Direct naar artikelinhoud
Televisie

‘Onze collega’s bij ‘Iedereen Beroemd’ worden gek van ons’: achter de schermen bij ‘Homo Universalis’

‘Negentig man die tegelijk een speelgoedautootje in elkaar proberen te steken: dat is goede televisie.’

Homo universalis, de druk bekeken afvalrace uit Iedereen beroemd, is stilaan weer aan de finale toe. Voor we te weten komen wie de opvolger wordt van Guy Sterckx, de laureaat van vorig jaar, gingen we eerst nog even op zoek naar het antwoord op een andere vraag: hoe kon een onooglijk rubriekje met de stem van Walter Grootaers zo populair worden? ‘Onze collega’s bij Iedereen beroemd worden gek van ons.’

Sokken sorteren, nepvlinders vangen of sprintjes trekken op stelten: geen uitdaging was te gek voor de honderd deelnemers die de afgelopen maanden een gooi deden naar de titel van homo universalis. De man of vrouw die op 25 juni na de slopende selectie als enige overblijft, mag zich met recht en reden een alleskunner noemen. Voor de makers van de rubriek begint de dag na de finale dan weer een zoektocht naar nieuwe kandidaten en verse proeven.

Henk de Corte, eindredacteur en spelleider: “Het idee achter Homo universalis is er typisch zo een dat werd opgeworpen tijdens een brainstorm, om pas veel later werkelijkheid te worden. Het idee was toen om een afvalrace te organiseren die het hele seizoen zou duren: elke dag een spelletje met elke keer een verliezer die zou moeten vertrekken. Dat idee werd al snel afgevoerd, omdat het niet uit te voeren was. We maken voor één seizoen Iedereen beroemd zowat tweehonderd afleveringen, het was niet haalbaar om zo veel mensen samen te krijgen en evenveel opdrachten te verzinnen.

“Tot vorig seizoen dus: halfweg de jaargang zochten we een vervanger voor De verjaardagsquiz, een rubriek die elke aflevering afsloot en waar we niet helemaal tevreden mee waren. Toen is het idee van een afvalrace weer naar boven gekomen, maar dan met honderd kandidaten, omdat we al halfweg het seizoen zaten. Naast het feit dat honderd een veel mooier getal is, leek dat praktisch wél haalbaar. Half november kregen we groen licht, en in de kerstvakantie moesten we al beginnen met de opnames. Gekkenwerk, achteraf gezien.”

Nu er bijna twee seizoenen voorbij zijn, blijft de vraag wel: hoe verzin je nog originele opdrachten na tweehonderd afleveringen?

Thibault Vaninbroukx, regisseur: “Die vraag stelden we ons ook al na de eerste honderd, toen we met de voorbereidingen begonnen voor het tweede seizoen. (lacht) Maar zodra je eraan begint, lukt het wel. Bijna altijd is herkenbaarheid de sleutel: heel vaak komen we met ideeën gebaseerd op bestaande spelletjes, die je bijvoorbeeld ooit nog hebt gespeeld bij de scouts. Soms probeer ik nog om mijn vrienden op café ideeën te ontfutselen voor nieuwe proeven. In het begin lukte dat, maar nu hebben ze stilaan door dat ik probeer om hen mijn werk te laten doen. (lacht)

De Corte: “Eenvoud, volgens mij vat je daarmee het geheim achter Homo universalis. De sterkte van de rubriek zijn de spelletjes: onnozel en herkenbaar, maar vooral niet te spectaculair. Anders zouden we De mol worden, en dat moeten we net niet proberen te zijn. Je moet elke proef in Homo universalis in tien seconden kunnen uitleggen.”

Vaninbroukx: “Bovendien zijn de simpelste proeven soms de mooiste om naar te kijken. Negentig man die tegelijk een speelgoedautootje in elkaar proberen te steken: dat pakt goed op het scherm. Een van de mooiste proeven dit seizoen vond ik net de simpelste: de kandidaten moesten een ballon opblazen en die met gestrekte arm boven hun hoofd houden. Het idee was kinderlijk simpel, maar het leverde mooie én spannende televisie op.”

Hoe begin je eigenlijk aan de selectie van honderd deelnemers?

Niels Hurkmans, selectieheer: “Vrij simpel: met een vragenlijst. En voor dit tweede seizoen hebben we ook meteen een filmpje gevraagd waarin kandidaten zichzelf in een minuut voorstelden. Daarmee kunnen we op voorhand al een goed idee krijgen van welk vlees we in de kuip hebben.”

Al belanden sommige kandidaten ook gewoon door stom toeval in Homo universalis. In het vorige seizoen werd zo iemand zelfs de eindwinnaar.

Guy Sterckx, homo universalis: “(lacht) Dat klopt, ja. Eigenlijk was het mijn vrouw die zich ingeschreven had voor Homo universalis, maar toen de opnames zouden beginnen, zat ze thuis met een knieblessure. Ik heb dan maar haar plaats ingenomen. Met succes.”

Wat we daarmee niet weten: zou je vrouw ook zover geraakt zijn, Guy?

Sterckx: “Nee. (lacht) Ik spreek nu niet voor mijn beurt, want daar zijn we het allebei over eens. Ze zou niet zo goed gepresteerd hebben in de sportieve proeven, vermoed ik, dus zou het op een bepaald moment wel erg lastig geworden zijn voor haar.”

Wat maakt een goede Homo universalis-kandidaat? Ik heb de indruk dat de meest competitieve kandidaten niet per se uitverkoren worden: het zou de gezelligheid immers niet ten goede komen.

Hurkmans: “Wie deelneemt, moet vooral met zichzelf kunnen lachen. Zelfrelativering is een eigenschap die noodzakelijk is in Homo universalis. Niet dat het je meteen diskwalificeert als je verbeten bent, maar ik merk wel dat ik minder geneigd ben om heel competitieve mensen te selecteren.”

Sterckx: “Uit eigen ervaring weet ik trouwens dat stressbestendigheid veel belangrijker is dan competitiviteit. En vooral: geluk hebben. Je kunt nog zo goed zijn in het spelletje, één keer pech hebben is genoeg om naar huis te moeten gaan. Ik heb daarom nooit echt geloofd dat ik zou winnen: je hebt bij de start maar 1 procent kans om als eindwinnaar uit de bus te komen, hè. Zelfs als je de eerste vijftig eliminaties overleefd hebt, dan heb je nog altijd maar 2 procent kans.”

Hurkmans: “Vreemd genoeg krijgen we bij de selecties soms ook kandidaturen van mensen die er al meteen bij zeggen dat ze geen zin hebben om op tv te komen. (lacht) Tja, daar kunnen we natuurlijk niet veel mee, dus halen die zelden de opnames. Meestal zijn dat dan mensen die puur deelnemen voor de prijs op het einde. Ergens snap ik dat nog: een jaar lang voor niets op reis gaan, wie wil dat nu niet?”

De Corte: “Vorig seizoen had je zulke dingen nog iets vaker: toen schreven mensen zich natuurlijk in zonder te weten wat er zou volgen. Maar ondertussen kennen mensen het concept wel.”

Het valt op dat het deelnemersbestand mooi gevarieerd is. Is dat bewust zo samengesteld?

Hurkmans: “Ja, we proberen onze groep deelnemers zo divers mogelijk te maken. Idealiter krijg je met je groep kandidaten een afspiegeling van Vlaanderen: iedereen die kijkt, moet zich in iemand kunnen herkennen. In de praktijk betekent dat: alle soorten beroepen, alle leeftijden, en zo veel mogelijk verschillende afkomsten. En daarnaast telt een goede kop nog altijd dubbel: als er iemand uitspringt door een vettig accent of een apart kapsel, dan heeft die nog net iets meer kans om geselecteerd te worden.”

Dus een fraaie snor zou mijn kansen op een deelname aan Homo universalis vergroten?

Hurkmans: “Inderdaad. Dit seizoen heb je bijvoorbeeld deelnemer Swa: hij heeft zo’n heerlijk herkenbare kop, net een biker. Herkenbaarheid is belangrijk als je elke deelnemer maar enkele seconden in beeld krijgt elke aflevering.”

‘Dat de sfeer goed zit, hoor je aan de geruchten over hoe die of die deelnemer na de vorige opnamedag niet thuis is gaan slapen’

Hoe doe je dat trouwens, honderd mensen treffend in beeld brengen tijdens proeven waarbij vaak duchtig bewogen wordt?

Vaninbroukx: “Dat is de uitdaging, natuurlijk. Vooral tijdens de eerste draaidagen is het vaak vergeefs zoeken naar overzicht: dan is de groep nog het grootst en ken je nog niemand. Probeer dan als regisseur maar eens te zien waar de mooiste actie zich ergens afspeelt. Daarom proberen we vaak op voorhand al in te schatten waar zich iets interessants zal afspelen.”

Hoe doe je dat?

Hurkmans: “Vaak hebben we op voorhand al een vermoeden. Door het selectieproces hebben we natuurlijk al een beetje voorkennis van welke kandidaten iets meer moeite zullen hebben bij een bepaalde proef. Als er bijvoorbeeld een wiskundesom zit aan te komen, dan weten we door de vragenlijst vooraf wie een diploma wiskunde heeft en welke kandidaten dyscalculie hebben. Als er bij wijze van spreken een kandidaat is die niets moet hebben van honden, en er staat op een dag toevallig een proef gepland met honden, dan weten we dat die kandidaat zeker een interview waard zal zijn.”

Plan je als maker dan gericht een proef in met honden?

Hurkmans: “Nee, dat niet. We viseren niemand. De proeven liggen vaak al van tevoren vast. Het is ook niet nodig om zulke dingen te plannen: er is altijd wel íémand die nadeel ondervindt bij een proef.”

Vaninbroukx: “Iedereen is wel slecht in iets. Dat maakt het zo apart om proeven te verzinnen voor deze rubriek: de opdrachten zijn niet bedacht om een winnaar op te leveren, maar een verliezer. Wie wint en hoe afgetekend, daar zijn we eigenlijk niet mee bezig. En tegelijk moet het toch altijd haalbaar genoeg zijn: als er tien kandidaten zijn die iets niet kunnen, dan hebben we geen goede opdracht gemaakt. Dan moet het makkelijker.”

Wat zou in jouw geval die ene opdracht zijn geweest die je de das had kunnen omdoen, Guy?

Sterckx: “Kookproeven! Daar was ik sowieso niet goed in geweest. En daarnaast: alles wat met zingen en dansen te maken heeft. Vorige week kwam zag ik nog een proef voorbijkomen waarin kandidaten in paren een dance battle moesten doen tegen elkaar. Niets voor mij. Als ik zag welke moves die deelnemers daar neerzetten... Ik had meteen kunnen inpakken.

“Maar aan de andere kant zag ik wel dat er dit jaar een theoretisch rijexamen gehouden werd als proef: dat had ik zien aankomen. Vorig seizoen had ik me er zelfs op voorbereid: ik had de verkeersregels speciaal nog eens opgefrist. Uiteindelijk was het niet nodig, maar mijn vermoeden dat daar een goede opdracht in school, was dus wél juist.”

Winnaar Guy Sterckx: ‘Het belang­rijkste om te kunnen winnen is geluk: je kunt nog zo goed zijn in het spelletje, één keer pech is genoeg om naar huis te moeten gaan.’

Proberen jullie alle opdrachten ook zelf uit op voorhand, zoals de redactie van De mol dat doet?

De Corte: “Zeker, soms tot in het absurde. Ik ben op brainstorms namelijk de man die de sfeer verpest door te zeggen: ‘Dat is te moeilijk’, waarna we de proef in kwestie dan uitproberen op de redactievloer. Meestal krijg ik dan gelijk. (lacht)

Vaninbroukx: “Af en toe dingen uitproberen is ook echt nodig. Je kunt bijvoorbeeld wel het idee hebben om deelnemers zo’n bottle flip te laten doen, waarbij je een flesje water met een salto rechtopstaand laat neerkomen, maar dan moet je eerst te weten komen hoeveel water er in zo’n flesje moet zitten voor het ook echt kan lukken. Dan zit er niets anders op dan een hele dag zo’n flesje rond te gooien.”

De Corte: “Onze collega’s bij Iedereen beroemd worden trouwens gek van onze tests. Probeer maar eens een mooi humanintereststukje te monteren terwijl 3 meter verder een paar gekken een appel van elkaars hoofd proberen te schieten met een kruisboog. Eén collega bij ons sukkelt al meer dan een jaar met een pijnlijke schouder: iets te enthousiast geweest tijdens de test waarbij zo snel mogelijk een rol wc-papier moest worden afgerold tot op het kartonnetje.”

Vaninbroukx: “En soms schrappen we een idee als tijdens het testen blijkt dat het te moeilijk is om uit te voeren. Zo hadden we eens gelezen dat als je een papiertje lang genoeg vouwt, het sterk genoeg wordt om er een fles mee te openen. Maar op de redactie bleek dat net iets te veel pijnlijke vingers op te leveren om werkbaar te zijn. Maar zelfs geschrapte ideeën houden we bij: mogelijk komen die in licht gewijzigde vorm nog aan bod in latere seizoenen.”

Moet er ondanks al die voorbereiding soms nog bijgestuurd worden tijdens een draaidag?

De Corte: “Dat kan niet anders: per draaidag blikken we zes proeven in, dan is het onvermijdelijk dat er soms iets fout loopt. Bij de allereerste proef van dit seizoen was het al zover: we hadden het idee om 99 rubberen balletjes uit de lucht te laten vallen, en wie er op het eind geen in handen had, viel af. Nog voor de proef kon beginnen was het licht al drie keer uitgevallen, waardoor we twee uur vertraging opliepen – ironisch, want we hebben dit seizoen opgenomen in een oude elektriciteitscentrale. Toen we dan eindelijk van start konden gaan, bleven er ongeveer dertig balletjes hangen, waardoor we de proef nog eens moesten overdoen en al die balletjes dus weer bijeen moesten zoeken. Een beetje zuur was dat de kandidaat die toen is afgevallen wél een balletje had weten te bemachtigen bij de eerste poging. Gelukkig maakte die man daar geen drama van.”

Henk, mocht het toch tot twisten komen, dan ben jij als spelleider ook het hoofd van de jury. Moet je in die functie soms taaie knopen doorhakken?

De Corte: “Soms wel, ja. Iedereen doet mee voor het plezier, maar als mensen het gevoel krijgen dat er niet eerlijk gespeeld wordt, dan wordt er geroepen. Terecht, natuurlijk. Maar soms is het improviseren. Stel dat je je kandidaten een zo lang mogelijke ketting uit kleren laat maken, dan moet je ook een regel klaar hebben als iemand vraagt of hij daarbij zijn kleren in reepjes mag scheuren.

“Bij de proef waarin kandidaten onlangs potloden moesten slijpen, was er zo ook een moeilijk moment: na het spel bleek dat de potloodslijper van de verliezer een fabricagefout had. Dan moet je snel beslissen of dat pech is en bij het spel hoort, of dat zoiets genoeg reden is om het spel opnieuw te spelen. We hebben toen beslist om het spel gedeeltelijk opnieuw te spelen, al was niet iedereen het daarmee eens. Gelukkig was dat incident snel weer vergeten, maar ik heb wel geleerd dat je potloodslijpers dus best even uittest voor je ze koopt.”

Af en toe komt er in Homo universalis een BV langs die in jouw plaats de zware last van het jureren komt torsen.

De Corte: “Dat doen we vooral als de beslissing subjectief is. Als er bijvoorbeeld bepaald moet worden wie de lelijkste tekening heeft, of wie het slechtst danst. In zulke gevallen is het soms beter dat iemand extern die beslissing neemt. Al maakt dat de beslissing er niet altijd makkelijker op: toen we de deelnemers een slagroomtaart lieten maken, hadden we Regula Ysewijn uit Bake Off Vlaanderen te gast als jurylid. Ze was heel enthousiast, tot ze de definitieve beslissing moest nemen. Tja, je móét iemand naar huis sturen, hè. Dat is het spel.”

En elke keer is dat met de woorden ‘Tot nooit meer’ in het kenmerkende timbre van Walter Grootaers. Wellicht is het waar, maar het klinkt zelden zo hard als het leest.

De Corte: “Daar hebben we vooraf over gediscussieerd: op papier ogen die woorden inderdaad heel hard. Maar zoals Walter ze elke dag uitspreekt, verliezen ze gelukkig meteen hun hardheid.

“Walter is een belangrijk onderdeel van Homo universalis. An sich heeft hij niets met het hele proces te maken, maar zijn stem en manier van inlezen passen heel goed bij wat we beogen met de rubriek: het lijkt eerst heel cool, maar het is eigenlijk maar een onnozel spelletje. (lacht) We hebben aanvankelijk geprobeerd om Homo universalis te laten inlezen door de vaste stem van Iedereen beroemd, maar dat werkte gewoon niet. Walters stem heeft die nodige ironie: hij is de plezante nonkel die heel streng klinkt, maar er uiteindelijk ook maar mee lacht.”

‘Onze collega’s bij ‘Iedereen Beroemd’ worden gek van ons’: achter de schermen bij ‘Homo Universalis’

Begin deze maand was er even ophef toen deelnemer Stijn het spel moest verlaten: Stijn, die maar één hand heeft, werd uitgeschakeld bij een proef waarbij tennisballen van achter een draad moesten worden gehaald. ‘Niet eerlijk’, klonk de commentaar.

Hurkmans: “We waren voorbereid op zulke reacties. Natuurlijk hadden wij ook liever gehad dat Stijn naar huis ging door een proef waarin zijn beperking geen rol had gespeeld, maar persoonlijk vond ik al die emotionele reacties daarop wat neerbuigend. We hebben Stijn in de wedstrijd net leren kennen als iemand die erg zelfredzaam is, het laatste wat hij vraagt is medelijden.”

De Corte: “Ik vond het trouwens opvallend dat zo veel mensen in een kramp schoten toen Stijn geëlimineerd werd, maar dat diezelfde mensen niets zeiden toen een deelnemer met zware dyslexie de dicteeopdracht verloor. Terwijl ik dat moment persoonlijk nog veel pijnlijker vond: die jongen worstelde al zijn hele leven met dyslexie en werd er vroeger zelfs om gepest. Ik had toen echt met hem te doen, maar toen riep niemand dat het spel niet eerlijk verlopen was.

“Op een manier is dat voorval met Stijn net een bewijs van de eerlijkheid waarmee het spel verloopt. Het is net heel eerlijk om bij het bedenken van de opdrachten geen rekening te houden met een individuele deelnemer. Als je dat wel doet, dan zou je namelijk ook rekening moeten houden met alle anderen. Daar kun je echt niet aan beginnen.”

Maak je je tijdens de selecties dan bedenkingen als iemand met één hand zich aandient, of ga je die kandidaat dan net sneller uitkiezen voor de diversiteit?

Hurkmans: “Stijn is zo’n deelnemer naar wie we als makers zelf gericht op zoek zijn gegaan: we vinden het belangrijk dat die mensen er ook bij zijn, zo kunnen ze tonen dat je hen echt niet moet onderschatten. Vorig jaar hadden we een kandidaat met dwerggroei, dat was ook heel fijn.”

In dat vorige seizoen was er dan weer even commotie toen de kandidaten levende kippen moesten vangen. ‘Dieronvriendelijk’, werd gezegd.

Vaninbroukx: “Daar hebben we uit geleerd: voortaan proberen we dieren te vrijwaren van het enthousiasme van zo’n troep deelnemers. Ze gaan er soms érg hard voor. (lacht)

Sterckx: “Toen had het trouwens niet veel gescheeld of ik was uitgeschakeld: ik had de strategische fout gemaakt om als laatste de kooi met kippen in te stappen, waardoor de helft al gevangen was toen ik eraan begon.”

De Corte: “Maar we snapten de redenering wel die gemaakt werd, dat levende dieren niet louter als amusement gebruikt mogen worden op televisie. Daarom hebben we dit seizoen dieren gemeden. Al zaten er in één opdracht wel nog kakkerlakken, wat ons nog altijd op een paar misnoegde reacties kwam te staan.”

Niettemin schurkt Iedereen beroemd, en dus ook Homo universalis, elke weekdag comfortabel tegen het miljoen kijkers aan. Veel nieuwsgierigen voor een al bij al onnozel spelletje, dixit de eindredacteur.

Sterckx: “Hoeveel mensen dat zijn, besef je pas goed als je er zelf in te zien bent geweest. (lacht) Het gebeurt nog altijd dat ik naar de winkel ga en word aangestaard door mensen die me van ergens herkennen. Gisteren werd ik aangesproken door iemand die me nog perfect kon thuisbrengen. Bijna een jaar later!”

De Corte: “Het is fijn om een tv-rubriek te mogen maken die zo geapprecieerd wordt. Het is veel werk – aan dit seizoen zijn zeventien volle draaidagen opgegaan – maar het maakt duidelijk iets los bij veel mensen, ook al kun je dat ‘iets’ niet meteen omschrijven. Ik ken in mijn omgeving bijvoorbeeld veel mensen die geen grote Eén-kijkers zijn, maar die mij bij elke ontmoeting wel telkens enthousiast aanspreken over Homo universalis.”

Laten we het ten slotte even hebben over een positief effect dat Homo universalis lijkt te hebben op de kandidaten: er worden naar verluidt hechte banden gesmeed tussen de opnames door.

Sterckx: “Dat is zo. Ik volg Homo universalis nog elke dag op de voet, en ik moet zeggen: het kriebelt nog elke keer als ik de sfeer tussen de kandidaten zie. Ik spreek nog altijd af met enkele mensen die ik tijdens mijn deelname heb leren kennen.”

Vaninbroukx: “Daar stonden we zelf ook van te kijken, hoe snel mensen die elkaar nog nooit eerder hebben gezien toch vrienden worden onder zulke aparte omstandigheden. Mooi, en het zorgt er ook voor dat Homo universalis nooit een bittere strijd wordt: het competitieve aspect haalt het bij ons nooit van de goede sfeer.”

Hurkmans: “Deelnemen aan Homo universalis is een beetje zoals samen op kamp gaan – inclusief de occasionele romance tussen de deelnemers. Daar hoor je dan later de geruchten over: hoe die of die deelnemer na de vorige opnamedag niet thuis is gaan slapen. (lacht) Er zijn zelfs deelnemers die bij de interviews toegaven dat ze zichzelf nog liever zagen vertrekken dan dat ze hun vrienden moesten laten gaan.”

De Corte: “Dat zie je vaak aan kandidaten die een opdracht nipt overleven. Vaak zijn die in de war: moeten ze opgelucht zijn voor zichzelf of de verliezer troosten? Dat soort dingen vind ik als amateurpsycholoog ongelooflijk boeiend om zien.

“Toen we laatst de finale opnamen, hebben we alle afvallers nog eens uitgenodigd om te supporteren: ze stonden toen bijna in de rij om te vertellen hoe hun deelname het mooiste was dat ze ooit al hadden meegemaakt. Louwy, die jongen met het opvallende roze haar, stuurde ons na zijn afscheid zelfs een prachtige mail waarin hij vertelde hoe hij al zijn hele leven worstelde met zichzelf, maar tijdens de opnames voor de allereerste keer het gevoel had gehad dat hij volledig zichzelf kon zijn tussen anderen. Kijk, ik krijg niet snel tranen in de ogen, maar toen ik dat las, moest ik toch even slikken.”

© Humo