Ronde van Frankrijk
Julian Alaphilippe wil nu vooral nog een eendagscoureur blijven
“De bolletjestrui, het geel, dat komt vanzelf. Dat is het lot”
Julian Alaphilippe is met voorsprong de populairste Fransman van het moment. Waar hij ook gaat of staat, iedereen wil een selfie met hem. En de nummer één van de wereld geniet. Zolang je maar niet vraagt of hij de Tour kan winnen. Dan kijkt hij je verveeld aan en antwoordt: “Please, laat me eerst andere koersen winnen, die ik nog niet binnen heb.”
Qua karakter is Julian Alaphilippe de tegenpool van zijn landgenoten Thibaut Pinot of Romain Bardet, bij wie je een heel jaar de Tourstress van het gezicht kan aflezen. Niets van dat bij de beste renner van Patrick Lefevere, die vorig jaar twee Touretappes won en in Parijs met de bolletjestrui arriveerde. De 26-jarige Fransman interviewen in de hotellobby van Le Hotel des Voyageurs is een ware belevenis. Het gesprek in het kleine Le Rouget in de Auvergne wordt continu onderbroken door passanten, die hun chouchou herkennen en om een foto, handtekening of petje vragen.
“Niet speciaal, ik voel de steun van het volk. Hét grote verschil met de eerste profjaren is dat ik nu voortdurend gesolliciteerd word. Vroeger kwam ik na de koers het hotel binnen en ging het leven zijn gangetje. Maar twintig journalisten die uitsluitend op mij zitten te wachten, daarmee heb ik moeten leren leven. Ik ben misschien extravagant en een beetje gek. Ik lach graag, maar ik wil vooraf mezelf zijn en dit vak beleven zoals ik het graag beleef. Ik hou niet van te veel cinema. Ik wil ook geen antwoorden geven op vragen die ik niet wil beantwoorden. Dat vind ik vermoeiend. Had ik sinds het begin van het jaar geen tien koersen gewonnen, dan kwam zo’n vraag over een potentiële Tourzege nooit. Het is de keerzijde van het succes. Misschien, diep in mij, probeer ik ooit de Tour te winnen. Zal het lukken? Geen idee. Maar dit komt allemaal veel te vroeg. Ik heb geen zin om eraan te denken.”
“Helemaal niet. Neem nu vorig jaar. De eerste week waren er twee etappes op mijn lijf geschreven: Mûr de Bretagne en Quimper. Ik werd vijfde en vierde. Ik had kunnen zeggen: Merde, ik heb de kansen laten liggen. C’est fini. Maar daarna heb ik tien dagen Tour beleefd, zoals ik me nooit had durven voorstellen. Ik had me aangepast. Alles ging vanzelf, de omstandigheden zaten mee.”
“In La Grande Boucle zijn het altijd de benen die spreken. Natuurlijk dienen zich mogelijkheden aan. Na het voorseizoen heb ik een break genomen en daarna heb ik alles gedaan wat ik moest doen - inclusief hoogtestages en verkenningen met trainer Koen Pelgrim in mijn eentje - om goed te zijn.”
“Als ik in het peloton rijd, dan is het net zoals jullie: Wauw, hier is de gele trui van de Tour! Dat is speciaal. Iedere coureur wil die maillot dragen. Een leiderstrui is iets aparts, maar geel is nog een andere dimensie. Het is de grootste koers van de wereld. Als ik die op een dag kan dragen… (mijmerend). Alle kampioenen deden me dat voor. Dat zou een droom zijn die uitkomt.”
“Ik zet de gele trui ex aequo met de regenboogtrui. Het geel een jaar dragen is toch wat moeilijk.”
“Als kind gingen we altijd met de caravan naar een camping in de buurt van Saint-Amand-Montrond. Ik ging fietsen en kwam dan op tijd terug om de finish op televisie te zien. Later is de Tour bij ons thuis gepasseerd, bijna aan onze voordeur in Montluçon. Mijn ouders hadden een standje om drank te verkopen, er was muziek… Ik leefde in een kleine stad, en de Tour was une grande fête.”
“Ik vond het altijd wel straf wat Richard Virenque deed, de manier waarop hij zich gaf. Uiteindelijk zette hij toch een carrière neer. Maar ik was niet meteen fan van één renner.”
“Ik besef dat ik de lat hoog heb gelegd. Misschien denken de mensen dat Alaphilippe ineens een nul is als hij geen twee etappes wint en de bergtrui pakt. Ben ik goed, dan wil ik opnieuw winnen. En voor de rest: de bolletjestrui, het geel, dat soort dingen komt vanzelf. Dat is le destin (het lot, nvdr.). Dat komt als je de juiste benen hebt en de omstandigheden mee zitten. Het is zinloos om nu te orakelen: Ik ga à bloc voor de bolletjestrui. Kijk naar vorig jaar, ik wist niet eens of ik die trui zou kunnen dragen. En ik stond er toch mooi mee op de Champs-Elysées.”
“Ik wil voortdoen zoals ik bezig ben. En uitvlooien welke klassiekers ik nog kan winnen. Ik ga niet meteen focussen op het algemeen klassement zoals enkele ploegen me hebben voorgesteld. Ik ga de Ardense koersen blijven rijden en ik zou op een dag ook graag deelnemen aan de Ronde van Vlaanderen en later aan Parijs-Roubaix. Ik moet nog zoveel bewijzen, dan denk ik ook aan de Ronde van Lombardije. Ik ben nog maar net begonnen met winnen, dat wil je niet meteen gestopt zien.”
“Ik heb alle voorstellen bestudeerd. Sommigen wilden me een andere weg doen bewandelen. Uiteindelijk was de beslissing gemakkelijk, zelfs al was er een financieel verschil. Ik oordeelde in de eerste plaats sportief en keek naar de ambiance en het familiegevoel bij Deceuninck-Quick Step. En er is Patrick Lefevere, de inspirator. Iedereen gaat er voor hem niet honderd procent voor, maar driehonderd procent.”