Direct naar artikelinhoud
GezondheidIs er een dokter in de zaal?

‘Natuurlijk zouden mijn kinderen niet mogen spijbelen voor de klimaatmarsen’: dokter Sofie Lemmens

Huisarts Sofie Lemmens en Philippe Geubels verzorgen samen het spektakel in ‘Is er een dokter in de zaal?’Beeld Johan Jacobs.

‘Is er een dokter in de zaal?’ Op de vraag die Philippe Geubels nu al enkele weken stelt in zijn goedgemutste panelshow op Eén, kent u intussen het antwoord. Huisarts Sofie Lemmens (35) zorgt niet alleen voor tekst en uitleg bij de gezondheidsweetjes, maar ook voor verbaal weerwerk. ‘Natuurlijk zouden mijn kinderen niet mogen spijbelen voor de klimaatmarsen!’

We hebben afgesproken in wijnbar Baràbas in mijn hometown Boechout, waar mijn vader Werner Van Peer werkzaam is als beste huisarts van het land. Maar Sofie Lemmens is een goede tweede: op de set van Is er een dokter in de zaal? heeft ze bijvoorbeeld het leven van Philippe Geubels gered. Of toch bijna.

Sofie Lemmens: “Philippe is héél ziek geweest tijdens de opnames. Toen de laatste twee afleveringen moesten worden opgenomen, belde de producer mij in paniek: ‘Philippe is zo ziek als een hond, kun jij hem een spuit geven? Die opnames móéten doorgaan!’ Mensen denken echt dat er een magische spuit bestaat die snelsnel alle problemen verhelpt: niet dus (lacht). Nu, dankzij mijn goede zorgen heeft Philippe de opnames kunnen afwerken, maar de dag erna is hij wel zwaar gecrasht.”

Gelukkig was er een dokter in de zaal.

Lemmens: (lacht) “Voilà.”

Had u al tv-ervaring?

Lemmens: “Eind vorige zomer was ik al eens op tv gekomen bij Van Gils & gasten, toen Lieven Van Gils door een wesp was gestoken. Achteraf bleek dat de makers heel wat huisartsen in mijn omgeving hadden gebeld, en twee van hen hadden onafhankelijk van elkaar gezegd: ‘Bel maar naar Sofie, die zal dat graag doen!’ (lacht) De ene is een vriendin van mij, de huisdokter van Philippe Geubels. Wel grappig trouwens: Philippe en ik wonen allebei in Hove, en sinds het programma komen wij elkaar overal tegen. We verkeren blijkbaar in dezelfde kringen, en we hebben ook een heleboel gemeenschappelijke vrienden.”

Stel dat hij een nieuwe huisarts nodig heeft, mag hij dan bij u aankloppen?

Lemmens: “Dat mag! Maar ik denk wel dat hij geen, euh, evidente patiënt is. Wist je dat hij écht enorm geïnteresseerd is in gezondheid? Hij zoekt voortdurend van alles op, en hij bestudeert zelfs bijsluiters! (lacht) Dat raad ik mijn patiënten altijd af, omdat ik bang ben dat ze mijn advies in de wind zullen slaan: in die bijsluiters staat élke mogelijke nevenwerking, hè.”

‘Hou je niet te obsessief met voeding bezig. Daar krijg je chronische stress van, en dát is pas ongezond’Beeld Johan Jacobs

Ik zie hem als het prototype van de patiënt die dankzij dokter Google precies denkt te weten wat hij heeft, voor hij naar de huisarts gaat.

Lemmens: “Ik denk dat hij wel altijd de diagnose van de arts zal aanvaarden. Hij is geen hypochonder, zoals hij soms genoemd wordt. Dan is Erik Van Looy, die in de eerste aflevering te gast was, erger. En de gróótste hypochonder is zonder twijfel Sven De Ridder. Hij gaat héél vaak naar de dokter. Sommige mensen denken dan: ik ben bij de dokter geweest, ik ben weer gezond.”(lacht)

”Die dokter Google-patiënten zijn echt een nachtmerrie. ‘Ik denk dat ik dit heb, dus u moet nu dat voorschrijven.’ Ik probeer zulke mensen snel af te blokken: ‘Zo gaan we het niet aanpakken: ík zal wel zeggen wat er moet gebeuren.’ (Fijntjes) Mensen die dan toch vinden dat het op hún manier moet, hoeven niet meer terug te komen. Ik heb onlangs zelfs overwogen om een bord te laten maken voor in de wachtruimte: ‘Do not confuse my medical degree with your Google search.’ (lacht)”

Met welke ingebeelde ziekten krijgt u het vaakst te maken?

Lemmens: “Er lopen kennelijk véél mensen rond met huidkanker. Maar klieren jagen het meest angst aan. ‘Ik voel hier een bol, ik heb leukemie!’ Het vervelende is dat het niet altijd mogelijk is om met 100 procent zekerheid te zeggen dat het niet zo is. En je kunt niet iedereen doorverwijzen naar een specialist. Het komt erop aan om die mensen te onderzoeken, naar hun verhaal te luisteren en hen dan, als je ervan overtuigd bent dat er niets aan de hand is, gerust te stellen.”

Dankzij u weet ik dat wetenschappers onderzoek hebben gedaan naar de vertering van legomannetjes. Hebt u zelf iets bijgeleerd van het programma?

Lemmens: “Natuurlijk. Iets heel grappigs, bijvoorbeeld, is het autobrouwerijsyndroom. Als je daaraan lijdt, zet je bepaalde suikers om in alcohol en word je stomdronken van je voeding. Niet altijd even handig op restaurant, maar op café heb je wel genoeg aan de borrelnootjes (lacht).”

Vieze dingen

Wanneer begon u interesse te krijgen in het beroep van dokter?

Lemmens: “Ik heb nooit iets anders willen worden, maar ik kom niet uit een doktersnest, als je dat zou denken. Mijn vader heeft wel vijf jaar geneeskunde gestudeerd, maar hij heeft het moeten opgeven. Hij sukkelt al sinds zijn jeugd met een depressie, maar die ziekte is destijds niet erkend, en hij heeft toen niet de gepaste medicatie gekregen. Anders had hij de studie wél kunnen afronden. Omdat papa zo vaak uitviel, wilde ik mij vastbijten in de geneeskunde. Ik voelde me hulpeloos en wilde hem helpen, zo simpel is het. Als kind deed ik dat door versjes te schrijven of een tekening te maken, later door geneeskunde te studeren.”

“Door zijn problemen kwam ik al vroeg in aanraking met de medische wereld en bezocht ik weleens een ziekenhuis. Geweldig! Ik voelde mij vooral aangetrokken tot bloed, de dood en andere vieze dingen (lacht).”

Leg even uit?

Lemmens: “Als iemand een lelijke wonde had, wilde ik op de eerste rij staan om te zien wat er juist moest gebeuren. En als ik een sirene hoorde, flitste meteen door mijn hoofd: wat zou daar aan de hand zijn? Ik was héél nieuwsgierig.”

U bent eigenlijk een ramptoerist die van haar hobby haar beroep heeft kunnen maken?

Lemmens: (onverstoorbaar) “Misschien wel. Ik voel mij ook aangetrokken tot drama. Als puber keek ik graag naar ‘E.R.’: de camaraderie in de operatiezaal, de grote emoties achter de schermen, jáá!” (lacht)

“Ik ben altijd erg geïnteresseerd in de verhalen van mensen: hoe heeft hun leven zich ontvouwd, welke tragedies hebben hun pad gekruist? Ik vond geneeskunde ook erg concreet: je gaat geneeskunde studeren en dan word je dokter. Vriendinnen van mij wilden voor handelsingenieur studeren, maar wat doet een handelsingenieur? Mijn beste vriendin en mijn broer zijn het, en ik snap nog altijd niet wat ze doen (lacht).”

Minder dan één op de vijf studenten slaagt voor het toelatingsexamen. Had u een plan B?

Lemmens: “Zelf ging ik ervan uit dat het wel zou lukken, maar mijn vader projecteerde zijn faalangst op mij: ‘Begin daar niet aan! Zo zwaar! Zou je dat wel doen?’ Hij wilde me in de richting van de farmacie pushen. Ik heb ook een paar dagen bij een apotheker gewerkt, maar... (Haalt haar schouders op) Het moest geneeskunde zijn.”

Wat herinnert u zich nog van uw eerste stages? Ik hoor dat dat confronterende ervaringen kunnen zijn.

Lemmens: “Toen ik aan mijn stage begon, wilde ik nog chirurg worden – helemaal ‘E.R.’. Maar op de eerste dag merkte ik al dat het daar níét gezellig was. In de operatiezaal heerst spanning, mensen zijn zenuwachtig en daardoor niet altijd even vriendelijk, de prestatiedruk is enorm... Dat was een koude douche.”

“Via een omweg ben ik huisarts geworden. Ik was eerst aan de specialisatie cardiologie begonnen, maar na twee jaar kwam ik mijn man tegen. Hij is vier jaar ouder en was bijna klaar met zijn opleiding, en ik had meteen een enorme nestdrang. Ik kom uit een warm gezin – mijn mama is het grootste deel van mijn leven thuisgebleven – en ik wilde mijn kinderen diezelfde geborgenheid kunnen bieden. Mijn man en ik wisten allebei: met twee cardiologen in huis zal het niet lukken.”

Nooit spijt gehad?

Lemmens: “Nee, het beroep van huisarts past helemaal bij mij. Als je specialist bent, werk je in een boeiend, maar begrensd veld: elke dag zie je dezelfde vijf klachten. Als huisarts ga je breed, je kiest je eigen tempo en je bent je eigen baas. Dat bevalt me sowieso, en als moeder is het zéker mooi meegenomen.”

Wat voor student was u? Ging u voor de felicitaties van de jury of was u al lang blij dat u op tijd in de les raakte?

Lemmens: “Ik ging graag naar de les, ik haalde altijd een graad en had nooit tweede zit: ik was dus wel een goede student (lachje). Mijn man zegt altijd dat ik me die periode te romantisch herinner, zelf vond hij het toen ver-schrik-ke-lijk! Maar ik heb niet het gevoel dat ik ongelofelijk heb afgezien of dat ik me voortdurend in mijn kamer moest opsluiten. Integendeel, ik vond het zalig. Met die omweg via cardiologie erbij heb ik in totaal elf jaar gestudeerd, maar die jaren zijn voorbijgevlógen.”

Is het studentenleven van een dokter in spe even ongezond als dat van andere studenten?

Lemmens: “Ze zeggen dat studenten geneeskunde zwijnen zijn, hè. Dat klopt (lacht). Stel je daar geen te gekke toestanden bij voor: feesten was een uitlaatklep. Als je harder moet werken dan de gemiddelde student, dan is de decompressie ook groter.”

Contra cannabis

Volgens een onderzoek van de Universiteit Gent moet er een totaalverbod op alcoholreclame komen. Akkoord of niet?

Lemmens: “Mijn motto in het leven is: alles met mate. Dat geldt dus ook voor alcohol. Ik vind niet dat die reclame verboden moet worden. Je moet ook verantwoordelijkheid bij de mensen leggen, waar stopt het anders?”

Door alcoholreclame zouden mensen vroeger beginnen te drinken, verklaarde de studie. Maar ik zie u al met uw ogen rollen.

Lemmens: (betrapt) “Dan moet je ook reclame voor saucissen verbieden.”

Charcuterie wordt wel in dezelfde categorie geplaatst als asbest, diesel en tabak, omdat het bewezen kankerverwekkend is. Komt het bij u nog op tafel?

Lemmens: “Natuurlijk! Je moet niet elke dag vijf sneetjes salami eten, maar nu en dan zal toch geen kwaad kunnen, zeker? Hou je vooral niet te obsessief met dat soort zaken bezig. Daar krijg je chronische stress van, en dát is pas ongezond.”

Bent u voor of tegen het legaliseren van cannabis?

Lemmens: “Tegen. De mogelijke korte- en langetermijneffecten van cannabisgebruik zijn nefast.”

Die van alcohol toch ook?

Lemmens: “Ik weet het, maar moet je dan nóg een schadelijk product in de rekken zetten?”

Je zou ook omgekeerd kunnen redeneren: moet alcohol dan ook niet verboden worden?

Lemmens: “Tja, da’s waar. Maar het is toch anders: als je alcohol met mate nuttigt, kun je het risico beperken. Dat is niet zo bij cannabis: eenmalig gebruik kan al tot een psychose leiden, met soms desastreuze gevolgen. Wat is de richtlijn voor alcohol? Elke week twee alcoholvrije dagen, en maximaal tien standaardglazen alcohol per week. (Pauzeert even) Neenee, ik ben echt wel tégen het vrije gebruik van cannabis. Alleen het gebruik van nauwgezet gedoseerde extracten op medisch voorschrift voor de behandeling van chronische pijn, bijvoorbeeld, zou je kunnen verdedigen.”

Voelt u dat u als huisarts gezonder moet leven dan de gemiddelde mens?

Lemmens: “Nee. Ik wil mij vooral goed voelen, en dat is ook de raad die ik mijn patiënten geef. Iedereen heeft zijn eigen manier om zich goed in zijn vel te voelen. De ene wil vijf keer per week gaan sporten, de andere moet af en toe een serie kunnen bingewatchen. Ontspannen en genieten is belangrijk, dus zoek vooral hoe jij je lichaam tot rust kunt brengen.”

“Voor mijn eigen mentale gezondheid moet mijn work-lifebalans in evenwicht zijn. Ik heb tijd nodig voor mijn kinderen en mijn man. Zo hebben we al zeven jaar elke vrijdag een vaste babysit, zodat wij er met ons tweetjes tussenuit kunnen na een zware werkweek.”

Wat doen jullie dan?

Lemmens: (zakt onderuit en sipt van haar cava) “Dan komen wij naar hier. Lekker eten, glaasje drinken: een feestelijk begin van het weekend.”

‘Deze show zit op de grens van waar ik me comfortabel bij voel: ik háát het om voor een publiek te spreken.’Beeld VRT

Spreken patiënten u weleens aan als ze u met een glas cava zien?

Lemmens: “Nee. Soms komt iemand gedag zeggen. De meesten zullen het gewoon gezellig vinden om mij op café te zien.”

Hebt u ooit de neiging om patiënten te berispen? Stel nu dat u een ex-alcoholist aan de toog ziet hangen...

Lemmens: “Ik begeleid patiënten die een PronoKal-dieet volgen, het proteïnedieet waarmee Bart De Wever is afgevallen. Ik kwam eens een patiënte tegen die dat dieet volgde, maar die op restaurant wel uitgebreid aan het dineren was. Maar denk je dat ik haar op de vingers zou tikken? Ik dacht: je kunt er maar deugd van hebben, meid. Smakelijk! (lacht)”

Over diëten gesproken: er duiken om de haverklap nieuwe gezondheidshypes op. Volgt u die?

Lemmens: (blaast) “Als iemand wil afvallen, moet je kijken hoeveel hij weegt, wat voor leven hij leidt, of het wenselijk is om gewicht te verliezen... En dan ga je samen op zoek naar een oplossing. Al dat extreme gedoe – superfoods, veganisme, enzovoort – is niet nodig.”

In de media verschijnen vaak tegenstrijdige berichten: de ene keer zijn melk, brood en aardappelen ongezond, de andere keer zijn ze onontbeerlijk. Ik neem aan dat mensen voor advies graag bij u aankloppen.

Lemmens: “Zelfs wij, huisartsen, zien soms door de bomen het bos niet meer! Er is bijvoorbeeld een enorme hype rond voedselintoleranties: mensen zouden geen gluten meer verdragen, geen lactose... Patiënten aanvaarden niet dat je zegt: ‘U bent gezond, echt waar!’ – ‘Maar ik voel mij niet oké!’ (Zucht) Zo stopt het nooit.”

“Als mensen vermoeid zijn of klachten hebben waar artsen niets aan kunnen doen, zoeken ze weleens hun heil bij de orthomoleculaire geneeskunde, dat is de homeopathie van vandaag. Maar een middel dat je opeens hélemaal top doet voelen, bestaat niet. Ook niet in de takken van de gezondheidsindustrie die er hun eigen wetenschap op na houden (lachje).”

De mazelen zijn weer in opmars in België en volgens viroloog Marc Van Ranst komt dat door complottheorieën. Ik dacht dat de antivaccinatie-beweging een Amerikaans fenomeen was?

Lemmens: “Nee, hoor! Hoelang hebben mensen hier niet geloofd dat je autistisch werd van vaccins? Het is niet makkelijk om believers op andere gedachten te brengen. Vaak baseren ze zich op één artikel dat vol onwaarheden staat: probeer dat maar eens punt voor punt te weerleggen. Het enige vaccin dat in België verplicht is, is het poliovaccin. Alle andere zijn vrijblijvend, waardoor sommige mensen er gek genoeg voor kiezen om zich niet te laten inenten. Laten we wel wezen: álle vaccinaties zouden wettelijk verplicht moeten zijn.”

We ademen in Vlaanderen de slechtste lucht ter wereld in. De luchtvervuiling zou zelfs één van de dodelijkste sluipmoordenaars ter wereld zijn. Maakt u zich daar zorgen over?

Lemmens: (verbaasd) “Nee. Echt niet! Als je rookt, dan kun je stoppen, maar aan de lucht kun je toch niets veranderen? Daar kan ik mij echt niet druk over maken.”

En over de klimaatmarsen van afgelopen maanden?

Lemmens: “Ik snap de mensen die erin meestappen, maar óók de politici die zeggen: ‘Wij zijn ermee bezig, maar je kunt niet verwachten dat het probleem van het ene moment op het andere opgelost is.’”

Als uw kinderen iets ouder waren geweest, hadden ze dan mogen spijbelen voor de klimaatmarsen?

Lemmens: “Spijbelen? Van z’n leven niet! (lacht) Kinderen moeten in de klas zitten. Daar zullen ze wel les krijgen over het probleem.”

Het standpunt van de scholieren is net dat zij goed weten wat het probleem is, maar dat ze geen stem hebben om iets te veranderen. En dus doen ze iets wat eigenlijk niet mag.

Lemmens: “Ik denk toch dat daar andere manieren voor zijn. Trouwens, weet jij hoeveel mensen er al naar mij zijn gekomen met zorgen over de luchtvervuiling, en hoe zich daartegen te beschermen? Nul! Ik zal het eens aan mijn collega’s vragen, maar ik durf te wedden dat dat bij hen ook zo is.”

Oorlogstrauma

Een huisarts moet ook een psycholoog zijn. Hoe belangrijk is met iemand praten in uw job?

Lemmens: “Dat is één van de belangrijkste aspecten. Mensen hebben nood aan contact met hun dokter, aan een gesprek, een geruststelling. Je hebt de puur psychiatrische problemen: een burn-out, een depressie, rouwverwerking... Maar wat ik het meest belastend vind, zijn onze chronische patiënten: de hoogbejaarden bij wie we maandelijks op visite gaan tot het bittere einde. Die mensen hangen écht van je af. Op hun kalender staat in het groot: ‘Dokter komt.’ Een heilig moment! En vaak heb je het gevoel dat je daar niet veel komt doen: de bloeddruk meten en de gebruikelijke pilletjes voorschrijven. Maar als je een bezoek overslaat, is er paniek. Die mensen zeggen het ook: ‘Ik ben blij dat ge geweest zijt, nu ben ik weer gerust.’ Je kunt dat die mensen niet kwalijk nemen, maar het besef dat ik hen volg op de weg naar hun levenseinde, weegt wel op mij.”

Psychologen hebben ellenlange wachtlijsten.

Lemmens: (vult aan) “En ze zijn erg duur, want die sessies worden niet terugbetaald. Vaak zeggen patiënten tegen ons: ‘Ik kom bij u, want de psycholoog kan ik niet betalen.’ In deze burn-outtijden hebben zovéél mensen nood aan therapie.”

“Het is niet evident om een burn-out te behandelen. Eerst en vooral moet je de juiste diagnose stellen, want mensen met een burn-out komen vaak met een waaier aan klachten. Je moet je afvragen: is er geen andere ziekte in het spel? Zie ik niets over het hoofd? Mensen met een burn-out zijn overigens jonge, gedreven mensen die zichzelf geen rust gunnen. De moeilijkste fase in het behandeltraject is tegen hen zeggen: ‘En nu stópt het.’ In een consultatie van vijftien minuten kun je dat eigenlijk niet opvolgen. Mijn collega-huisarts heeft zich in het thema gespecialiseerd en organiseert coachingsessies: één uur per patiënt, zoals het hoort.”

Als huisarts wordt u continu met nieuwe problemen geconfronteerd. Wie vlucht voor oorlog en geweld, kampt bij zijn aankomst in Europa niet zelden met psychische problemen. Ook transgenderisme komt vaker voor.

Lemmens: “Dat zijn zaken waarop je je amper kunt voorbereiden, want in de opleiding wordt er met geen woord over gerept. Je kunt alleen handelen vanuit je buikgevoel. Ik heb onlangs een Bosnisch gezin gezien: de vader, een vijftiger, heeft een zwaar posttraumatisch stresssyndroom van de oorlog in Bosnië. Hij moet naar een gespecialiseerde psychiater, maar daar is er een wachtlijst van een half jaar. Ik kan alleen maar proberen om die mensen zo goed mogelijk op te vangen.”

“Vaak hoef je alleen maar een klankbord te zijn. Als iemand op jonge leeftijd doorheeft dat hij of zij transgender is, dan maken we tijd voor een gesprek met het gezin. Dat zijn de kleine dingen waar ik mijn energie en mijn voldoening uit haal: mensen die op raadpleging komen en die een kwartier later blij naar buiten gaan: ‘Amai, merci, ik voel mij al een stuk beter!’ Mensen zijn zo dankbaar, echt waar.”

U moet wel van véél op de hoogte zijn. U moet niet alleen bijscholingen volgen over de nieuwste medische ontwikkelingen, maar ook de vinger aan de pols van de maatschappij houden.

Lemmens: “Mensen onderschatten hoe zwaar het beroep van huisarts is. Elk kwartier krijg je een andere patiënt voor je, met een ander probleem. In dat kwartier moet je hem of haar begrepen én geholpen hebben. Dat is slopend.”

Eén op de vijf artsen riskeert zelf op korte termijn een burn-out. En op de lijst met risicogroepen voor zelfdoding staat één beroepscategorie: de artsen.

Lemmens: “Dat is niet niks, maar ik heb mezelf daartegen gewapend. Toen ik voelde dat onze praktijk in Kontich, waar ik nu drie jaar werk, enorm begon te groeien en de werkdruk té zwaar werd, heb ik beslist om mijn praktijkuren af te bouwen. Nu heb ik ook een job in het ziekenhuis van Mortsel: drie halve dagen per week werk ik daar als zaalarts in de psychogeriatrie in een team met verpleegsters, ergotherapeuten en kinesisten.”

“Als huisarts heb je de verantwoordelijkheid om op tijd te erkennen dat het te veel wordt. Dan móét je ingrijpen. De oudere garde behandelt koppig veertig, zelfs vijftig patiënten per dag. Ze redeneren: ‘Ik moet beschikbaar blijven voor mijn patiënten, want wie zal hen anders helpen?’ Maar er zijn huisartsen genoeg! Als ik morgen een zwaar skiongeluk heb en ik lig weken of maanden in het ziekenhuis, zullen mijn patiënten niet sterven omdat ik er niet ben. Sommigen zullen het niet leuk vinden dat ze bij iemand anders te rade moeten gaan, maar dat moet je kunnen loslaten. En ik kan dat.”

Dokters veroorzaken volgens een onderzoek de meeste auto-ongevallen. Vermoeidheid en stress zouden een factor zijn. Hoe zit dat met uw rijstijl?

Lemmens: (begraaft haar gezicht in haar handen) “O, nee! Mijn man ergert zich er dood aan, en mijn auto zit vol blutsen. Ik heb al véél verkeersboetes gekregen, ja. Zone 30, allemaal goed en wel, maar je moet te allen tijde gefocust zijn op die 30 om niet per ongeluk sneller te rijden. Toch? (lacht)”

Een huisarts is een aantal keer per jaar van wacht. Vallen die wachtdiensten mee?

Lemmens: “Overdag gaat het wel, maar de nachtwachten zijn vréselijk. En ik ben niet de enige die dat vindt. We vragen ons vaak af of een huisarts ’s nachts wel nodig is. Ofwel is het ernstig en moet je naar de spoedafdeling, ofwel kun je wachten tot de volgende dag. Maar íémand moet die inschatting maken, en dat moet natuurlijk een arts zijn. Dat is niet zo simpel op te lossen.”

“Wat ik wél absolute waanzin vind: ik kan in het holst van de nacht een oproep krijgen en moederziel alleen naar een vreemde moeten rijden zonder dat íémand weet waar ik ben. Ik sta op die momenten dóódsangsten uit, elke keer opnieuw.”

‘Ik voelde me aangetrokken tot bloed, de dood en andere vieze dingen’Beeld Johan Jacobs

Hebt u al eens iets meegemaakt?

Lemmens: “Ik heb eens een oproep gekregen van een man die zei dat hij kortademig was. Toen ik bij hem aankwam, zei hij: ‘Mijn medicatie ligt in de caravan, en de caravan staat achteraan in de tuin. Kunnen we het daar even nakijken?’ Natuurlijk niet! Misschien was er niets aan de hand, maar in mijn hoofd gingen alle alarmbellen af. Misschien ook omdat mijn mentor, de dokter die mij heeft opgeleid, ooit een mes tegen haar keel heeft gehad.”

Eén van de moeilijkste taken van een arts lijkt me het uitvoeren van euthanasie. Hebt u dat al moeten doen?

Lemmens: “Twee keer. Daar gaat een heel proces aan vooraf: het gaat om mensen die je lang en goed kent. Als je het kunt doen, zijn mensen erg dankbaar. Maar ik heb toch telkens een collega meegenomen: het blijft iets akeligs.”

Van een dokter wordt verwacht dat hij zijn emoties voor zich houdt en zakelijk blijft.

Lemmens: “Dat hang toch af van mens tot mens? Met veel patiënten heb ik een band. Dat is niet zoals bij mijn beste vrienden, maar je ziet elkaar veel, en dan kan de emotionele afstand bij momenten erg klein worden. Het is me nog nooit overkomen dat ik een traan heb gelaten, maar op zware momenten maak je veel stresshormoon aan, en later volgt de ontlading. Dan moet ik er met mijn man over kunnen spreken.”

“Toen ik zwanger was van mijn oudste zoon, heb ik een jonge vader met kleine kinderen palliatief begeleid. Tot op het einde was ik bij hem thuis – dat was heel intensief, zeker in de laatste week, toen ik er ook vaak op huisbezoek kwam. Hij is de enige patiënt van wie ik ooit naar de begrafenis ben gegaan. Onze zoon, Jack, is een erg gevoelig kind, en ik denk soms dat dat komt omdat hij toen in mijn buik zat en alles mee heeft beleefd (lachje).”

Hoe is het eigenlijk met uw vader?

Lemmens: “Hij maakt het goed. Ondanks zijn ziekte is hij voor mij nog altijd de sterkste man ter wereld. Sinds hij de juiste medicatie en de juiste opvolging krijgt, gaat het veel beter. Hij heeft wel eens last gehad van zijn hart: een geluk bij een ongeluk, aangezien mijn man cardioloog is (lachje).”

Wat is uw mooiste Is er een dokter in de zaal?-moment, de meest heroïsche daad die u ooit hebt verricht als arts?

Lemmens: “Tijdens mijn opleiding in een ziekenhuis in Geel was een patiënt er erg aan toe na een zwaar ongeval. Terwijl hij halsoverkop naar de radiologie werd gerold, zat ik op hem om hem te reanimeren (lacht). Mijn hoogsteigen ‘E.R.’-moment, dat pakken ze mij nooit meer af!”

Vindt u het eigenlijk leuk om zelf op tv te komen?

Lemmens “Dit programma bevindt zich op de grens van waar ik me comfortabel bij voel. Ik was vroeger het kindje dat, als ze iets moest voordragen voor de klas, met haar gezicht naar het bord ging staan (lachje). En toen ik in mijn zevende jaar geneeskunde mijn thesis moest verdedigen, moest ik een kalmeerpil nemen: ik háát het om voor een publiek te spreken. Maar tegelijk ben ik een onrustige ziel, die altijd op zoek is naar nieuwe prikkels. En ik heb al van mensen gehoord dat ik op het scherm rustig overkom. Daar ben ik toch trots op: ik heb mijn angst overwonnen.”

© Humo