75 procent van Belgen voelt zich veilig in zijn of haar buurt, dat blijkt uit grote veiligheidsmonitor van politie 

Voor het eerst in tien jaar tijd heeft de federale politie opnieuw een Veiligheidsmonitor gehouden bij maar liefst 168.206 burgers. "Een zeer representatief onderzoek waar we kunnen voortgaan op de conclusies ervan", vindt Marc De Mesmaeker, commissaris-generaal van de federale politie.  Met de Veiligheidsmonitor wil de politie dieper ingaan op de criminaliteitsstatistieken die elk jaar gepubliceerd worden. Opvallend: 75 procent van de Belgen geeft daarin aan zich (bijna) altijd veilig te voelen in zijn of haar buurt. 

Vijf procent voelt zich daarentegen vaak of altijd onveilig. Dat is minder dan de vorige Veiligheidsmonitor die in 2008 gehouden werd. Toen gaf nog acht procent aan zich vaak of altijd onveilig te voelen. 

Ondanks het feit dat Belgen zich dus over het algemeen weinig zorgen maken over hun veiligheid, nemen heel wat inwoners toch hun eigen voorzorgsmaatregelen. Zo geeft een derde aan de deur niet open te doen voor onbekenden en 15 procent zegt niet buiten te gaan na het donker. Volgens De Mesmaeker is dit verschil vooral te merken in bepaalde leeftijdscategorieën.

Over de politie is een meerderheid van de burgers (64,32 procent) wel tevreden, zo blijkt uit de Veiligheidsmonitor. 

Maar waar liggen Belgen dan wakker van? Uit de Veiligheidsmonitor blijkt dat dat het vaakst is van zogenoemde buurtcriminaliteit. "In de top vijf staat drie keer verkeer. Wat de mensen het meest stoort is de overdreven snelheid, het agressief gedrag in het verkeer en het wildparkeren.  Andere topics zijn het sluikstorten en de woninginbraken", zegt De Mesmaeker.

Lees verder onder de grafiek.

De criminaliteitsstatistieken houden het aantal criminele feiten bij die effectief door de bevolking worden aangegeven bij de politie. Die cijfers blijven stabiel tegenover het jaar voordien. En net als de vorige jaren worden diefstal en afpersing het meest aangegeven. De twee samen zijn goed voor ongeveer een derde van de 869.475 criminele feiten die in totaal werden geregistreerd.  

Nog een tendens die al enkele jaren aan de gang is: de cybercriminaliteit stijgt en blijft stijgen. In totaal steeg de cybercriminaliteit met ongeveer 14,8 procent tegenover 2017. Maar de politie vermoedt dat het aantal feiten in werkelijkheid nog veel hoger is. Uit de Veiligheidsmonitor kwam immers naar voren dat er een groot zogenoemd dark number is - mensen die wel slachtoffer worden van feiten, maar dat niet aangeven. "Ongeveer 8 op de 10 slachtoffers van ICT-criminaliteit zou géén aangifte doen. Het is een van de meest voorkomende vormen van criminaliteit maar toch een van de minste qua aangiftebereidheid", klinkt het. Vermoed wordt dat er zo'n 200.000 via internet gepleegde feiten niet aangegeven werden. Dat vormt meteen een uitdaging voor de komende jaren. "De les die we er moeten uithalen is dat de politie zelf in staat moet zijn om de technische onderzoeken naar cybercriminaliteit te voeren", aldus Nicholas Paelinck, voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie. Daarnaast stelt Paelinck vast dat er meer bewustzijn moet gecreëerd worden bij de burger. Hij pleit dan ook voor preventieadviseurs. 

Phishing, het stelen van gebruikersgegevens door mensen naar een valse website te lokken, steeg opvallend. In 2017 werden er 475 zaken aangegeven bij de politie, in 2018 waren dat er al 1.277.

Voor de politie zijn deze cijfers "een schat aan informatie", waar ze de komende weken en maanden mee aan de slag zullen gaan. "De lokale politiekorpsen en gemeenten hebben al een eerste aanzet gegeven. Ze gebruikten de resultaten om nieuwe prioriteiten te stellen en de nieuwe bestuursakkoorden vorm te geven. Nu ook de nationale cijfers gekend zijn, is de federale politie aan zet om haar prioriteiten en beleid voor de komende jaren scherp te stellen."

Bekijk het verslag uit "Het Journaal" hier: