Studie Nationale Bank: één op vier werknemers werkt deeltijds

Uit de analyse van de Nationale Bank over atypische arbeidsvormen blijkt dat deeltijdarbeid goed is voor 25 procent van de totale werkgelegenheid - dus zowel in de privésector, de publieke sector als bij de zelfstandigen - in België. In de Europese Unie is dat maar 19 procent. Dat cijfer is al enkele jaren stabiel, zo luidt het bij de Nationale Bank. Viermaal meer vrouwen dan mannen werken deeltijds.

Het hoge percentage deeltijdarbeid is een gevolg van het succes van allerlei bestaande regelingen, zoals thematisch verlof, loopbaanonderbreking of tijdskrediet. Ook wordt het erg vaak aan het einde van de loopbaan gebruikt om de arbeidsduur voor pensionering te verminderen.

Anders dan in de overige Europese landen, kiezen de werknemers in België in de meeste gevallen zelf om deeltijds te werken. Slechts 2 procent van de werknemers heeft onvrijwillig een deeltijdbaan, tegen 5 procent in de Europese Unie. In het bijzonder jongeren werken onvrijwillig deeltijds.

Nog uit de analyse blijkt dat zelfstandige arbeid in België (goed voor 17 procent van de totale werkgelegenheid) meer voorkomt dan in de EU (15 procent), onder meer door de dynamiek van de vrije beroepen en verbeteringen aan het sociaal stelsel. Zelfstandigen hebben doorgaans veel langere werktijden dan loontrekkenden en ze kampen met een hogere armoederisicograad. “Omdat ze blijk geven van een sterke voldoening op het werk, wensen de meeste zelfstandigen niet van statuut te veranderen”, luidt de analyse.

Een andere vorm van atypische arbeid zijn tijdelijke arbeidsovereenkomsten. In vergelijking met het Europees gemiddelde ligt het percentage tijdelijke contracten in België laag. Negen op de tien loontrekkenden in ons land hebben een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, tegen 86 procent in de EU. Indien een tijdelijke baan niet uitmondt in vast werk, leidt dat tot een grotere instabiliteit en een hoger armoederisico, constateert de Nationale Bank.