Ive Marx hekelt ons sociaal beleid: ‘Laat arme mensen uitkering combineren met arbeidsinkomen’

© ISOPIX
Ewald Pironet

De armoede blijft in ons land ontstellend hoog en er is geen verbetering merkbaar, integendeel. Knack vroeg aan expert Ive Marx wat er moet gebeuren om de armoedecijfers naar beneden te krijgen. ‘We moeten de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid grondig hervormen’, zegt Marx. ‘Alle betrokken zullen uit de loopgraven moeten komen.’

In ons land moet 16,4 procent van de bevolking leven van een inkomen onder de armoedegrens. ‘Dat is het hoogst gemeten peil in de laatste 15 jaar’, zegt armoedespecialist Ive Marx (UAntwerpen). ‘Het betekent dat 1,8 miljoen Belgen te weinig geld hebben om op een minimaal normale manier te functioneren in onze samenleving.’ Voor een alleenstaande komt dat in 2018 neer op een totaal beschikbaar inkomen van 1187 euro per maand, voor een huishouden met twee volwassenen en twee kinderen onder 14 jaar op 2493 euro. ‘Huur daar maar eens een behoorlijk huis van als je ook nog water, gas, elektriciteit, kleding en eten moet betalen.’

België is een rijk land. Het kent een mooie economische groei en een historisch lage werkloosheid, en toch neemt de armoede niet af. ‘integendeel, ‘ zegt Marx, ‘op het vlak van armoede zijn we een heel zwak presterend land geworden’. Hij herinnert eraan dat in het begin van de jaren negentig, toen de eerste vergelijkende armoedestudies verschenen, België als een van de beste landen uit de bus kwam. ‘Dat is al lang niet meer zo. We zijn van de kop van het Europese peloton naar de middenmoot afgezakt. En dat we nog tot de middelmoot behoren, is te danken aan het feit dat de Europese Unie is uitgebreid. In vergelijking met landen waar we ons graag aan spiegelen – de noordelijke, ‘oude’ Europese welvaartstaten – doen we het ronduit slecht.’

430.000 mensen zijn langdurig arbeidsongeschikt.

Neem het risico op langdurige armoede bij kinderen jonger dan 18 jaar. Dat is bij ons in 10 jaar tijd bijna verdubbeld tot 20 procent. Marx: ‘Het is moeilijk studeren met een lege boterhammendoos, kleren waarmee je wordt uitgelachen en een kamer met schimmel op de muren.’

Ook in Vlaanderen is armoede een reëel probleem. Tien procent van de Vlamingen – ongeveer 680.000 mensen – leefde in 2018 onder de armoededrempel. En ook die Vlaamse cijfers dalen niet. Knack vroeg aan Marx wat er moet gebeuren opdat de armoede in onze land substantieel vermindert. Kan hij een plan uitwerken om de armoede te bestrijden? ‘Zo’n plan kan onmogelijk het werk zijn van één persoon, ‘ stelt Marx, ‘het kan zelfs niet door één groep van experts worden opgesteld, omdat er ingrijpende hervormingen nodig zijn in de arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Maar ik kan wel een reeks krachtlijnen uittekenen die richtinggevend zijn voor het vele vele werk dat nog moet gebeuren.’ Marx goot alles in een paper die bij denkgroep Itinera is verschenen.

Wie is arm?

We hebben een goed beeld van wie er in ons land in armoede zit. Van de werklozen leeft bijna de helft in armoede, bij langdurig werklozen nog meer. Bij de inactieven (die geen werk hebben maar ook niet op zoek zijn naar een job, bijvoorbeeld huismoeders, gehandicapten enzovoort.) is dat 34 procent, onder de laagopgeleiden 28 procent, huurders 37 procent, alleenstaande ouders 41 procent. En onder de niet-EU-burgers in ons land leeft iets meer dan de helft in armoede. Marx: ‘We hebben weinig werkende armen, maar let op: 5 procent van 4 miljoen mensen gaat nog altijd over 200.000 landgenoten. En vergeet niet dat meer dan één derde van de kinderen die opgroeien in een arm gezin een ouder hebben, vaak een alleenstaande ouder, die vooral leeft van een arbeidsinkomen.’

In ons land zijn er nog steeds heel veel mensen die van een uitkering leven. Er zijn 340.000 mensen volledig werkloos en zowat 75.000 mensen genieten een brugpensioen of zitten in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), zoals dat tegenwoordig heet. Dan zijn er 430.000 mensen langdurig arbeidsongeschikt. En meer dan 150.000 mensen krijgen een leefloon, een bedrag van het OCMW omdat hun inkomen onvoldoende is om rond te komen. En dan tellen we ook nog meer dan 2 miljoen gepensioneerden. Samen komt dat neer op 3 miljoen mensen. ‘En het gaat de verkeerde richting uit’, benadrukt Marx. ‘Het aantal volledig werklozen en bruggepensioneerden daalt, maar het aantal mensen in langdurige arbeidsongeschiktheid en met een leefloon groeit sterk. De uitkeringsafhankelijkheid nam toe en dat in een periode van hoogconjunctuur.’

Ooit had België de beste sociale zekerheid ter wereld, zoals premier Jean-Luc Dehaene in het begin van de jaren negentig graag beklemtoonde. Het zorgde ervoor dat in geval van werkloosheid, ziekte of ouderdom de levensstandaard tot op zekere hoogte behouden bleef. ‘Maar onze sociale zekerheid behoort niet meer tot de beste van de wereld’, zegt Marx. ‘Hoe dat komt? In essentie omdat heel veel mensen een beroep doen op een uitkering, zodat de spoeling te dun werd. Er zijn bij ons te weinig mensen aan het werk en dat vormt een dubbele handicap: ten eerste hebben dus veel mensen een uitkering nodig om van te leven, en ten tweede zijn er te weinig mensen om die uitkeringen te financieren.’

Ongeveer 680.000 mensen leefden in 2018 onder de armoededrempel.

Wat dan vaak meteen wordt opgeworpen: beperk de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, want daarin zijn we vrij uniek. Zou zo’n beperking van de werkloosheidsuitkering meer mensen aanzetten tot het vinden van een job? ‘Aangezien we relatief veel langdurig werklozen hebben, is dat een legitieme vraag’, zegt Marx. ‘Maar het antwoord luidt dat er in België verbazingwekkend weinig onderzoek is gevoerd naar arbeidsprikkels. Internationale studies suggereren dat het beperken of sterk verminderen van de werkloosheidsuitkering in de tijd niet alleenzaligmakend is. Ook belangrijk zijn bijvoorbeeld de antwoorden op vragen als: wat wordt gezien als een passende job? Hoe ver mag die job van thuis verwijderd zijn? Hoe snel volgen de sancties? Hoe zwaar zijn die? Hoe intens is de begeleiding naar een job? Daarover moet je allemaal een samenhangend beleid uitwerken, wil je kans op succes hebben.’

Geen excuses

Eén zaak is voor Marx heel duidelijk: ‘Als het over werk gaat, is België een uitzonderlijk slecht presterend land.’ Hij somt op: we hebben een heel lage werkzaamheidsgraad. Als er bij ons evenveel mensen tussen pakweg 20 en 65 jaar een job hadden als in Nederland, Duitsland of Denemarken, dan zouden er 700.000 Belgen meer aan de slag zijn. We hebben ook de laagste werkzaamheidsgraad onder laaggeschoolden, onder 55-plussers, bij mensen met een migratieachtergrond. België heeft het hoogste aandeel gezinnen in Europa waar er géén volwassene werkt. Ons land heeft het hoogste aandeel kinderen die in zo’n ‘jobarm’ gezin opgroeien. ‘En tegelijkertijd hebben we een bijzonder krappe arbeidsmarkt, nergens zijn er in de Europese Unie zo veel openstaande vacatures in verhouding tot het aantal werklozen. De Belgische arbeidsmarkt werkt gewoonweg fenomenaal slecht.’

Marx concludeert: ‘België is geen sociaal paradijs meer, hoewel het niveau van onze sociale uitgaven anders zou doen vermoeden. En ons overheidsbeslag, het aandeel van het bruto binnenlands product dat naar de overheid terugvloeit, behoort met 52 procent tot de hoogste van de wereld. Er zijn geen excuses waarom ons land zo zwaar tekortschiet op het vlak van werk en armoede. Punt uit.’

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze arbeidsmarkt beter functioneert en de armoede in ons land afneemt? Marx wil er geen misverstand over laten bestaan: ‘Er zijn geen eenduidige, eenvoudige recepten voor een goed functionerende arbeidsmarkt. Bovendien hangt alles met alles samen en dat maakt hervormen moeilijk. Maar we moeten ook het warm water niet opnieuw uitvinden en kunnen bijvoorbeeld leren van Nederland. Onze noorderburen hebben een hogere levensstandaard, er zijn veel meer mensen aan het werk, er is minder armoede, er zijn lagere belastingen enzovoort. En nee, de opbrengsten van het aardgas, goed voor 10 tot 15 miljard euro per jaar of 3 procent van de totale overheidsinkomsten, verklaren lang niet alles. Nederland heeft hervormd en daar kunnen en moeten we van leren.’

Veertig jaar geleden bevonden België en Nederland zich in een vergelijkbare situatie. Begin jaren tachtig hadden beide bijvoorbeeld een werkloosheid van 12 procent. Maar dan sloegen de twee landen een andere weg in, vertelt Marx. ‘In Nederland sloten vakbonden en werkgevers in 1982 een overeenkomst om de lonen te matigen in ruil voor arbeidstijdverkorting. België devalueerde dat jaar zijn frank, waardoor iedereen zijn gang bleef gaan en er geen hervormingen kwamen. Dat had ook te maken met wantrouwen tussen de sociale partners en een gebrek aan politieke daadkracht.’

Ive Marx hekelt ons sociaal beleid: 'Laat arme mensen uitkering combineren met arbeidsinkomen'
© ISOPIX

Het gevolg van het zogenaamde ‘Poldermodel’ in Nederland is dat de arbeidsmarkt, loonvorming en sociale zekerheid er nu helemaal anders uitzien. Marx: ‘Je kunt moeilijk overdrijven hoe groot het verschil met België is. Als er verhoudingsgewijs evenveel Belgen aan de slag zouden zijn, dan telden we zowat 800.000 werkenden meer. Arbeid is in Nederland evenwichtiger verdeeld, zowel over mensen die kunnen werken als over de levensloop. Nog een ander voorbeeld: bij onze noorderburen is 63 procent van de mensen met maximaal een diploma lager secundair onderwijs aan de slag, bij ons 46 procent.’

Hoe komt dat? ‘In België krijgen vooral werkgevers lastenverlagingen in de hoop dat er jobs bijkomen. In Nederland zijn ze daarvan afgestapt en besteden ze meer geld aan mensen die op zoek zijn naar werk. Nog belangrijker zijn het beleid van loonmatiging en het feit dat er in Nederland veel meer deeltijdarbeid, werk met tijdelijke contracten en interimarbeid is. En let op: niet Nederland is daarin zo uitzonderlijk. Als we België op dat vlak vergelijken met de 15 kernlanden van de EU, blijkt dat ons land het buitenbeentje is.’

‘Als Nederland het enkel beter deed op het vlak van werkgelegenheid dan waren we uitgepraat’, gaat Marx verder. ‘Dan klopt de kritiek die je bij ons vaak hoort op de ‘atypische’ arbeid, namelijk dat het neerkomt op ‘sociale afbraak’. Maar er is in Nederland mínder armoede dan bij ons: in België 16 procent, in Nederland 13 procent. Het armoederisico van de laaggeschoolden tussen 20 en 64 jaar bedraagt in Nederland 18 procent, bij ons meer dan 30 procent. Dat is een immens verschil. Daarom kunnen we misschien wel wat van Nederland leren.’

Gidsland Nederland

Wat kunnen we van onze noorderburen leren? ‘Dat we meer moeten combineren’, antwoordt Marx en hij legt uit dat de Nederlanders dat op twee vlakken blijkbaar goed doen. Eén: vaak woont iemand met een deeltijdse of lager betaalde baan er samen met iemand die een voltijdse of beter betaalde job heeft. ‘In het tweeverdienerstijdperk is een tweede inkomen vaak essentieel om een behoorlijke levensstandaard te hebben. En dat moet niet per se een voltijdse job zijn. Het is beter dat een koppel een inkomen uit een voltijdse baan kan combineren met een inkomen uit een baan die minder oplevert omdat ze maar deeltijds of tijdelijk is, dan helemaal geen tweede baan te hebben. En dat hoeft geen ongelijke genderverdeling te betekenen. Twee driekwartjobs is vaak ook al voldoende. In Nederland werken meer mannen deeltijds dan waar ook.’

Er zijn geen excuses waarom ons land zo zwaar tekortschiet op het vlak van werk en armoede. Punt uit.

Twee: meer Nederlandse gezinnen op actieve leeftijd combineren een uitkering met een arbeidsinkomen. Marx illustreert met een concreet voorbeeld dat dit grote gevolgen heeft: ‘Als iemand bij ons een uitkering van 900 euro krijgt, zeg een leefloon, dan heeft hij weinig te winnen bij een deeltijdse job, want voor elke euro die hij verdient, verliest hij één euro uitkering. En met 900 euro zit je onder de armoededrempel. De kans dat zo iemand die jarenlang in die situatie zit voltijds werk vindt, is niet zo groot. Als je nauwelijks kunt overleven, geen behoorlijke kleren kunt kopen, geen treinticket kunt veroorloven, is op zoek gaan naar werk een zware opdracht. Zelfs gewoon nog maar denken aan een job.’

‘Maar stel dat je bovenop die uitkering van 900 euro bijvoorbeeld 700 euro kunt bijverdienen in zo’n ‘atypische’ job. Als die persoon dan een deel van zijn uitkering verliest, heeft hij toch nog steeds uitzicht op een veel betere levensstandaard: de kans is groot dat hij boven de armoedegrens uitkomt. Zo iemand kost ook minder aan de gemeenschap. Iedereen wint daar dus bij. En de kans dat hij na enige tijd een voltijdse job vindt, is ook groter. ‘

Daarbij komt ook nog dat bij onze noorderburen gezinnen met een laag arbeidsinkomen een veel hoger netto-inkomen hebben. Ze zijn dus beter beschermd tegen armoede. Marx: ‘Een alleenstaande ouder die werkt voor het minimumloon, dat zowel in België als Nederland rond 1600 euro ligt, houdt daar in Nederland liefst 563 euro méér netto van over. Dat is een enorm verschil. En dat komt niet door de belastingdruk of parafiscale druk, want die is voor een alleenstaande ouder in beide landen zo goed als onbestaande. Het verschil komt vooral door de verhoogde kinderbijslag voor alleenstaande ouders met een laag inkomen en door de huursubsidie die in Nederland bestaat.’

Sommigen schuiven als oplossing het basisinkomen naar voren: iedereen ontvangt een bepaald bedrag, bijvoorbeeld 700 euro, en kan daarnaast onbeperkt bijverdienen. Marx is daar niet voor te vinden: ‘Niet alleen is zo’n basisinkomen erg duur, dus om het te betalen moeten heel wat sociale uitkeringen sneuvelen. Eenvoudig gezegd: je moet de uitkeringen bij mensen die bijvoorbeeld ziek of werkloos zijn weghalen, om dat geld te spreiden over de hele bevolking, ook de mensen die al een goed inkomen hebben of zelfs rijk zijn. Uit een studie die we maakten over het invoeren van een basisinkomen in Nederland, blijkt dat de armoede er dan met 3 procentpunten stijgt. Het zou dan ook bijna knettergek zijn om een basisinkomen te introduceren.’

We moeten Nederland niet kopiëren, zegt Marx, maar het kan ons inspireren. ‘Daarvoor is wel openheid van geest vereist. Als er nu over armoede, arbeidsmarktbeleid en sociale zekerheid wordt gediscussieerd, nemen vakbonden, werkgevers en politieke partijen altijd de bekende standpunten in en wijken ze daar niet vanaf. Zo zullen we nooit de noodzakelijke hervormingen kunnen doorvoeren, die in het buitenland al hun succes hebben bewezen. Alle betrokkenen zullen uit hun loopgraven moeten komen.’

Ive marx

Ive Marx hekelt ons sociaal beleid: 'Laat arme mensen uitkering combineren met arbeidsinkomen'

1967: geboren in Hasselt

Studie: politieke en sociale wetenschappen (UGent en UAntwerpen) en economie (Universiteit van York)

Hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen

Verbonden aan het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck.

Onderzoekt ongelijkheid, arbeimarkt en migratie.

Ive Marx presenteert 6 concrete beleidslijnen

Nederland wijst volgens Marx de weg voor de hervormingen die bij ons moeten plaatsvinden als we de armoede ernstig naar beneden willen krijgen. Hij formuleert zes concrete beleidslijnen:

1. ‘We moeten meer mensen aan de slag krijgen. Dat is heel belangrijk, maar het is een illusie te denken dat ‘jobs, jobs, jobs’ het probleem van de armoede zullen oplossen. Maar als meer mensen werken, betekent dat meer inkomsten voor de sociale zekerheid én minder mensen die een beroep moeten doen op de sociale zekerheid. Méér geld kan dan dus over minder koppen worden gespreid. Een betere sociale bescherming houdt een meer selectieve sociale bescherming in.’

2. ‘We moeten ervoor zorgen dat minder mensen lange tijd alleen van een uitkering afhankelijk zijn. Dat is voor niet goed voor de betrokkene en niet goed voor de samenleving.

3. ‘We moeten veel meer openstaan voor deeltijds arbeid, tijdelijke contracten en interimarbeid. Onze arbeidsmarkt moet dus flexibeler.

4. ‘Het moet mogelijk worden om een arbeidsinkomen en een uitkering met elkaar te combineren, zeker tijdelijk. Het zou veel mensen boven de armoedegrens kunnen tillen.

5. ‘Mensen die van een arbeidsinkomen alleen niet kunnen rondkomen moeten sterkere financiële ondersteuning krijgen.

6. ‘Mensen die echt geen inkomen kunnen verwerven op de arbeidsmarkt, moeten een meer adequate uitkering krijgen. Ofwel moeten er voor hen banen worden gecreëerd in de gesubsidieerde of sociale tewerkstelling.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content