Direct naar artikelinhoud
Discriminatie

‘Discriminatie kan beter uit het strafrecht gehaald worden’

‘Discriminatie kan beter uit het strafrecht gehaald worden’
Beeld David Biskup

Slechts een fractie van de discriminatiedossiers leidt tot een vervolging. ‘De strafrechtelijke bewijslast is nu te zwaar. Daardoor blijkt de wet vaak een papieren tijger’, zegt professor discriminatierecht Jogchum Vrielink van de Brusselse Université Saint-Louis.

Van de meer dan 4.500 klachten over discriminatie die tussen 2013 en 2017 bij de parketten belandden, leidde amper 4,5 procent tot een dagvaarding en vervolging. Het overgrote deel, meer dan 76 procent, werd geseponeerd. Dat blijkt uit cijfers die Kamerlid Vincent Van Quickenborne (Open Vld) opvroeg bij justitieminister Koen Geens (CD&V). Niettemin noemt Geens de strijd tegen discriminatie een prioriteit. Hij benadrukt dat de strijd tegen discriminatie een prioriteit is en blijft, en wijst erop dat de seponeringen de voorbije jaren in dalende lijn zitten.

Lees ook:

Hulpverleners willen nog kinderen naar België halen: ‘Vluchtelingenkampen zijn kleine kalifaten’

Abderrahim Lahlali, advocaat van terreurverdachten en racismeslachtoffers: ‘Vertel mij niet dat racisme relatief is’

Enige nuance bij de cijfers is op zijn plaats. Naar alle waarschijnlijkheid blijft een erg groot deel van de gevallen onder de radar. Niet iedereen die slachtoffer is van discriminatie legt daar ook klacht voor neer. Vaak zijn mensen zich niet eens bewust dat ze slachtoffer zijn, of weten ze niet dat ze er klacht voor kunnen neerleggen. “We denken wel dat het bewustzijn van de juridische middelen die voorhanden zijn, toeneemt”, zegt woordvoerder Bram Sebrechts van het interfederaal gelijkekansencentrum Unia. “We zien een stijgend aantal meldingen en dossiers, steeds meer mensen vinden hun weg naar Unia. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er ook meer discriminatie is.”

‘Woord tegen woord’

Komt er toch een klacht, dan blijken de aantijgingen vaak lastig hard te maken. De voorbije jaren was gemiddeld zowat de helft van de seponeringen te wijten aan een gebrek aan bewijs. Discriminatie aantonen is nu eenmaal heel moeilijk. “Het is vaak woord tegen woord”, stelt Jogchum Vrielink vast. “Het zou veel investeringen vragen om de seponeringen omlaag te krijgen, en dan nog zou de zaak vaak op zijn grenzen botsen in het opsporingsonderzoek.”

Vrielink meent daarom dat het strafrecht gewoon niet het aangewezen middel is om discriminatie aan te pakken. “De strafrechtelijke bewijslast is in discriminatiezaken te zwaar en daar is weinig aan te doen. De wet blijkt daardoor vaak een papieren tijger.” Depenalisering van discriminatie en een zuiver burgerrechtelijke aanpak zou daarom beter zijn: een commissie van experts raadde dat in 2007 al aan. In het burgerlijk recht ligt de bewijslast immers aanzienlijk lager.

Minister Koen Geens ziet nog een andere optie dan de juridische weg. “Misschien moeten we niet alles strafrechtelijk afhandelen maar meer met elkaar praten en het openbaar debat fatsoenlijk houden. Ik maak me zorgen over hoe dat publieke debat evolueert. Daar lijkt me de echte inzet te liggen.”

Vincent van Quickenborne is in principe niet gekant tegen een depenalisering, maar benadrukt dat de sancties voldoende ernstig moeten blijven om mensen op andere ideeën te brengen. “Het moet nog steeds afschrikken. Een straf heeft minder effect dan bijvoorbeeld een minnelijke regeling.”

Praktijktesten

Van Quickenborne zegt ook teleurgesteld te zijn in minister van Werk Kris Peeters (CD&V). In 2015 schreef Van Quickenborne mee aan een parlementaire resolutie voor praktijktesten op de arbeidsmarkt; vorig jaar werd die door Kris Peeters ook in wetgeving omgezet. De inspectiediensten mogen via zogenaamde mystery calls onder een valse identiteit nagaan of werkgevers of bedrijven zich schuldig maken aan discriminatie. Onlangs nog bleek dat de maatregel op een jaar tijd geen enkele keer gebruikt was, omdat het juridisch kader nog verder uitgewerkt moest worden.

“Aan dit tempo zijn we nog een paar jaar bezig voor er resultaat komt. Nochtans toont onderzoek aan dat mystery calls wel degelijk werken”, zegt Van Quickenborne. Critici menen dan weer dat Open Vld er mee voor zorgde dat de wetgeving moeilijk toepasbaar werd. Pas wanneer er al duidelijke aanwijzingen van discriminatie zijn, mag naar de mystery calls gegrepen worden.