‘Chinezen waren eerste echte wietrokers’

Rond 500 voor Christus, toen wij nog in de prehistorie verkeerden, zaten de oude Chinezen al bovenop een berg cannabis te paffen bij bepaalde begrafenisrituelen. Dat althans stellen Chinese en Australische archeologen na de bestudering van wietresten uit tien 2.500 jaar oude branders.

De wietresten werden opgegraven op een de begraafplaats van Jirzankal, hoog in het Pamir-gebergte, vlak bij de grens met Tadzjikistan. De restjes wiet bevatten heel wat tetrahydrocannabinol (THC), het bestanddeel dat gebruikers stoned maakt. Van nature bevat cannabis meestal minder THC. Dat betekent dat men de plantjes ofwel zorgvuldig uitzocht, ofwel zelfs kweekte, noteert het team onder leiding van Yimin Yang van de Chinese Academie van Wetenschappen in vakblad Science Advances.

Hallucinogene rook

Er zal sprake zijn geweest van "complexe religieuze praktijken", vermoedt Yang. “We beginnen het beeld te krijgen van begrafenisrituelen met vlammen, ritmische muziek en hallucinogene rook, allemaal om de mensen in een veranderde bewustzijnstoestand te krijgen”, schrijft Yang. De planten werden aan het smeulen gebracht door er hete stenen op te leggen. Bovendien waren in Jirzankal de zaadjes uit de cannabis verwijderd. Alweer een aanwijzing dat men de dampen opsnoof, denkt Yang.

Aanwijzingen voor oud-Aziatisch cannabisgebruik waren er altijd al. Zo schreef de Griekse geschiedschrijver Herodotus in de vijfde eeuw voor Christus over Aziatische steppevolkeren die in een tentje stoned werden door daar plantjes te verstoken.

In China vond men ook al eens een dode begraven met cannabiszaad op zak. “Maar je weet dan nog niet of dat een sjamaan is die cannabis bij zich had vanwege de medicinale werking”, zegt klinisch farmacoloog en zelfstandig cannabisonderzoeker Linda Klumpers. “Het nieuwe onderzoek lijkt me het vroegste tastbare bewijs voor cannabisgebruik om de psychoactieve werking.”