die tekst maar eens opzoeken.

Ik zeg tegen Jos dat ik hem alvast graag gelezen heb, maar vraag toch maar gewoon wat we straks kunnen verwachten wanneer wij ons naar Venetië begeven en daar hun Mondo Cane binnenstappen.

Bekroonde brol
Beeld RV Nick Ash

Romantiek

Jos de Gruyter klapt zijn laptop open en geeft me een schuine inkijk in de plannen die hij en zijn kunstbroeder gesmeed hebben. Ik zie meteen met welk vernuft dat Belgische paviljoen ingenomen werd. Ik merk hoe ze in de centrale kamer van het gebouw een soort van folkloremuseum gaan maken waar een twintigtal geautomatiseerde poppen op repetitieve wijze allerlei oude ambachten gaan uitvoeren. Denk aan pottenbakken, denk aan spinnen, denk aan schoenmaken.

Maar denk ook maar gauw iets anders wanneer u in de laterale ruimtes van het paviljoen een hondse wereld zal gadeslaan waar allerhande schurken, dieven, kunstenaars en andere marginalen achter de tralies zijn beland. Of denk, zoals de persmededeling zegt, aan iets “tussen een Wereldtentoonstelling, Bokrijk en een freakshow”.

Harald Thys: “De werkwijze met poppen is eigenlijk niet zo anders dan werken met echte acteurs. Jos en ik projecteren altijd een aantal eigenschappen op onze subjecten die ze dan heel mathematisch uitvoeren. Er is geen inleving vereist.”

Jos de Gruyter: “Wat ons zeker geïnspireerd heeft voor Mondo Cane zijn die kleine provinciale musea die je in zowat elke Franse streek aantreft als je even de autostrade verlaat. Er staan altijd wat stoffige poppen die dankzij een wat stroeve mechaniek de ambachten van de streek en dus ook de betrokken ambachtstlui tot leven moeten brengen. Het heeft altijd iets triests, maar ook wel iets romantisch.”

‘Romantisch’ is een begrip dat wel meer valt in dit verhaal, en in menige zin waarin ook het woord ‘Venetië’ voorkomt. Venetië is, ondanks de last van een nooit aflatende stroom dagjesmensen, warempel nog steeds ‘romantisch’.

En de Giardini zijn dat zeker. En het paviljoen genaamd Belgio eveneens.

Jos de Gruyter: “Ja, dat klopt. Ik vind ‘romantisch’ ook geen vies woord. En wat zeker romantisch te noemen was, is de manier waarop onze poppen van op het vasteland naar de eigenlijke Biënnale vervoerd werden. Heel ons werk in een konvooi van kleine bootjes geladen, en dan dwars door Venetië varen, dat vond ik wel iets hebben.”

Op Jos’ laptop zien we ondertussen hoe nauwkeurig hij en Harald de expo hebben voorbereid. Hoe zij, ver van de stunteligheid van die Franse provinciale musea, met de allerlaatste technologie aan de slag gaan om hun gedroomd verhaal gestalte te geven.

Jos de Gruyter: “De 3D-printer is een belangrijk wapen geworden in onze strijd. Wij kunnen daarmee veel beter dan in onze begindagen gestalte geven aan iets wat we bedacht hebben.”

Ik ben er zeker van dat de 3D-printer een belangrijke helper is bij het tot stand komen van De Gruyter en Thys’ fascinerende Mondo. Maar nog belangrijker vind ik dat zij in hun werk, sinds het allerprilste begin, vaak komaf maken met de faux sérieux die zo alomtegenwoordig en vanzelfsprekend lijkt in de hedendaagse kunstwereld.

Natuurlijk kom ik weleens sporen van humor tegen in het werk van Guillaume Bijl, en in dat van andere mondiaal bekende kunstenaarsduo’s als Fischli & Weiss of Gilbert & George. Al lonkt in dit geval de horror van de Chapman Brothers ook mee, van om de hoek, van achter de tralies.

Harald Thys: “Als Jos en ik aan iets nieuws beginnen, nemen we ons altijd voor om deze keer iets echt serieus te maken. Maar telkens opnieuw verzandt het in een grap. Langs de andere kant zijn we zelf dikwijls het slachtoffer van onze grappen. Er is de fantasie en dan is er de werkelijkheid, die na een tijd loodzwaar wordt. Een bezoek aan Bokrijk klinkt voordien en nadien als een grap, maar de uren die je in Bokrijk doorbrengt werken als een nekslag... Waarschijnlijk is bij ons de humor ingegeven door angst. De personages die we portretteren zijn eendimensionaal. Ze volgen hun driften en zijn daardoor ook heel kwetsbaar... En daardoor ook heel gevaarlijk en heel lachwekkend.”

Het kunstenaarsduo, samen met Anne-Claire Schmitz, curator van het Belgische paviljoen.Beeld Margaux Nieto

Kakofonie

Een voorlaatste snelle en stiekeme blik op de laptop. Jos en Harald zijn tegelijk door en door hedendaagse kunstenaars, maar ook ouderwetse storytellers die voor hun verhalen een reeks personages bedenken die ze benoemen en ook van een levensverhaal voorzien, net zoals toneelschrijvers en scenaristen dat al jaren doen.

Ik zie namen staan als Jacobina Bienebol, Raf Smulkens alias de Mosquetero Sin Dinero, De Zot of Irmgard Speck. Ze krijgen allemaal een backstory mee en ik kijk er nu al naar uit om hen straks beter te leren kennen.

Jos de Gruyter: “Wanneer al die personages tegelijk aan het werk gaan en er ook nog bijbehorende geluiden en muziek weerklinken, zal dat weleens voor een soort van kakofonie zorgen.”

Hij zegt het met een ontroerende glimlach erbij. Geen tikkeltje cynisme te bespeuren, wel een binnenpretje. Hetzelfde bevestigende lachje verschijnt wanneer ik hem vraag of hij blij was dat hij en Harald uitgenodigd werden voor Venetië.

Harald Thys: “Toen ik het goede nieuws hoorde, was ik in het Conservatorium naar een pianoconcert van Bach aan het luisteren en vond ik België toch niet zo slecht. Maar het liefst denk ik er niet aan. Ik ben wel heel blij natuurlijk.”

Nog één keer spieken. Ik zie een technische fiche staan en lees omgekeerd dat er voor Mondo Cane onder meer negentien automaten nodig zijn (zeven ambachstlieden en twaalf gevangenen), een aantal mediaplayers en bijbehorende kleine luidsprekers. Aan de vier muren van de grote zaal komen ook vier aquarellen met daarop vier natuurtaferelen.

Die lijst maakt me nieuwsgierig en ik denk tegelijk dat er nog één item ontbreekt.

Een bezoeker. Misschien wordt u dat wel. Ik zou het zeker doen. Venetië ligt op anderhalf uur van uw huis. Als u een huis heeft, tenminste.

Mondo Cane, van 11/5 tot 24/11 op de Biënnale voor Hedendaagse Kunst in Venetië. Volgend jaar te zien in Bozar, Brussel.