© koen fasseur

Precies 20 jaar geleden speelde Ekerse club zijn laatste match: “Er was nooit genoeg appreciatie voor Germinal”

Dat Beerschot 20 jaar geleden zijn laatste match in eerste klasse speelde, kon u vorige week nog lezen in uw krant. Wacht eens, denkt de eenzame Germinal-supporter dan: er waren toch twee ploegen bij die fusie betrokken? Bij deze: op 16 mei 1999 speelde Germinal Ekeren zijn laatste match in het Veltwijckpark. De vergeten ploeg? “Zo is het”, zegt Gunther Hofmans (52), topschutter, clubicoon en schoonzoon van de voorzitter. “Terwijl het wel de meest succesrijke Antwerpse club van de laatste dertig jaar is.”

SAM VALKENBORGH

LEES OOK. Zij waren erbij toen het licht van Germinal Ekeren voor het laatst uitging

16 mei 1999. Germinal - Moeskroen 1-1. Doelpunten: 8’ Vidovic (strafschop) 0-1, 85’ Severeyns 1-1.

14 mei 2019. Geen chalet. Geen tribune. Er staat niets meer van het oude Veltwijckstadion. In 1998 had de Raad van State, na een klacht van buren en enkele natuurorganisaties, geoordeeld dat het stadion niet thuishoorde in parkgebied. Een jaar later was het gedaan, verhuisde de club naar het Kiel voor een fusie met Beerschot, en volgde wat later ook de afbraak. Nu staan alleen de doelpalen er nog wat te roesten.

© koen fasseur

Het enige duel dat er nog wordt uitgevochten, is dat tussen de paardenbloemen en de madeliefjes. Ze houdt van me. Ze houdt niet van me. Het was het eeuwige probleem van Germinal Ekeren. Het begon als een sprookje, bijna in één ruk van provinciale naar Europa, maar de liefde volgde niet. “Ekeren heeft lak aan Germinal”, liet voorzitter Jos Verhaegen net voor die laatste match optekenen.

De cijfers spreken voor zich. Thuis tegen Charleroi: 504 betalende bezoekers. Thuis tegen Celtic Glasgow: 5.500 Schotten, 1.300 thuissupporters. De harde woorden van zijn schoonvader neemt Gunther Hofmans niet in de mond, maar hij geeft hem wel gelijk: “Honderd procent. Er was nooit genoeg appreciatie voor Germinal. Of voor mijn schoonvader. Terwijl Germinal de meest succesvolle Antwerpse club van de laatste dertig jaar is. Drie bekerfinales, waarvan één gewonnen. Vijf à zes keer Europees. Twee keer derde geëindigd. Een keer voor Anderlecht. En met een budget van 60 miljoen Belgische frank. Anderhalf miljoen euro. Daar betaalt een topclub nu één speler mee.”

COLUMN. Ik ben van Stabroek en ik sjot bij Germinal

Hofmans zelf ruilde in 1986 FC Nijlen in voor Germinal, toen nog derde klasse. Hij zou er de vaste nummer 10 en de topschutter aller tijden worden met 157 goals. Hij deed er nog één jaar Germinal Beerschot bij, en opnieuw tien goals. Volgend jaar zou ‘zijn’ Germinal, opgericht in 1920, 100 geworden zijn. “Dat wist ik niet”, zegt hij, en hij veronderstelt dat hij niet de enige is. “Ik ben al blij dat we hier achter de hoek twee jaar geleden een Germinalstraat hebben gekregen. Zo hebben we toch een stukje nostalgie kunnen betonneren hier. Want ik denk niet dat veel supporters dat gaan vieren, die 100 jaar.”

© koen fasseur

Tahamata was de beste

Als dat een beetje bitter klinkt: dat klopt niet. Het moest er misschien even uit, maar Hofmans vertelt gul over zijn jaren bij Germinal. Over die keer dat ze voor de Europese match tegen Stuttgart een extra tribune hadden opgetrokken en dat die vervolgens bijna leeg bleef. Over de balzalen van kleedkamers in Stuttgart, tegenover de paar vierkante meter in Ekeren, met vier douches achter een muurtje.

Over de gloriemomenten. De 4-2-bekerwinst tegen Anderlecht. De 2-8 op de Bosuil, met vijf doelpunten van Hofmans. De memorabele eerste Europese match, tegen Celtic Glasgow dat heel Ekeren groen-wit deed kleuren. Het eerste jaar in eerste klasse ook, met wat werd weggelachen als een bejaardenploeg, onder leiding van Jos Daerden en Simon Tahamata. “Ik weet het, het is niet verrassend, maar Tahamata was de beste met wie ik hier heb gevoetbald. Van hem heb ik het meeste geleerd. In één tijd spelen, kaatsen. Uren en uren zijn we daarmee bezig geweest.”

Hofmans is dan wel dé Germinal-speler bij uitstek, hij was er tegen Celtic niet bij. “Ik was geblesseerd. Ik had Bennie Wijnstekers op training een paar keer door zijn benen gespeeld, en die had mij aangepakt. Zes maanden out. Ik heb Celtic dus vanop de tribune moeten volgen. Maar het enthousiasme van die supporters, dat was wel ongelooflijk. Ze gaven ons een staande ovatie. En een halfuur na de match waren ze nog aan het zingen. Maar goed, ik was er niet bij, dus mijn persoonlijk hoogtepunt was het niet. Doe dan maar die keer dat we Rode Ster Belgrado uitschakelden, in een stadion met 100.000 mensen. Mijn schoonvader is daar nog bekogeld. Gelukkig dat het slecht weer was, of het had slechter kunnen aflopen.”

© koen fasseur

Hij lacht. “Ja, dat blijven wel mooie herinneringen hé. Ook na die laatste match tegen Moeskroen hebben we nog een feestje gehouden, in de Boer van Tienen, het café van Nick Descamps. Veel van die mannen van toen kom ik nog wel tegen. Cisse Severeyns bijvoorbeeld, die net als ik in vastgoed zit. Wees gerust, als we mekaar zien, hebben we het niet over ramen en deuren.”

In die gloriejaren volgde voor Hofmans nog één persoonlijk hoogtepunt: een cap als Rode Duivel. In april 1992. België - Cyprus 1-0. Goal Marc Wilmots. “Ik heb toen Wilmots vervangen, een kwartier voor het einde. Om de tijd vol te maken. Het was mijn enige cap, maar ik ben wel vijf keer opgeroepen. Op afzondering met Ceulemans, Van der Elst, Gerets en Borkelmans, dat vergeet je nooit meer. We hebben een gouden generatie nu, maar toen toch ook wel, hoor.”

‘Spionkop’

Ondertussen zijn we bij het veld aangekomen. Of wat ervan overblijft. Hofmans begint te puzzelen. “Daar stond de hoofdtribune, daar de chalet, daar de ‘spionkop’. Tussen aanhalingstekens ja.” Gelach met de fotograaf, die jaar en dag Germinal heeft gevolgd. “Ik weet nog hoe ik hier met de politiejournalist van de Gazet naar de match tegen Anderlecht kwam kijken”, zegt die. “Waterkanonnen! Politie te paard! In Ekeren! Ah ja, het was tegen Anderlecht, dus dat was een risicomatch. Niks gebeurd natuurlijk.”

Hofmans lacht: “Hier is nooit iets gebeurd. Wij hadden geen hooligans. Bakker Bossuyt, met zijn legendarische claxon, dat was nog de ergste. Eén keer is het veld bestormd, door de supporters van Antwerp. Die van ons stonden erop te kijken. Die dachten dat ze het gras gingen afdoen.”

Het doet hem nog wel iets om weer naar deze kale plek te komen. “Ik woon in Brasschaat, dus ver is het niet. Maar Germinal, daar liggen mijn roots hé.” Er was niet alleen de voetbalband, Hofmans heeft ook altijd samengewerkt met zijn schoonvader, eerst bij diens bouwbedrijf Versnel, nu bij zusterbedrijf Vimmo. “En mijn vrouw tapte hier toen ook. We zijn getrouwd in 1992, ik heb hier dus dikwijls geholpen in al die jaren. Als het dan slecht ging, mocht ik het wel horen. Gelukkig waren onze supporters braaf. En ik scoorde wel altijd mijn goals natuurlijk. Dat hielp ook.”

En toen was het gedaan. En moest het stadion weg. “Dat was voor veel mensen een nekslag. Al die vrijwilligers die mee aan het stadion hadden gebouwd en hier elke morgen kwamen koffiekletsen. Of Fred en Edmonda, de tante van mijn vrouw, die de chalet uitbaatten. Die hadden hier heel hun leven gewoond, boven de chalet. Dat is alsof ze uw huis afpakken. Kijk, ik vergelijk het met Zaventem: je weet dat daar een vliegveld is, als je daar gaat wonen. Hier was dat ook zo. Het stadion was er al voor de mensen die achter die klachten zaten, hier kwamen wonen

. Oké, de wet is de wet. En met 1.500 eigen toeschouwers was het sowieso niet houdbaar, maar we hadden er nog wel een paar jaar kunnen blijven.”

© koen fasseur

Rancune?

Als Gunther Hofmans vindt dat er te weinig appreciatie is voor Jos Verhaegen, 77 intussen, dan heeft hij het ook over de passage bij Germinal Beerschot, waar Verhaegen voorzitter en hijzelf sportief manager was tot Patrick Vanoppen de club overnam in 2011. “Mijn schoonvader is zo dikwijls en gemakkelijk verguisd. Hij is weggejaagd bij Germinal Beerschot, terwijl hij die club toch een aantal jaren gezond heeft kunnen houden en een beker heeft gewonnen.”

Het Ekerse duo trok daarop zelf naar Antwerp, maar botste ook daar op morrende supporters. In 2015 volgde de overname door Paul Gheysens. Sindsdien gaat het Antwerp voor de wind. “Of dat voor rancune zorgt? Nee, waarom zou het? Chapeau voor wat Ghelamco met Antwerp doet. Met 500 per uur zetten ze het Antwerps voetbal weer op de kaart. Ik hoop dat we toch een beetje aanspraak mogen maken op de financiële stabiliteit die er is gekomen. Maar we voelden al snel dat het voor ons financieel te zwaar werd. Wij hadden niet de mogelijkheden van Ghelamco. Of ik het geld dat ik nog tegoed had, gekregen heb? Wees gerust, alles is in orde gekomen.”