Direct naar artikelinhoud
InterviewRuben Mersch

Links of rechts? Dat zit in de genen

De klimaatmars in Brussel.Beeld Tim Dirven

We leven meer dan ooit in een gepolariseerde samenleving: links versus rechts, met de laatste groep die duidelijk aan de winnende kant staat. Maar wat maakt precies dat we links oftewel rechts denken en zijn? Bovenal onze genen, stelt filosoof en bioloog Ruben Mersch onomwonden.

Waarom ziet de een migranten als sukkelaars die onze steun verdienen en de ander hen als een bedreiging voor onze welvaart? Waarom voelt de een zich veiliger met meer blauw op straat en de ander weer net niet? En waarom blijven de beide ‘kampen’ vasthangen in het eigen grote gelijk, zonder naar elkaar toe te buigen? Het zijn vragen waar ook wetenschappers zich graag over buigen, weet filosoof en bioloog Ruben Mersch. “Om te beginnen zijn links en rechts moeilijke termen”, zegt hij. “Zeker in de wetenschap worden die niet echt gebruikt. Daar spreken we van progressief en conservatief. Sommige mensen willen meer verandering, willen nieuwe dingen proberen, hebben minder nood aan regels en definiëren empathie en solidariteit een stuk breder. Anderen vinden dan weer dat er net meer regels moeten zijn, meer blauw op straat bijvoorbeeld. Ze houden de solidariteit ook beperkt, tot de eigen groep. En ze behouden liefst die dingen die er al zijn.”

Hoe komt het dan dat we het een of het ander zijn, progressief dan wel conservatief?

Mersch: “Om te beginnen speelt er een groot stuk genetica. Je wordt dus voornamelijk zo geboren. De metafoor die ik graag gebruik is die van een winkelkarretje. Misschien kent u ze ook, de winkelkarretjes die maar niet rechtdoor willen gaan, maar precies altijd een afwijking hebben. Sommige draaien ongevraagd naar links, andere naar rechts. Ze kunnen wel rechtdoor, maar het gaat moeilijker. Dat is bij mensen ook zo. Iemand met ‘rechtse genen’ zal moeilijker een ‘linkse’ kerel worden.

“Dat genetica een grote rol speelt, weten we door tweelingenonderzoek. Eeneiige tweelingen hebben alle genen met elkaar gemeen, bij twee-eiige is dat de helft. We zien dat bij eeneiige tweelingen de morele standpunten vaak veel dichter bij elkaar liggen dan bij twee-eiige. Zelfs al worden de tweelingen apart opgevoed. Ook dan komen eeneiige tweelingen veel sterker overeen. Wat dus aangeeft dat de genen meer een rol spelen dan de opvoeding.

“De schattingen over hoeveel van ons denken en zijn bepaald wordt door genen, variëren wel sterk en zitten ergens tussen de 40 en de 80 procent, afhankelijk van welke studie of wetenschapper je volgt. Maar in ieder geval bepalen genen veel meer hoe je denkt dan wat de meeste mensen denken.”

Bestaat er dan een soort gen voor ‘meer blauw op straat’ of ‘vreemdelingen buiten’?

“Neen, waarschijnlijk is het karakter de mediërende factor. Van karakter weten we dat het een groot stuk erfelijk is. Bijvoorbeeld: het hebben van een nood aan orde is iets wat we eerder met een conservatief persoon associëren. Terwijl mensen die dan net op zoek zijn naar veel vernieuwing, eerder progressief zijn. Het gaat dus om basiskaraktertrekken die ervoor zorgen dat je eerder naar links of naar rechts neigt en dus vatbaarder bent voor argumenten van een van de twee zijden.”

We kunnen er dus niet aan doen?

“Neen, en het is nuttig om dat ook te beseffen wanneer je in debat gaat met iemand van de ‘andere kant’. Die ander heeft er ook niet helemaal voor gekozen om te zijn wie hij is en kan er dus ook niet veel aan doen dat hij denkt zoals hij denkt. Dat impliceert ook dat je zelf geen reden hebt om trots te zijn op je eigen standpunten, want die heb je echt niet hoogstpersoonlijk verzonnen. Die heb je ook gewoon maar overgenomen van je omgeving en je bent er als het ware vatbaarder voor geboren.”

Dus omgeving speelt ook een rol?

“Dat blijkt inderdaad uit heel wat onderzoek. Om u een voorbeeld te geven: ik zat laatst naar Voor de mannen, het Canvas-programma van Xavier Taveirne over homoseksualiteit, te kijken. Ze toonden straatinterviews uit de jaren 50 en dat was echt schrikbarend. De mensen vonden homoseksuelen toen niet meer of minder dan een soort beesten. Dan weet je dat die geïnterviewden dat niet zelf hebben verzonnen. Die mensen zeiden dat omdat hun hele omgeving dat zei. De groep waarin je zit en wat je omgeving zegt, speelt ook een rol. Dat we ooit slavernij normaal vonden, was niet omdat we slechte mensen waren, maar omdat iedereen dat toen vond.”

Spelen individuele ervaringen een grote rol?

“Dat kan meespelen. Als je een zeer vervelende ervaring hebt gehad met een lid van een bevolkingsgroep, heb je de neiging om dat te extrapoleren naar alle leden van die groep. Maar genetica en groepsdynamiek samen zijn de grootste factoren. Je kunt mensen ongeveer alles laten geloven als er nog een aantal andere mensen zijn die dat ook geloven. Mensen hebben vaak een soort sociale validatie nodig. Er zijn heel weinig mensen die heel vreemde dingen geloven en dat helemaal op hun eentje doen. Antivaxxers of mensen die denken dat de aarde plat is, die zitten ook allemaal in groepjes die hetzelfde denken. Dus denken ze: aha, ik heb gelijk, want kijk, zij denken dat ook.

“En dan heb je natuurlijk ook nog een klein beetje denkwerk...”

Ruben Mersch.Beeld Wannes Nimmegeers

Een klein beetje maar? Dat klinkt nogal verontrustend.

“Ja, er is binnen de wetenschap een vrij brede consensus over dat ons denken over wat goed en wat slecht is maar een vrij kleine impact heeft op onze eigen positie. Je kunt er moeilijk percentages op plakken. Sommigen denken dat er zelfs geen enkele invloed is. Laat het er ons op houden dat die invloed een stuk kleiner is dan we denken.

“Het is een van de grootste misvattingen: de meeste mensen hebben een verkeerd beeld van hoe mensen denken. We denken heel vaak dat we eerst alle feiten gaan opzoeken en dan lang nadenken en uiteindelijk komen we dan tot een conclusie. Maar het meeste onderzoek wijst erop dat het eigenlijk omgekeerd gaat: eerst hebben we een conclusie op basis van genetica, ervaring, niet-rationele overweging. En daarna gaan we die feiten zoeken die erbij passen. We zouden dat beter wat minder doen, maar het is wel normaal. Ongeveer elk onderzoek geeft aan dat dat de manier is waarop mensen denken.”

Als denken maar een kleine rol speelt en we aan cherrypicking doen om ons eigen gelijk te staven, haalt goeie informatie geven dan wel iets uit?

“We hebben altijd gedacht, als je de mensen maar goeie informatie geeft, dan gaan ze wel bijdraaien. Dat blijkt niet te werken. Want als je eerst je standpunt hebt en je gaat dan die data zo gebruiken tot die je standpunt bevestigen, dan zal meer informatie jammer genoeg niet helpen. Dat blijkt ook uit onderzoek: mensen die meer weten, geloven niet vaker in een wetenschappelijke consensus. Je ziet dat bij antivaxxers bijvoorbeeld heel goed. Die weten er vaak enorm veel over, zij het wel selectief, maar wel enorm veel.

“En je ziet dat zowel aan conservatieve als progressieve kant. Kijk naar de hele hetze rond genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Ik denk niet dat je nog maar één medische organisatie kunt vinden die jou zal zeggen dat er een gevaar is voor mensen. Maar toch blijven bepaalde ‘linkse’ groeperingen maar roepen dat het kanker veroorzaakt.

“Ik was laatst in een links cultuurhuis. Er was iemand aan het speechen. Hij zei: ‘Het is goed dat er nog mensen zoals wij bestaan, mensen die niet in hokjes denken’. Fantastisch toch! Ik lag plat van het lachen. Hij had dus een soort van metahokje bedacht en had het duidelijk zelf niet door. Dat zegt toch alles!”

Mars tegen Marrakesh met leden van motorclub Deplorables.Beeld Bas Bogaerts

U schetst zo wel een eng beeld: we zijn voorbestemd om te neigen naar progressief of conservatief en niets lijkt ons van ons standpunt, waarover we niet eens nadenken, af te kunnen brengen. Beetje eng wel.

“Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er maar één factor is die je beschermt tegen die manier van denken: nieuwsgierigheid. Nieuwsgierig zijn, kan ervoor zorgen dat je niet eerst een beslissing neemt en dan pas naar de feiten kijkt, maar dat je omgekeerd werkt.

“We moeten dus nieuwsgierigheid stimuleren. Zorgen dat mensen echt het lef krijgen om hun eigen standpunt in vraag te stellen. Dat ze informatie die kritisch is voor het eigen standpunt niet als een aanval zien, maar als een uitdaging om meer te weten te komen.”

Is nieuwsgierigheid ook niet karakterieel en dus genetisch bepaald? Kan je nieuwsgierigheid überhaupt aanleren?

“Dat is voor mij op dit moment de grote vraag waar ik het antwoord nog niet op weet, maar wel wil op vinden. Hier en daar is er wel wat prematuur onderzoek over en er zijn al wetenschappers die beweren dat het kan aangeleerd worden. Maar een wetenschappelijke consensus daarover is er, naar mijn weten, nog niet. Ik zou daar graag eens dieper induiken. En als ik het antwoord gevonden heb, laat ik het u zeker weten.”