Direct naar artikelinhoud
InterviewSisonke Msimang

‘Nelson Mandela gaf ons maar één manier om met het verleden om te gaan: witte mensen vergeven’

Sisonke Msimang: ‘Hadden we het in Zuid-Afrika, behalve over vergiffenis, ook over herstelbetalingen gehad, dan zag ons land er nu heel anders uit.’Beeld LR

Omdat ze vindt dat er iets schort aan Winnie Mandela’s nagedachtenis, schreef de Zuid-Afrikaanse Sisonke Msimang haar biografie. Ook over Nelson Mandela heeft ze haar eigen opvattingen: ‘Hij hoefde helemaal niet zo bang te zijn.’

“Winnie is out”, zegt de bekroonde Zuid-Afrikaanse schrijfster Sisonke Msimang (°1974) aan de telefoon. Ze klinkt enthousiast en opgelucht: haar tweede boek, The Resurrection of Winnie Mandela, een biografie van de Zuid-Afrikaanse politica en anti-apartheidsactiviste, is eindelijk van de persen gerold, op de kop af een jaar na haar dood.

Winnie Mandela was een complexe figuur: enerzijds ‘Ma Winnie’, de ‘Moeder van de Natie’, een van de leiders van het African National Congress (ANC), de zwarte verzetsbeweging die na de apartheid de regeringspartij werd. Gemarteld en maandenlang in eenzame opsluiting gezet door het apartheidsbewind.

Maar Winnie Mandela was anderzijds niet onomstreden: in 2013 werd ze veroordeeld voor de ontvoering van de veertienjarige activist Stompie Seipei, een vermeende politie-informant en ‘verrader’, die begin 1989 vermoord was door een van de leden van Mandela’s privémilitie, de Mandela United Football Club.

Waarom wilde u zo graag een biografie van Winnie Mandela schrijven?

Sisonke Msimang: “Na de dood van Winnie Mandela in 2018 dook er weer veel oude propaganda over haar op, afkomstig van mensen die over haar praatten alsof ze nooit iets goeds had gedaan. De reacties waren niet genuanceerd. Waarom waren mensen zo negatief over haar?

“Zonder te doen alsof ze geen dingen heeft gedaan die minstens grénsden aan de criminaliteit, wilde ik onderzoeken hoe het kwam dat we in een land als Zuid-Afrika, waar vergiffenis zo’n centrale plaats heeft gekregen, witte mensen konden vergeven voor het vermoorden en folteren van onze mensen, maar Winnies leven niet genuanceerd konden benaderen.

“Plus: er waren in de jaren 1980 veel mannen die soortgelijke daden hadden gepleegd en die nooit diezelfde negatieve aandacht hebben gekregen. Waarom?

“Het leek me dat het kwam omdat vrouwen, zwarte vrouwen in het bijzonder, in tegenstelling tot mannen, niet verondersteld werden zulke daden te plegen. In de hele koloniale geschiedenis zorgden zwarte vrouwen voor witte mensen en hun kinderen; soms gaven ze witte kinderen zelfs borstvoeding. En nu, plots, was Winnie Mandela betrokken bij gewelddaden. Erger nog, sommige van die gewelddaden waren gericht tegen kinderen.

BIO

• Geboren in 1974 in Swaziland

• Zuid-Afrikaanse schrijfster

• Thema’s: gender, ras, feminisme, politieke corruptie

• Haar communistische vader vluchtte in 1964 uit Zuid-Afrika

• Schreef over de omzwervingen van het gezin Always Another Country

• Streed in haar jaren als activiste onder andere voor de mensenrechten en tegen de aidsepidemie in Zuid-Afrika

• Publiceerde onder andere in The New York Times en The Washington Post

• Woont in Perth, Australië; werkt daar voor het Centre for Stories

• Haar biografie The Resurrection of Winnie Mandela is nu uit

“Winnie Mandela paste niet in het beeld dat witte mensen hadden van de zwarte vrouw – en dat kon haar helemaal niets schelen. Op de hoorzittingen tijdens haar rechtszaak vertelde ze dat deze daden politieke daden waren geweest: die kinderen waren soldaten. ‘Tijdens een oorlog, zijn oorlogsregels van toepassing.’

“Dat zij zich hier niet voor schaamde, maakte mensen bang. Als ze dit met kinderen kon doen, wat zou ze dan met witte mensen durven te doen?”

U hebt vroeger gezegd dat u met empathie naar Winnie Mandela wilde kijken, ook al pleegde ze feiten die geen empathie verdienen. Waarom zou je dat doen?

“Omdat we dat bij anderen ook doen: we zetten hen in een grotere context. Dat moet ook: zaken zijn nooit maar één ding. Meer dan dertig jaar heeft ze als activiste gestreden voor mensenrechten. Gedurende de jaren dat Nelson Mandela in de gevangenis zat, maar ook daarvoor. In die tijd werd ze geïntimideerd, verbannen, opgesloten, gefolterd – nooit deed ze iets verkeerd.

“Nu, we mogen haar daden niet goedpraten, maar het leek me oneerlijk en tegenstrijdig om het alleen maar te hebben over die vijf jaren waarin ze die daden heeft gepleegd. Zeker omdat we in Zuid-Afrika mensen de gruwelijkste daden hebben vergeven.”

De man met wie ze zo lang getrouwd was, Nelson Mandela, wordt inderdaad door bijna iedereen met veel empathie tegemoet getreden. Hij is zelfs een van de meest geliefde politici van de twintigste eeuw. U houdt er een meer kritische mening op na. U hield er ook een TED Talk over, ‘Mad at Mandela’. En toen u in februari van dit jaar de belangrijkste spreker was op de eerste Nelson Mandela Lecture in Amsterdam, beschreef u hem als de ‘chai latte van de revolutionairen: zoet, drinkbaar in kleine doses, en vol lege calorieën.’ Waarom?

“Ook hem moeten we genuanceerder bekijken – zijn verhaal en zijn boodschap zijn helemaal uitgehold. Een van de gevolgen van zijn retoriek van vergiffenis in Zuid-Afrika is dat witte mensen, daar en in de rest van de wereld, zich Mandela toe-eigenen alsof hij van hen was. Ze zullen zijn radicaliteit, zijn toewijding aan de bevrijding van zwarte mensen, zijn trouw en liefde voor Winnie Mandela – ook na hun scheiding – weglaten wanneer ze over hem praten. Ze wissen het allemaal uit de geschiedenis. Witte mensen in Zuid-Afrika zullen zeggen: ‘Kijk naar Nelson Mandela, hij hield zo veel van ons dat hij ons alles heeft vergeven!’”

Ooit hebt u Nelson Mandela’s vergiffenisbeleid omschreven als ‘witte mensen zodanig liefhebben dat ze zich gaan schamen’. U veronderstelt dat er een vorm van strategie achter zat?

“Inderdaad. Die vergiffenis was een strategische keuze. Hij was witte mensen aan het controllen. Je moet alles in zijn context bekijken: witte mensen hadden een hele maatschappij gebouwd op de onderdrukking van zwarte mensen – met rechtstreekse en concrete wettelijke maatregelen. Ze waren gewelddadig, onderdrukkend en oefenden veel druk uit op ons allemaal – waardoor, toen we eindelijk vrij waren, Mandela en zijn partij weinig keuze hadden over hoe ze een herenigde maatschappij moesten bouwen.

“Die gewelddadige context mag je niet uitwissen, omdat je dan doet alsof witte mensen allemaal onschuldig waren en Mandela hen zomaar heeft vergeven. Dan maak je van hem wat doorgaans een magical negro wordt genoemd (een stereotiepe zwarte bijfiguur wiens rol het is om het witte hoofdpersonage te helpen, red.). Terwijl hij in werkelijkheid radicaal was en zijn hele leven tegen white supremacy heeft gestreden.”

11 februari 1990: Nelson Mandela verlaat met zijn vrouw Winnie de gevangenis in Kaapstad, nadat hij 27 jaar opgesloten heeft gezeten.Beeld AP

U lijkt niet echt boos te zijn op Mandela. In uw TED Talk overheerste ook geen kwaadheid.

“Ik heb oprechte empathie voor Mandela, Desmond Tutu en de toenmalige leiders van het ANC. Zij moesten omgaan met het geweld van witte mensen – dat geweld dat onder meer slavernij, kolonialisme, de wandaden in Belgisch-Congo en de racistische wetgeving in Australië tot gevolg heeft gehad, een land dat tot 1973 bijna ontoegankelijk was voor niet-Europeanen.

“Mandela en de zijnen waren natuurlijk heel bang, en daardoor hebben ze ons maar één manier gegeven om om te gaan met wat er in het verleden was gebeurd: witte mensen vergeven. Ze vreesden namelijk dat, als ze andere emoties zouden toelaten, hun hele systeem zou instorten. Zodra wij boosheid zouden toelaten, zou die boosheid escaleren tot geweld, van beide kanten, en zou de hele boel ontploffen.

“Maar – en dat wisten ze toen natuurlijk niet – ze hóéfden helemaal niet zo bang te zijn. Ze hadden ons moeten toelaten om een heel spectrum aan emoties te voelen; ze hadden structurele oplossingen moeten bedenken om de gevolgen van de apartheid aan te pakken.

“Hadden we het in ons land over herstelbetalingen gehad, bijvoorbeeld, dan zag Zuid-Afrika er vandaag heel anders uit.

“Ik ben dus kritisch over Mandela, maar ik zal hem niet opgeven door te zeggen dat hij een pion van witte mensen was.”

Dat Msimang ooit een biografie over Winnie Mandela zou schrijven, stond in de sterren geschreven. Ze is de dochter van een werkende moeder uit Swaziland en een Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijder die lid was van het illegale ‘leger’ van Nelson Mandela. Haar vader vluchtte uit Zuid-Afrika net voor Mandela tot levenslang veroordeeld werd. Op de vlucht ontmoette hij jaren later zijn toekomstige vrouw en in 1974 werd Sisonke geboren, in Swaziland.

Tot aan de vrijlating van Mandela leefde Msimangs gezin – Sisonke heeft ook nog twee zussen – in ballingschap. Pas toen Mandela in 1990 bevrijd werd, bezocht ze voor het eerst het land waar ze heel haar leven van droomde, maar nooit heen mocht.

Mandela speelde een grote rol in uw leven. U moest wachten tot hij vrijkwam, op uw zestiende, voordat u Zuid-Afrika eindelijk kon bezoeken. Maar u ging er pas jaren later wonen. Hoe was het om eindelijk thuis te zijn?

“Mandela is inderdaad een bepalende figuur in mijn leven. Mijn jongere zussen en ikzelf werden opgevoed met het idee dat Zuid-Afrika onze ‘thuis’ was – dat werd een belangrijk deel van onze identiteit. Telkens als we moesten verhuizen, legden onze ouders uit dat het kwam omdat Nelson nog niet vrij was. We wisten dat hij in de gevangenis zat ‘voor onze vrijheid’. Het was duidelijk dat zodra hij vrij was, we ‘naar huis’ zouden terugkeren. Dus Zuid-Afrika was thuis, hoewel we er nog nooit waren geweest.

“In ballingschap opgroeien was psychologisch zwaar, zeker omdat ik nog een kind was. Zodra je een plek gewoon werd en het gevoel had dat je vrienden had gemaakt, moest je alweer verhuizen. Maar dat zorgde er wel voor dat ik een heel hechte band had met de constante in mijn leven: ons gezin. Dat was het enige wat nooit veranderde. In dat opzicht was ik altijd thuis als ik met hen was.

“Na mijn eerste bezoek aan Zuid-Afrika, in 1990, ging ik mijn middelbare school afmaken in Nairobi. Daarna vertrok ik naar de universiteit in de Verenigde Staten. Pas in 1997 keerde ik terug.

“Wonen in Zuid-Afrika was geweldig. Beide delen van ‘thuis’ verenigd te hebben, voelde fantastisch.”

Was Zuid-Afrika zoals u het zich had voorgesteld?

“Het was zowel spannend als moeilijk. Toen we aankwamen, was er dat gevoel dat we de oude structuren aan het afbreken waren om nieuwe dingen te bouwen, en dat was geweldig.

“We hadden zo veel briljante ideeën. Maar na vijf jaar werd het duidelijk dat ik door mijn ballingschap, waardoor ik op internationale scholen had gestudeerd en een Amerikaans universitair diploma had, kansen kreeg die ik me niet had kunnen voorstellen. Veel dingen waren daardoor makkelijker voor mij dan voor andere Zuid-Afrikanen.”

U was geprivilegieerd?

“Ja, en ik had het niet zien aankomen. We waren plots de elite. Dat was moeilijk en ik moest het verwerken. Nu ik thuis was, moest ik dat privilege onder ogen zien, uitzoeken hoe ik ermee kon leven, en strijden om bij te dragen aan een samenleving waar dat privilege niet meer zou bestaan.”

Hoe hebt u dat gedaan?

“Enerzijds op structureel vlak, door te werken voor sociale rechtvaardigheid. Ik heb me ingezet voor meerdere ngo’s, voor de bestrijding van aids... Ik heb druk uitgeoefend op mijn regering om meer te doen voor ons volk. Dit zijn dingen die iedere burger kan doen die zijn steentje wil bijdragen aan de maatschappij.

“Anderzijds heb ik ook op persoonlijk vlak gewerkt. In Zuid-Afrika en in veel andere Afrikaanse landen is er een systeem van dienstjongens en -meiden, die instaan voor het koken, poetsen, dat soort dingen. Om daar op kleine schaal iets aan te doen, hebben we geïnvesteerd in het creëren van echte kansen voor die jongens en meisjes, en voor hun kinderen: hun onderwijs bekostigen, ervoor zorgen dat die kinderen naar dezelfde school kunnen gaan als onze kinderen, betalen voor hun rijlessen.”

‘Veel mensen luisteren niet meer naar je zodra je het woord feminisme in de mond neemt. Dus doe ik dat nooit.’Beeld LR

U bent de dochter van een communistische vader, maar u weigert om labels op uw eigen politieke overtuigingen te plakken. Waarom?

“Als ik mezelf moet beschrijven, noem ik me ‘een persoon die in rechtvaardigheid gelooft’. Natuurlijk ben ik progressief, maar ‘links’ en ‘rechts’ hebben niet meer dezelfde betekenis als vroeger, en ik vind de politiek in het noordelijk halfrond en de politieke corruptie in mijn eigen land walgelijk.”

U hebt naar eigen zeggen het activisme afgezworen. U vindt ‘schrijfster’ de enige geschikte titel om uw beroepsactiviteiten te omschrijven. Waarom wilt u zich geen activiste meer noemen?

“Ik ben me ervan bewust dat ik een activiste genoemd word omdat ik ‘zichtbaar’ ben. Maar er is een verschil tussen schrijven en activisme, ook al schrijf je over sociale vraagstukken. Op straat komen, belangen van mensen en groepen behartigen, omgaan met beleidsmakers om concrete oplossingen te vinden: dát is activisme.

“Het is niet eerlijk als iedereen zichzelf een activist noemt, terwijl er zoveel andere mensen zijn die dagelijks aan de frontlinie het échte werk doen. Ik was het ooit, maar ik ben nu geen activiste meer.”

Noemt u zichzelf een feministe?

“Absoluut. Maar wel op een strategische manier. Ik werkte vroeger in dorpen, en ik wist dat de mensen daar niet meer zouden luisteren zodra ik het woord ‘feminist’ in de mond zou nemen. Dus deed ik het niet. Maar ik bleef een feministe, ook al zwaaide ik niet met een grote vlag met het woord ‘feminisme’ erop.”

Zo ging u ook te werk in Always Another Country uit 2017, uw eerste boek, over uw omzwervingen over de aardbol. Het valt in dat boek op dat u machtsrelaties en sociale constructies, zoals gender, ras en klasse, uitlegt zonder academische termen te gebruiken.

“Ik haat academische termen. Ze zijn saai, ontoegankelijk, en vervreemden veel mensen die je juist wilt bereiken. Als ik met een andere feministe praat, dan staan deze woorden niet in de weg. Maar met iemand die de term niet kent of begrijpt, is dat anders. Ik wil uiteindelijk wel een band kunnen opbouwen met mensen. Vaak zorgen academische termen ervoor dat ik die jonge, zwarte vrouw met wie ik een gesprek wil voeren niet kan bereiken.”

In Always Another Country beschrijft u ook hoe moeilijk het voor u was om Zuid-Afrika te verlaten en - samen met uw man en kinderen - naar Australië te verhuizen. U viel daar snel op met de opmerking dat Australië racistischer is dan Zuid-Afrika. Is dat echt zo?

“In Zuid-Afrika zullen we door onze geschiedenis ten minste erkennen dat we een probleem hebben met ras. In Australië zijn mensen bang om te praten over racisme omdat ze ontkennen dat het bestaat. Ze vergeten dan even dat de White Australia Policy er tot in 1973 van kracht was.”

U bedoelt de beleidsmaatregelen die de Australische regering vanaf 1901 nam, om te voorkomen dat niet-Europeanen naar daar zouden immigreren?

“Inderdaad. En 1973 is heel recent! Toch zullen witte Australiërs met een uitgestreken gezicht naar de slavernij en de raciale spanningen in de Verenigde Staten verwijzen, en zeggen dat het in Australië anders is – dat racisme niet in hun geschiedenis zit. Ze doen alsof Australië onschuldig is.

“Dat is natuurlijk niet zo. Wat Australië, de VS en Zuid-Afrika gemeen hebben is het feit dat ze witte koloniale nederzettingen zijn, die weliswaar een andere geschiedenis hebben, maar allemaal de onderdrukking van mensen van kleur, zwarte mensen en de oorspronkelijke bewoners als onderdeel van hun geschiedenis hebben.”

Het is interessant dat uw eerste ervaring met racisme plaatsvond in Canada, een land dat, net als Australië, als progressief wordt beschouwd.

“Opmerkelijk wat die landen allemaal gemeen hebben... Toen ik 10 was en in Canada woonde, maakte een jongen mij in de speeltijd uit voor ‘aap’.”

De dochter van een vrijheidsstrijder uitmaken voor aap, dat is gewaagd.

“Mijn vaders eerste reactie was dan ook: heb je hem een dreun verkocht? (lacht). Hij was boos dat ik niets had gedaan, en mijn moeder moest hem eraan herinneren dat ik het slachtoffer was. Uiteindelijk stond hij erop dat we naar school zouden gaan om met de directeur te spreken, en dat iedereen zich zou verontschuldigen – dus niet alleen de jongen die mij ‘aap’ had genoemd, maar ook alle leerlingen die hadden gelachen.

“Veel families van kleur worden dagelijks met racisme geconfronteerd en hebben de macht niet om er iets aan te doen, ook omdat ze vaak niet weten hoe dat te doen. Maar racisme bestrijden was mijn vaders missie. Ik had op dat vlak veel geluk. Ik heb van jongs af geleerd dat racisme altijd om verantwoording vraagt, ook het soort alledaags racisme dat constant in ons leven plaatsvindt en dat je gemakkelijker van je zou kunnen afschudden. Die kennis draag ik sindsdien met trots.”

Sisonke Msimang werkt nu voor het Centre for Stories in Perth, in West-Australië, een organisatie die lokale verhalen die niet in de mainstream media te vinden zijn naar internationale spelers brengt. Verhalen over de oudste bewoners, de ‘first peoples’, over migranten, vluchtelingen, en oudere mensen.

Het is in dit verband opmerkelijk dat ze als schrijfster in 2016 in een TED Talk (‘If a Story Moves You, Act on It’) waarschuwde voor het geváár van verhalen. Ze glimlacht. “Als ze je aanbieden om een TED Talk te houden, is het gemakkelijk om toe te zeggen zonder daar kritisch bij stil te staan. Dat wilde ik niet doen.

“In te veel TED Talks worden zaken die niet simplistisch uitgedrukt kunnen worden te simplistisch voorgesteld. Die Talks zijn er alleen om ons verliefd te laten worden op verhalen, zonder ons te laten nadenken over wat de volgende stap naar effectieve actie is. Zo worden verhalen en wordt storytelling helemaal gedepolitiseerd – ze worden een vorm van entertainment, in plaats van een oproep tot actie. Ze zijn verleidend en geven het gevoel dat je, door te luisteren, al iets hebt gedaan. Dan kun je het verhaal doorvertellen, en doorvertellen, en denken dat je iets hebt gedaan.

“Maar een verhaal vertellen, net als schrijven, net als luisteren, staat niet gelijk aan doen. Alleen dóén staat gelijk aan doen.”

Dus verhalen helpen niet om van de wereld een betere plaats te maken?

“Nee. Ze kunnen wel inspireren, maar onrecht bestrijden, bezig zijn met de structurele mechanismen die mensen onderdrukken – zoals racisme en seksisme –, het belas­ting­systeem veranderen, klimaatverandering aanpakken, dát maakt van de wereld pas een betere plek. Mensen moeten aan de slag met de verhalen die hen inspireren. Pas dan kun je iets bereiken.”

Sisonke Msimang, The Resurrection of Winnie Mandela, Jonathan Ball Publishers, 157 p., 17,99 euro.