Direct naar artikelinhoud
Onderwijs

Steeds meer meisjes kiezen voor wetenschappen, ‘maar het moet sneller’

Steeds meer meisjes kiezen voor wetenschappen, ‘maar het moet sneller’
Beeld Hollandse Hoogte / Berlinda van Dam

Nooit kozen meer meisjes voor een technische richting. Dat blijkt uit de jongste STEM-monitor, die toont dat Vlaanderen goed op weg is om zijn doelstellingen inzake technisch onderwijs te halen. Al zijn er ook knipperlichten. ‘We zijn goed bezig, maar het moet sneller.’

Wie er de lijst met knelpuntberoepen bij neemt, ziet al snel dat daar voornamelijk technische profielen tussen zitten. Onze arbeidsmarkt smeekt al jaren om ICT’ers, lassers en ingenieurs. 

De situatie is zo schrijnend dat de VDAB begin dit jaar zelfs op zoek ging naar ICT’ers in Marokko. Om dat nijpende probleem op te lossen stippelde de Vlaamse regering een kleine tien jaar geleden een STEM-actieplan uit. Stem staat voor science, technology, engineering and mathematics.

Dat actieplan heeft vijf doelstellingen, die uiteenvallen in twee assen (zie grafiek): STEM-richtingen tegen het schooljaar 2020-2021 doen groeien, en maken dat meer meisjes kiezen voor zo’n richting. 

Zeker voor dat laatste zijn we op de goede weg. Dat blijkt uit de jongste STEM-monitor. Nog nooit kozen zo veel meisjes voor een technische opleiding in de tweede graad (26 procent) en derde graad (31 procent) van het secundair onderwijs.

Maatschappelijke probleem

In de academische bachelors maken meisjes al bijna 40 procent van het studentenkorps uit. Daarmee is meteen een van de vijf doelstellingen gehaald. 

De overige vier liggen binnen handbereik. “Het is goed dat alsmaar meer jongeren voor techniek en wetenschappen kiezen”, zegt onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V). Het aantal jongeren dat voor STEM kiest, stijgt inderdaad jaar na jaar. “Daarom is dit rapport terecht positief”, zegt Peter Demuynck, algemeen directeur van de technologiefederatie Agoria Vlaanderen. “Maar we mogen nu niet stoppen.”

Wie dieper in de cijfers duikt, ziet immers enkele belangrijke aandachtspunten. De stijging in STEM-profielen mag zo goed als helemaal op het conto van de wetenschappelijke richtingen in het aso geschreven worden. In het tso en het bso, per definitie nochtans de habitat voor STEM, is die stijging veel minder uitgesproken. 

In de derde graad van het bso is er zelfs sprake van een lichte daling van leerlingen die kiezen voor technische richtingen. “Uiteraard zijn er ook talloze voorbeelden van wat wél goed loopt, en die dienen zeker ingezet te worden bij de verdere aanpak, want globaal zijn deze cijfers niet echt goed te noemen”, staat in de monitor te lezen.

“Het is een maatschappelijk probleem”, zucht professor en ingenieur Wim Dehaene (KU Leuven), die zich de jongste jaren in de STEM-didactiek verdiepte. “Techniek wordt nog altijd als iets prestigieus bestempeld, wat moet leiden tot een ingenieursdiploma.” 

Volgens Dehaene worden het tso en het bso nog te stiefmoederlijk behandeld. “Terwijl die heel sterke richtingen hebben die nu niet het publiek krijgen dat ze verdienen.”

Klimaatproblemen

Ook internationaal blijven we achterophinken, blijkt uit het jongste OESO-rapport Education at a Glance. Vooral in het hoger onderwijs knelt het schoentje. In Vlaanderen kiest ongeveer 20 procent van de studenten voor een technische richting, in de rest van de wereld is dat één op de vier studenten. 

“Vooral de tegenvallende cijfers voor ICT in het hoger onderwijs en onder de cursisten secundair volwassenenonderwijs baren ons zorgen”, zegt Demuynck.

Ook Dehaene kijkt bezorgd naar dat hoger onderwijs. “Zodra een beroepskeuze moet worden gemaakt, zakt het STEM-verhaal als een pudding in elkaar. Ook technische richtingen kunnen bijdragen tot een betere maatschappij. Van wie zal de oplossing voor de klimaatproblemen komen, denk je? Het energieprobleem: dat is in de eerste plaats een technisch verhaal.”

Al zal het volgens hem nog wel even duren eer die mentaliteitswijziging is voltrokken. “Dat kost gewoon tijd. We zijn goed bezig: er staan talloze initiatieven in de steigers. Maar het zou inderdaad veel sneller moeten gaan.”