Direct naar artikelinhoud
Interview

Evelien Broekaert, actrice en vrouw van Pedro Elias: ‘Ik vind het woord ‘echtgenote’ niet zo goed bij mij passen’

'Als je relatie een verbouwing overleeft, gaat die nooit meer stuk, zeggen ze: dat gaat bij ons ook op. De kanker van Rover is onze verbouwing’, zegt Broekaert.

In een ideale wereld was het onderwerp van dit interview: ‘Hoe is het leven met een Pedro Elias in huis?’ In de wereld waarmee we het moeten rooien, kwam daar nog bij: ‘Is er leven na de fatale diagnose?’ Evelien Broekaert (36) is redactrice bij Woestijnvis, lid van Compagnie Barbarie en mevrouw Pedro Elias (45), maar ook moeder van Bonnie (2) en Rover (3), bij wie in maart leukemie werd vastgesteld. ‘Ik heb even gedacht: dit is een straf van God.’

Naar het zich laat aanzien, valt de kanker in het bloed van Rover gelukkig te genezen. Maar daar gaan twee jaar chemotherapie en beenmergpuncties aan vooraf. Vooruitzichten waarbij slechts één openingsvraag past:

Gaat het?

“Het gaat goed. (denkt na) Het voelt raar om dat te zeggen, als je meemaakt wat wij meemaken. Maar Rover voelt zich redelijk oké, en dus ik ook. Ik merk dat ik wel steeds vaker door een schuldgevoel word overvallen: ‘Waarom lig ik nu niet in de zetel te huilen? Waarom ben ik nu niet ongelukkig en angstig? Mijn kind heeft kanker!’ Gisteren kreeg ik, na een avondje bij een vriendin, op de terugweg een klop: ‘Ik heb daar zitten lachen en ik heb een hele avond amper aan mijn kind gedacht. Hoe kan dat?!’ Onzin, ik weet het, maar toch.

“Voor de duidelijkheid: ik bén ook vaak angstig, en ik huil nog veel. Alleen niet non-stop. Het voelt als een gevangenis van verdriet waar je voortdurend uit wilt ontsnappen, en als dat even lukt, voel je je schuldig.”

De dokters hebben jullie verzekerd dat Rover het zal halen. Hoe onwankelbaar is je vertrouwen in de geneeskunde?

“Ik heb er alle vertrouwen in. Pedro een stuk minder, maar dat ligt in zijn karakter. Leukemie is de meest voorkomende en daardoor ook de meest onderzochte kinderkanker. Via Kom op tegen Kanker is daar de voorbije jaren veel geld naartoe gegaan. Dertig jaar geleden heeft Pedro een nicht aan die ziekte verloren, en amper tien jaar geleden waren de overlevingskansen 70 procent. Nu spreekt men van 95 procent. In dat opzicht hebben we in de hel toch het beste lotje getrokken.”

Rover is 3,5 jaar, hoe interpreteert hij wat er gaande is?

“Een paar weken geleden dacht ik: het is zo verschrikkelijk dat het hem nu al overkomt. Hij is nog zó klein. Maar pubers met kanker hebben het veel moeilijker: die beseffen dat ze een dodelijke ziekte hebben, dat ze hun haar verliezen en dat de cortisone hun gezicht doet opzwellen. Maar Rover loopt als een razende door het ziekenhuis en voelt zich sterk. Vandaag is hij Batman, morgen de Hulk.”

“De gesprekjes met hem gaan over de kleine dingen, waardoor het behapbaar blijft. ‘Voel je je niet zo lekker?’ – ‘Nee, ik heb pijn in mijn buik.’ – ‘Dat is niet zo erg, dat komt door de medicijntjes.’ Hij vraagt zich niet af: ‘Zal ik er morgen nog zijn?’ Om die reden voeren Pedro en ik die gesprekken zelf ook niet. Vandaag is ons kind Batman, en daardoor voel ik mij bij wijze van spreken de moeder van Batman. Het feit dat hij een superheld speelt en zich ook zo voelt, heeft een invloed op zijn gemoedstoestand. En dat heeft dan weer een invloed op zijn lichamelijke gezondheid, daar ben ik van overtuigd. De superheldenkostuums die hij draagt, zijn een medicijn op zich.”

“Het is dus misschien net goed dat hij nog zo jong is. (denkt na) Zet die ‘goed’ maar tussen aanhalingstekens. Zoals eigenlijk al het positieve in dit interview tussen aanhalingstekens mag.”

Je hoort koppels in zo’n situatie weleens zeggen: door het noodlot zijn we naar elkaar toe gegroeid. Het omgekeerde komt minstens even vaak voor.

“Wij zullen hier sterker uit komen, daar ben ik van overtuigd. We hebben geen andere keuze: we kunnen ons alleen sterk houden voor Rover als onze relatie ook sterk blijft. We moeten dingen blijven doen. Een babysit bellen en met zijn tweetjes op restaurant gaan, bijvoorbeeld. Ook al zaten we daar met de daver op het lijf.”

“We waren al een goed team, maar nu kunnen we echt alles aan. Het klinkt raar, maar ik had deze situatie met niemand anders willen meemaken. Pedro en ik vullen elkaar aan: hij is angstiger dan ik, en ik kan beter vooruitkijken.”

Pedro zei eens: ‘Evelien is mijn troostmachine. Ze is altijd sterker dan ik. Evelien is zo’n meisje dat van de schommel valt, haar arm breekt en verder wil schommelen. Als ík het plankje hoor kraken, stop ik al.’

“Andersom staat hij veel positiever in het leven, daar vind ik dan weer steun in. Als je relatie een verbouwing overleeft, gaat die nooit meer stuk, zeggen ze: dat gaat bij ons ook op. De kanker van Rover is onze verbouwing.”

Had je ooit eerder slecht nieuws van dat kaliber gekregen?

“Ik heb eens een lief met lymfeklierkanker gehad. En in mijn scoutsgroep in Mechelen waren er – heel raar – maar liefst zes mensen met kanker, onder wie een goede vriend. Maar de pijn die je voelt als het je eigen kind overkomt, heb ik natuurlijk nog nooit meegemaakt.”

“Nadat mijn lief genezen was, wilde hij komaf maken met alles wat hem onzekerheid bracht. Daar bleek ik ook een deel van te zijn. Het heeft een tijdje geduurd voor ik dat kon begrijpen...”

“Nu ik zelf een kind met kanker heb, denk ik aan hoe zijn ouders zich toen gevoeld moeten hebben. Ocharme, die mensen!”

De steun die jullie van vrienden krijgen, is indrukwekkend. Maar is er ook goedbedoelde raad die je niet meer kunt hóren?

“Nee, omdat ik weet hoe moeilijk het soms is om iemand bij te staan in zijn verdriet en verlies. Wanneer één van de ouders van een vriend overleden is, bijvoorbeeld, voelt onze woordenschat soms opvallend beperkt aan. En eigenlijk stoort dat niet. Misschien klinken zinnetjes als ‘Sterkte!’ en ‘Je bent moedig!’ voor anderen hol en betekenisloos, maar voor mij betekenen ze heel veel.”

“Dagelijks krijgen we berichtjes van vrienden, kennissen en zelfs mensen die we amper kennen: ik vind dat onwaarschijnlijk mooi. Jonge, gelovige mensen bidden voor mijn zoon. Al die steun is ook een medicijn, het helpt ons erbovenop.”

Ben jij gelovig?

“Ik vind dat een moeilijke vraag, ook al ben ik opgeleid tot godsdienstleerkracht. (glimlacht) Onze kinderen zijn niet gedoopt, Pedro en ik zijn niet voor de kerk getrouwd en als je me vraagt om het katholieke geloof te verdedigen, sta ik met mijn mond vol tanden. Maar ik weet met absolute zekerheid dat ik niet níét gelovig ben.»

Het valt voor dat ouders van kindjes met kanker van hun geloof vallen, wegens de niet te bevatten onrechtvaardigheid.

(knikt) “Toen de dokter ons vertelde dat Rover kanker had, schoot door mijn hoofd: dit is een straf van God, voor alle dingen die ik fout heb gedaan in het verleden, voor die keren dat ik in de liefde met iemands gevoelens heb gespeeld... Een rare kronkel, want uiteraard weet ik dat dat onzin is. Het opmerkelijke is dat Pedro precies hetzelfde dacht.”

‘Nog elke dag doet Pedro me lachen met een opmerking over iets waar hij anders naar kijkt dan ik.’

Scheet in bed

Aan de telefoon omschreef je jezelf als ‘Evelien, de vriendin van Pedro’. Zijn jullie twee jaar geleden niet getrouwd?

(lachje) “Ja, maar ik vind het woord ‘echtgenote’ niet zo goed bij mij passen. In mijn hart en mijn hoofd ben ik bijzonder graag de vrouw van Pedro, maar ‘ik ben de vrouw van’ krijg ik moeilijk uitgesproken. Misschien vind ik het een te volwassen woord. Ik voel me een stuk jonger dan ik ben – cliché! De ironie is dat ik samen ben met iemand bij wie het innerlijke kind nóg groter is.”

Dat mag je uitleggen.

“Pedro is soms een geval apart – de meesten van zijn vrienden zullen wel begrijpen wat ik bedoel – en eigenlijk mijn derde kind. Dat is één van de redenen waarom ik hem graag zie, maar soms is het vermoeiend. Wij kunnen nooit eens normaal gaan slapen. We moeten bij wijze van spreken nog eerst het wereldkampioenschap judo uitvechten in bed. Het is twaalf uur, ik ben moe en straks staat Bonnie gegarandeerd aan ons bed, maar Pedro moet en zal mij eerst nog een kwartier alle kanten uit gooien. Ik word vaak in slaap gewórsteld. Of hij zegt plots: ‘Hé, heb jij dat ook gehoord?’ – ‘Wat bedoel je? Ik hoor niets.’ En dan laat hij een scheet. (lachje) Allemaal heel plezant, en hij heeft een bewonderenswaardige energie die voortdurend door zijn lijf giert, maar soms denk ik: kunnen wij niet eens met elkaar omgaan zoals mensen met een gewone relatie?”

“Ik klaag daar niet over. Ik merk wel dat ik, zeker sinds ik moeder ben geworden, veel dingen in het gezin naar mij toe heb getrokken. Vermoedelijk omdat ik een controlefreak ben, en misschien ook omdat vrouwen – en dit klinkt heel seksistisch – de verantwoordelijkheden automatisch sneller op zich nemen. Ik denk constant na: wat moet er nog geregeld worden? Heeft de kleine zijn pilletje al geslikt? Is er nog brood voor morgenvroeg? Pedro ligt daar minder wakker van, zijn brein werkt gewoon anders. Hij zegt: ‘Ik doe het wel op mijn manier en dat is ook goed.’ Maar dan gaat Bonnie soms in pyjama naar school, omdat hij denkt dat het een gewone broek is. Is dat erg? Eigenlijk niet.”

Op de vraag hoe en waar jullie elkaar hebben leren kennen, antwoordde Pedro ooit: ‘In een vlaag van zinsverbijstering.’ Details gaf hij er niet bij.

“Het was op de werkvloer, bij Woestijnvis, toen ik daar pas was begonnen. Een coup de foudre van beide kanten – we wisten vrijwel meteen: dit is het. Omdat we toen allebei in een andere relatie zaten, heeft het pijn veroorzaakt. Ik vond dat heel erg, want ook die vorige relaties waren we begonnen met het idee dat we ze voor altijd zouden volhouden.”

Jouw telefoonnummer is in Pedro’s gsm opgeslagen als ‘Evelien & Bonnie’. Hoe zit hij er bij jou in?

(lachje) “Als ‘Elias & Bonnie’. Al van toen we elkaar net hadden leren kennen, en dus lang vóór Bonnie verwekt werd. Het verwijst naar één van onze allereerste gesprekken. We wisten toen al dat, als we ooit een dochter hadden, ze Bonnie zou heten. Het was al lang mijn lievelingsnaam.”

“We zijn allebei heel intense mensen, en onze relatie is dat ook, al vijf jaar aan een stuk. Na amper drie maanden was ik zwanger. En twaalf maanden plus één dag na de geboorte van Rover was Bonnie er. Ze zijn zo snel na elkaar geboren dat we ze soms ‘onze tweeling’ noemen.”

Heeft die snelheid ook nadelen?

“Ik vind het alleen spijtig dat Pedro en ik nooit een lange reis alleen hebben gemaakt. Ik kijk nu al uit naar de dag dat Bonnie 18 wordt: dan pakken we onze koffers en zijn we weg. (lacht) Soms zeg ik: ‘Ik wou dat ik al met pensioen was.’ Dat heeft dan niets met mijn job te maken, maar alles met herwonnen vrijheid.”

“Dat onze kinderen zo snel na elkaar geboren zijn, was niet gepland. In het begin was het ook heel heftig. Nú is het leuk omdat ze zoveel aan elkaar hebben, maar ik zou het nog niet kunnen aanbevelen. Over vijf jaar misschien wel.”

Kinderdroom

Hoe was jij als kind?

“Open, vrolijk en extravert, maar als puber was ik verschrikkelijk. Niet dat ik kattenkwaad uithaalde, want ik was te bang voor straf. Nee, ik was een onwaarschijnlijk dramatische en melancholische puber, ik zat jarenlang opgesloten in mijn eigen hoofd. Ik verloor mezelf in donkere muziek of ik trok op met vrienden, maar ik wilde vooral niets met mijn ouders te maken hebben. Ik was niet tevreden met mezelf en met hoe ik eruitzag, en ik vond mezelf nergens goed voor. Ik heb toen heel vaak gedacht: sorry dat ik er ben.”

Wanneer is dat begonnen, en hoelang heeft het geduurd?

“Mijn broer en mijn zus zijn twee en tien jaar jonger. Vooral mijn broer en ik waren de dikste vrienden. Ik was wel de chef – als hij niet naar mij luisterde, vond ik dat vervelend. (lacht) Heel lang deden we alles samen en speelden we dezelfde spelletjes. Op een dag stond ik ’s ochtends op met het gevoel: nu heb ik daar geen zin meer in. Van de ene dag op de andere, ik kan me nog herinneren dat ik ineens dacht: ik ben precies in een verwarrende, nieuwe fase beland.”

“Die is pas gestopt toen ik Pedro leerde kennen. Ik heb dus ongeveer tot mijn 30ste met mezelf geworsteld. En gepuberd. Bijzonder lang, ja. Vrienden zeggen: ‘Door Pedro heb je rust gevonden.’ Dat klopt, maar het heeft ook met mijn werk te maken. Pas sinds ik bij Woestijnvis werk, heb ik gevonden wat ik wil doen in het leven.”

“Dat wil ik mijn kinderen zeker meegeven: je werk bepaalt – naast je relatie – de drive van je leven, het is dus ontzettend belangrijk dat je een job vindt die juist is voor jou. Pas dan ben je echt een gelukkige mens.”

Eigenlijk wilde je actrice worden. Dat is ook gelukt: je bent afgestudeerd aan het RITCS en samen met zes vriendinnen heb je Compagnie Barbarie opgericht.

“De Barbaries zijn belangrijk in mijn leven, maar in de beginjaren hadden we maar één productie per jaar – daar kun je niet van leven. Ik heb na het RITCS ook nog een diploma regentaat behaald. Ik mocht dus lesgeven, maar ik wist onmiddellijk dat ik dat niet wilde doen.”

“Aan het RITCS heb ik me heel lang slecht gevoeld. Ik zat al slecht in mijn vel, en daar ben ik helemaal in mijn schulp gekropen. Zelfs bij de Barbaries voelde het alsof ik er niet helemaal thuishoorde. Ik dacht: jullie hebben mij erbij gehaald uit medelijden, of omdat we vriendinnen zijn, maar eigenlijk ben ik een veel te slechte actrice.”

“Het wilde ook niet vlotten met mijn acteercarrière. Bij elke auditie zat ik in de wachtzaal naast tientallen meisjes van ongeveer dezelfde leeftijd en hetzelfde type, met enkele bekende namen, en ik greep bijna altijd naast de rol. Vreemd: ik bleek wel geschikt als ze iemand zochten om een maatschappelijk werkster te spelen. Na het zoveelste telefoontje voor weer eens zo’n rol, heb ik de eer aan mezelf gehouden: ‘Het is genoeg geweest, het zal niet lukken.’”

‘Pedro heeft een bewonderenswaardige energie die voortdurend door zijn lijf giert, maar soms denk ik: kunnen wij niet eens met elkaar omgaan zoals mensen met een gewone relatie?’

Hoe confronterend was dat?

“‘Trauma’ is een te groot woord. Maar het was mijn kinderdroom om te acteren, hè. Al zolang ik me kon herinneren, was dat het enige doel in mijn leven. Maar er viel een enorm gewicht van mijn schouders toen ik besefte dat een mens niet eeuwig aan zijn kinderdroom moet vasthangen, en dat dromen ook kunnen veranderen.”

Je werkt nu vijf jaar bij Woestijnvis. De gouden jaren van het bedrijf heb je gemist.

“Ik vind het spijtig dat ik er niet bij was toen Woestijnvis nog functioneerde als een goed geoliede scoutsgroep. De meesten hadden geen kinderen, dus het was gaan-gaan-gaan, en mooie dingen maken met je beste vrienden: dat moet de max geweest zijn. Vroeger werd er na de opnames van bijvoorbeeld De slimste mens ter wereld vaak zwaar gefeest, ook bij Pedro thuis.”

“Nu zijn de gouden jaren zogezegd voorbij. Maar als andere productiehuizen het gevoel hebben dat wij niet meer zo onaantastbaar zijn als vroeger, denk ik: tóch zijn jullie door Woestijnvis begonnen met televisie te maken.”

“Wij kijken nog altijd met een heel strenge en kritische blik naar ons werk. Wij beginnen vaak pas waar redacties van andere productiehuizen eindigen – waarmee ik niet wil zeggen dat wij het enige productiehuis zijn dat mooie televisie maakt. (lachje) Ik heb bij Woestijnvis geleerd dat een goed idee slechts een vertrekpunt is. Daarna draai je het om en bekijk je het vanuit telkens meer invalshoeken, in een poging om het nog beter te maken. Ook op dat vlak is Pedro een ongelofelijke man. Misschien is het raar om het over je eigen lief te zeggen, maar hij is daarin mijn leermeester geweest. Dat trekt me ook in het dagelijkse leven in hem aan: nog elke dag doet hij me lachen met een opmerking over iets waar hij anders naar kijkt dan ik.”

Pedro praat vaak en graag over zijn verslavingen, zoals Barcelona en het internet. Waar ben jij aan verslaafd?

“Lopen. Het is even wat minder geweest, maar nu zit ik weer aan mijn gemiddelde van vier keer per week. Ik ondervind last als ik het níét doe. Er speelt ook eergevoel mee: omdat ik gisteren voor het eerst sinds lang opnieuw 14 kilometer heb gelopen, mag ik daar van mezelf voortaan niet meer onder gaan.”

“Ook Netflix groeit stilaan uit tot een milde verslaving. Ik heb onlangs zelfs een documentaire over Formule 1 met plezier uitgekeken, terwijl dat me nooit heeft geïnteresseerd.”

Pedro en jij schrijven intussen al enkele jaren aan een fictieserie.

“Door de ziekte van Rover heeft het even stilgelegen, maar nu hebben we de draad weer opgenomen. Ik voel dat mijn hoofd er klaar voor is, en dat doet deugd.”

“Ik had bij Woestijnvis al gevonden wat ik zocht, maar aan een scenario werken is echt het allerleukste. Voor het eerst in mijn leven ben ik doordrongen van het gevoel: ik kán iets. Dat komt arrogant over – en ik vind het bijna vervelend dat ik dat zeg, ook al omdat er veel betere scenaristen zijn dan ik – maar zo voelt het wel aan.”

Kun je er in dit vroege stadium al iets over kwijt?

“Weinig. Eigenlijk alleen dat de toon van de reeks vergelijkbaar is met enkele van onze favoriete Netflix-series. True Detective, bijvoorbeeld. Of Fargo. Het is allemaal nét iets larger than life, maar daarom niet onwerkelijk. We streven geen naturalisme na, het mag iets theatraler en de personages mogen iets groter zijn, maar het moet wel aannemelijk blijven.”

“Pedro en ik zoeken niet bewust naar die toon, maar ik heb de indruk dat we het alleen op die manier kunnen. Je ziet het ook in Pedro’s boek Van de hond, dat zich afspeelt in een speciaal universum waarin je toch mensen herkent. Het gaat om schoonheid vinden in de tristesse van het leven.”

Lees je je scenario nu anders in het licht van wat jullie zoontje is overkomen?

“Ja, vooral omdat één van onze personages ook kanker heeft. Vóór het nieuws over Rover praatten we daar nonchalant en bijna respectloos over. ‘Bon, welke soort kanker zullen we die mens eens geven?’ – ‘Lymfeklierkanker of een hersentumor?’ Zo achteloos. Vorige week ben ik tijdens een vergadering over de serie en plein public beginnen te huilen. Die scènes leken door iemand anders geschreven. De Evelien van toen was een andere vrouw dan de persoon die ik nu ben. Een heel raar gevoel.”

Op welke vlakken is de cesuur tussen ‘vóór de kanker’ en ‘na de kanker’ nog zichtbaar?

“Een groot deel van mijn leven heb ik gezocht naar een manier om mijn problemen en probleempjes te relativeren en zorgeloos in het heden te kunnen leven. Ik ging naar de psycholoog, deed yoga, probeerde te mediteren... Nu lijken al die pogingen zo onnozel: ik relativeer alles onmiddellijk. Uiteráárd leef ik nu in het heden, want ik heb even geen toekomst meer. De kanker van mijn zoon is mijn nieuwe yoga.”

“Als ik op sociale media en krantenfora zie hoeveel mensen met zichzelf bezig zijn en zich opwinden over de onnozelste dingen, stel ik vast dat ik daar bijna op neerkijk. Alsof ik hen ook de verlichting en de heldere blik toewens die wij op dit moment hebben. Maar dat klinkt natuurlijk zo fout.”

Zoals Pedro zich tot zijn eigen verbazing een tijdje moreel superieur in het verkeer heeft gevoeld: ‘Als iemand me de pas afsneed, dacht ik: och jong, ge weet niks, heeft uw kind misschien kanker?’

“Ik betrap mezelf er af en toe op dat ik denk: ik ben graver dan Beyoncé. Want zij maakt niet mee wat ik meemaak, én ik kan dit aan.’ Ook weer enorm arrogant, want Beyoncé is fantastisch, maar dat vind ik oké. Ik ben al mijn hele leven zo streng voor mezelf, laat mij nu maar twee jaar arrogant zijn. Nu mág ik mezelf even graaf voelen.”