Direct naar artikelinhoud
Interview

Leo Van Broeck: ‘Weet u wat onbetaalbaar is? De voortzetting van het huidige model’

Leo Van Broeck: ‘Weet u wat onbetaalbaar is? De voortzetting van het huidige model’

Rik Torfs noemt hem een extremist, Joël De Ceulaer schertste dat ‘als we deze man de sleutels in handen geven, er collectieve deportaties komen waarbij alle plattelandsbewoners met een Mobiscore onder de 7 bijeengedreven worden in woontorens in de stad’. Anderen waarderen zijn pleidooi voor de betonstop en een radicaal klimaatbeleid, maar verwijten hem dat hij te vaak provoceert. Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck kaatst de bal terug.

De Vlaamse Bouwmeester is een bekeerder die geen tijd te verliezen heeft. Amper 75 minuten heeft hij veil voor ons. Verrassend genoeg volstaat dat, omdat hij geen seconde rond de pot draait. De man is een overredingsmachine die de heldere analyses, schokkende cijfers en sappige oneliners aan een verschroeiend tempo uit zijn mouw schudt. Hij is boos en voelt zich misbegrepen. Zijn voorzichtige suggestie om de Mobiscore te gebruiken om slecht gelegen huizen fiscaal te ontmoedigen, bracht op het platteland een lawine van haat op gang.

Hoe verklaart u die emotionele opstoot?

“Mensen zijn bang dat hun huis minder waard zal worden, dat ik het platteland wil afstraffen en iedereen wil verplichten om naar konijnenkoten in de stad te verhuizen. Maar dat is wat sommige media ervan maken.”

Hebt u die indruk niet zelf gewekt?

“Nee, ik heb aan de telefoon tegen twee journalisten gezegd dat de Mobiscore een instrument is dat de problemen van het platteland kan oplossen. Het is een thermometer die meet op welke plekken de koorts het hoogst is. Met die informatie kun je een locatiegericht beleid voeren. Maatwerk. Vandaag is het beleid overal hetzelfde: iedereen die een huis bouwt of renoveert om het energiezuiniger te maken, krijgt een premie, ongeacht of dat huis mobiliteitsgewijs goed of slecht gelegen is. Dat moet anders.

“Maar ik heb nooit gezegd dat de Mobiscore onmiddellijk gebruikt moet worden om het platteland extra te belasten, integendeel. De burgemeesters die nu staan te brullen tegen de Mobiscore beseffen blijkbaar niet dat je dat instrument ook kunt gebruiken om mensen te belónen, bijvoorbeeld als ze verhuizen naar plekken met betere scores. Schaf de salariswagens af en voer de salariswoningen in, zodat mensen gestimuleerd worden om dichter bij hun werk te gaan wonen. Geef mensen met slechte Mobiscores een hogere korting op het openbaar vervoer. Of bied de slechtst scorende gemeentes extra geld om fietsostrades aan te leggen. Zo wordt de Mobiscore een instrument om het platteland te ondersteunen. Dat is toch een genuanceerd verhaal? Helaas hebben de media het zo niet gebracht. Met schreeuwerige koppen suggereerden ze dat ik plattelandsbewoners wil pesten. En daarna gingen andere media er dagenlang op door met simplificaties en overdrijvingen over verplichte deportaties, zonder mij eens te bellen.”

Leo Van Broeck: ‘Weet u wat onbetaalbaar is? De voortzetting van het huidige model’

Welke problemen heeft het platteland precies?

“Het bloedt langzaam dood. In 1960 woonde 66 procent van de mensheid op het platteland, vandaag nog 45 procent. Over vijftig jaar zal 80 procent in de steden wonen. Kleine gehuchten lopen leeg, plattelandsvilla’s raken niet meer verkocht. De ontwaarding van slecht gelegen vastgoed is dus al bezig. Dat is noch mijn schuld, noch die van de Mobiscore.

“Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft Vlaanderen een desastreus ruimtelijk beleid gevoerd. Wij hebben ons, met een inwonersaantal kleiner dan dat van Londen, verspreid over een heel gewest met driehonderd gemeenten. Daardoor hebben we het wereldrecord aan politici en ambtenaren per duizend inwoners en liggen onze belastingen torenhoog.

“Die driehonderd gemeenten worden gefinancierd op basis van grondlasten en de inkomsten van hun inwoners. Burgemeesters hebben er dus alle belang bij om nieuwe verkavelingen vol te duwen. Het resultaat van dat beleid is dat 60 procent van de Vlamingen niet in de dorps- of stadskern woont, maar ergens tussenin. In een dorp heb je nog winkels, cafés, bushaltes, kinderopvang en sportclubs. In een verkaveling komen mensen alleen om te slapen. Daar is niets, wat zich vertaalt in die lage Mobiscores.”

‘Het klimaatplan van Youth for Climate is geen menukaart waar men zomaar wat dingen kan uitpikken. Er is een integrale aanpak nodig.’ (Foto: Van Broeck naast Anuna De Wever.)

Ook mensen die wel in een dorpskern wonen, halen lage scores. Zij stellen zich vragen bij het instrument.

“Men had beter moeten uitleggen hoe de Mobiscore werkte, waarvoor hij moest dienen, en waarom bepaalde scores laag zijn. Het instrument moet nog geoptimaliseerd worden. Maar het is niet omdat je vlak bij een bushalte woont dat je een goede score hebt. In een klein dorp met weinig functies en te weinig inwoners zal het resultaat terecht laag zijn.”

Kun je de ruimtelijke ‘verrommeling’ beschouwen als de moeder van veel problemen?

“Absoluut. Omdat iedereen overal woont, hebben we in Vlaanderen het hoogste aantal kilometers weg per wooneenheid van heel Europa, het hoogste aantal uren file per werknemer en de hoogste klimaatuitstoot ten gevolge van transport.

“Een efficiënt openbaar vervoer is hier onmogelijk. Het principe van de basismobiliteit was goedbedoeld, maar onbetaalbaar. Je kunt niet iedereen verspreid laten wonen en dan zeggen dat er op 500 meter van elke deur een bushalte moet zijn. Dat worden dan belbussen, of haltes waar maar vier bussen per dag stoppen. En dus nemen mensen de wagen en rijdt heel Vlaanderen zich vast.

“Pendelaars zien af, omdat ze langer onderweg zijn. Hun werkdag duurt twee à drie uur langer, wat meer echtscheidingen, stress, burn-outs en obesitas veroorzaakt. En ons leefmilieu is totaal verwoest. Volgens de VN moet een kwart van Vlaanderen natuur zijn, anders gaat de biodiversiteit eraan. Wij zitten aan 6 procent, er is 257.000 hectare natuur tekort. Als we 19 procent van Vlaanderen weer moeten omzetten in natuur, kunnen we niet voortdoen zoals we bezig zijn.”

Vanwaar moet die extra natuur komen?

“Een stuk van onze landbouw zal moeten verdwijnen. Eten is spotgoedkoop, maar de productie ervan neemt 50 procent van Vlaanderen in beslag en is goed voor amper 0,7 procent van ons bbp. Het zieke model van de grootschalige landbouw verknecht onze boeren, die nog amper rondkomen, en de overbemesting vergiftigt de gronden en waterlopen. We moeten naar een lokale, duurzame biolandbouw, met voedsel dat minstens drie keer duurder wordt.”

Als u dat zegt, moet u toch niet schrikken dat de Vlaming boos wordt, en dat mensen een duurzaam beleid associëren met meer betalen?

“Maar vroeger was ons voedsel tíén keer duurder! Begin vorige eeuw ging de helft van het gezinsbudget naar eten, vandaag nog 5 procent.”

Een deel landbouw omzetten in natuur, dus. Wat nog?

“Oude industrieterreinen saneren, ambachtelijke zones inkrimpen, oude hoeves afbreken, leegstaande lintbebouwing verwijderen…”

Die ingrepen kosten geld en zullen op verzet stuiten.

“Nee, ze brengen geld op! Een goede chirurg snijdt waar het nodig is. Je moet zo’n krimpbeleid ook financieel stimuleren, zoals in Nederland. Veel gemeenten zijn quasi failliet door hun dalende bevolkingsaantallen. Gooi hun financiering om en geef hun extra geld om meer natuur, open ruimte en waterberging te creëren. Onze dorpen moeten weer landelijk worden, zoals in Toscane, met meer bewoning in compacte woonkernen en daarrond vooral bossen en velden. Dat is toch mooier dan die hutsekluts van verkavelingen en filelinten?”

Die transitie vereist dat mensen vaker verhuizen. Hoe wilt u hen daartoe motiveren?

“Er staan duizenden uitgewoonde huizen te koop op slechte locaties. Vaak kopen jonge gezinnen die op, omdat ze goedkoop zijn. Maar zo’n woning renoveren is duur, en over dertig jaar is ze sowieso de helft van haar waarde kwijt. Geef die mensen een bonus om te bouwen in de buurt van een kern of mobiliteitsknooppunt. Hebben ze dat huis toch gekocht, dan kun je hen een grondruil voorstellen, waardoor ze in het centrum een rijwoning of appartement van dezelfde waarde kunnen verwerven. Gemeentebesturen moeten toelaten dat er in de dorpskern dichter en hoger wordt gebouwd. De hoogste verdiepingen deel je uit aan mensen die hun uitgewoonde krot op de buiten willen inruilen voor een appartement. Dat kost bijna niets.”

In het klimaatplan dat u samen met Youth for Climate en klimaatwetenschapper Jean-Pascal van Ypersele opstelde, pleit u voor een onmiddellijke betonstop. Alle partijen behalve Groen zeggen dat dat onbetaalbaar is.

“Dan hebben ze 200 procent ongelijk.”

Je moet toch tienduizenden eigenaars compenseren, omdat ze hun bouwgrond niet meer mogen bebouwen?

“De waarde van al die ongebruikte gronden is zeer laag. Als we in de dorps- en stadskernen verdichten, kunnen er in Vlaanderen nog 8 miljoen mensen bij. Tegen 2070 komen er hoogstens 1,2 miljoen mensen bij, daarna zal het bevolkingsaantal afnemen. 80 procent van die gronden zal dus nooit worden gebruikt. Wat zijn die dan waard?”

De meeste politici zeggen dat die gronden toch aan de volle prijs moeten vergoed worden.

“Dat is niet marktconform, maar politici durven dat niet te zeggen, want dan worden de grondeigenaars op het platteland nog banger.

“Weet u wat onbetaalbaar is? De voortzetting van het huidige model. Het systeem van de salariswagens kost 4 miljard euro per jaar, de directe kosten van het verspreide wonen bedragen bijna 2 miljard euro per jaar, en de onrechtstreekse kosten – files, luchtvervuiling, gezondheidskosten, economisch tijdverlies – 30 miljard per jaar. Dat terugdraaien brengt geld óp.

“De thuiszorg rijdt op het platteland 600.000 kilometer per dag. Vijftien keer de planeet rond. Als je al die vereenzaamde bejaarden in hun verkavelingsvilla’s naar woonzorgcentra in het centrum verhuist, los je veel problemen op. Dat is geen verhaal van verliezen en inboeten, maar van meer levenskwaliteit.”

Uw verhaal heeft onmiskenbare voordelen, maar botst met de woondroom van de Vlaming. Die verkiest nog altijd een vrijstaand huis met een mooi stuk gazon, een trampoline, een zwembad en een zee van privacy.

“De Vlaming heeft verschillende woondromen. Sommigen willen een grote moestuin, anderen verkiezen een kleine stadstuin of een gemeenschappelijk park, omdat ze geen gras willen maaien. Als we gaan verdichten in dorpen en steden moeten we de woondromen van de Vlaming dáár inlossen.”

Toch krijg je een flink deel van de Vlamingen met geen stokken naar een dichte woonkern. Die mensen associëren dat met drukte, overlast en vreemdelingen.

“Aan het station van Leuven wordt momenteel een gezinsvriendelijke toren gebouwd voor mensen die eigenlijk in een verkaveling willen wonen. Het is een verticaal dorp van 48 meter hoog met een dorpsplein, twee buurthuizen, een crèche, een moestuin, een kunstacademie en grote liften voor bakfietsen. Op de zesde verdieping zit een straat vol duplexwoningen met voortuintjes. Op de achtste ligt een park van 600 vierkante meter. Er zitten gewone woningen in, single-appartementjes, groepswoningen… Er zijn twee gastenverblijven die je kunt reserveren voor als er mensen op bezoek komen. Beneden is een plek waar je vuile fietsen kunt afspuiten op een drainerende vloer. Alle voordelen van de verkaveling – groen, privacy, uitzicht en ruimte – zijn geïntegreerd in dat project. En dat vlak bij het station. De supermarkt ligt om de hoek en de kinderen kunnen veilig te voet naar school.”

Maar het is geen villa met een grote privétuin en een hoge beukenhaag eromheen.

“Dat model is niet meer verantwoord. Het aantal kilometers aan wegen, rioleringen en elektriciteitsnetwerken die zulke kavels nodig hebben, ligt twintig keer hoger dan in een stads- of dorpskern. We hebben er geen geld en ruimte meer voor, en je bouwt er ook geen gemeenschap mee. Het is het toonbeeld van individualisme: ‘Laat mij gerust achter mijn haag.’”

Hoe zit het met uw eigen Mobiscore?

“Uitstekend. Ik woon in het centrum van Brussel, met tweehonderd restaurants binnen een wandelafstand van acht minuten. Ik kan elke dag te voet naar mijn kantoor en er ligt een treinstation op 200 meter.”

Geen last van lawaai, vuil en onveiligheid?

“Ik woon op de veertiende verdieping van een gerenoveerde woontoren: daarboven hoor ik bijna niets. Maar ik kan wel de Antwerpse Boerentoren zien. Voor mijn deur ligt een parkje waar ik kan badmintonnen met mijn zoontje, en ik kan joggen in het Warandepark tussen het koninklijk paleis en de Wetstraat. Een paar jaar geleden zag ik daar David Cameron en Nicolas Sarkozy rondjes lopen, omsingeld door een hele troep veiligheidsmensen. Dat zie je niet in Fermettegem.

“Vroeger woonde ik in een tuinwijk, maar ik zou niet meer terugwillen. Oké, er zijn verloederde migrantenwijken waar zwaar op moet gewerkt worden. Maar ook op het platteland zal de verkleuring gepaard moeten gaan met een doordacht plattelandsbeleid dat mikt op inburgering. Anders zullen er nog meer verkiezingsuitslagen volgen zoals die van 26 mei.”

Die verkiezingsuitslag werd mede in uw schoenen geschoven. Bart Eeckhout schreef dat uw publieke optredens Groen telkens enkele procenten kostten.

“Hij verwijt mij een slechte communicatiestrategie, maar mijn uitspraken worden te vaak aangescherpt door de krantenkoppen. De pers is besmet door de toon van de sociale media. De mensen die bang zijn voor verandering, worden opgefokt met simplismen en relletjes.

“Het Gentse circulatieplan en het rookverbod waren aanvankelijk ook omstreden. Je zou nu eens een sigaret moeten opsteken in een restaurant: de kok komt je achterna met een deegrol. Telkens als men een winkelstraat autovrij wil maken, wordt er geroepen dat iedereen failliet zal gaan. Achteraf blijkt altijd dat de winkeliers er de vruchten van plukken. Maar de klagers en antistemmen krijgen te vaak een groot forum. Ook in debatprogramma’s worden vaak twee mensen tegenover elkaar gezet die elkaar naar het leven staan. In De afspraak wilde men mij confronteren met Rik Torfs, die mij een extremist noemt. Maar die man heeft nog nooit een van mijn beleidsnota’s gelezen en kent niets van ruimtelijke ordening en klimaatdossiers. Waarom blijven media dat soort nepexperts aan het woord laten? Ook klimaatontkenners mogen nog altijd hun zeg doen. Onbegrijpelijk.

“Die vertwittering van de journalistiek bedreigt stilaan onze democratie. Iedereen die de vinger op de wonde durft te leggen, wordt meteen afgemaakt. Gevolg: velen doen er het zwijgen toe en het beleid leidt eronder.

“Ik zie steeds minder politieke moed. Kijk naar de manier waarop het rekeningrijden werd ingeslikt: politici durven de mensen niet meer te vertellen dat ze hun gedrag moeten veranderen. Steeds minder mensen willen een inspanning doen voor het algemeen belang. Zelfs de groenen durfden tijdens de campagne niet meer te spreken over de afschaffing van de salariswagens, terwijl het absurd is om files en vervuiling te subsidiëren. In hun verkiezingsprogramma beloofden ze 10.000 hectare extra bos. (spreidt de armen) We hebben 257.000 hectare nodig! Onze natuur is als het lichaam van iemand die overreden is door een truck, en zelfs de meest geëngageerde ambulancier wil alleen maar zijn kleine teen aan een baxter hangen.

“Ook sommige commentaarschrijvers durven de individualistische Vlaming niet meer op zijn plichten wijzen, uit angst lezers te verliezen. Maar neutraliteit bestaat niet meer. Als media ruimte laten voor amateuristische opiniemakers die alleen maar wat vanuit de buik praten, zijn ze medeplichtig aan desinformatie, en ondergraven ze de urgentie van de ecosysteemcrisis.”

De meeste opiniemakers onderschrijven uw visie wel, maar vinden dat u die wat zachter moet formuleren. U bent toch ook niet vies van een rondje polarisering?

“Ik zet de zaken op scherp, omdat de tijd dringt: ons ecosysteem staat op de rand van de totale verwoesting. Als je alle gewervelde wezens op een weegschaal zet, is onze veestapel goed voor 65 procent van het gewicht, de mensheid voor 32 procent, en de overige gewervelde dieren in de natuur voor 3 procent. De natuur is bijna wég, zeker in Vlaanderen. Daarom zeg ik dat vrijstaand bouwen misdadig is, want overheden die nu nog nieuwe verkavelingen bijmaken, beschadigen het klimaat, de mobiliteit en de volksgezondheid.

“Ik snap niet waarom er geen draagvlak is om te wijzen op het collectieve belang. Mensen zouden toch moeten beseffen dat wij dit niet voor onszelf doen, en dat onze visie uiteindelijk elk individu ten goede komt?”

Men verweet u ook dat u het klimaatplan van Youth for Climate presenteerde als te nemen of te laten.

“Het is geen menukaart waar men lukraak enkele dingen kan uitpikken om de boel wat te sussen; er is een integrale aanpak nodig. Ik begrijp die verwijten niet. Ik ben een wetenschapper die een diagnose stelt: de patiënt heeft een beenmergtransplantatie nodig of zal sterven. Dan helpt een pijnstiller en een koud washandje op het voorhoofd niet. Een dokter zegt zijn patiënten ook: ‘Als u nu niet stopt met roken, bent u vijftien jaar van uw leven kwijt.’ Die moeit zich óók met de privégewoonten van de Vlaming. Maar als ik dat doe op mijn domein, roepen journalisten dat ik de Vlaming een geweten schop.”

Maken die scherpe diagnoses stilaan van u een van de meest gehate mannen van Vlaanderen?

“Zo voel ik dat niet aan. Na elke lezing komen mensen mij ontroerd de hand schudden en zeggen dat ik niet mag opgeven. Ook op sociale media krijg ik veel steun. Er staat een jonge generatie op die helemaal mee is.

“In de film Plannen voor plaats, die we samen met Nic Balthazar hebben gemaakt, laten we mensen aan het woord die in Brugge in ’t Pandreitje zijn gaan wonen, een dens woonproject. Zij vonden het daar heerlijk. Sinds die film wordt getoond in de klassen, krijg ik staande ovaties in middelbare scholen. Wij werken constant aan goede en betaalbare woonmodellen. Maar als er tien brulapen zijn en tachtig tevreden mensen, denkt iedereen dat de meerderheid aan het brullen is.”

De haatreacties slaan u niet uit uw lood?

“Nee. Ik ben een bliksemafleider van electorale schade. Ik moet niet verkozen worden en kan boodschappen brengen die politici niet graag brengen. Daarom incasseer ik die bagger met opzet, opdat de politiek dan kan doorwerken. Onze samenleving heeft nood aan vulgariserende kennis, aan dokters die de patiënt vertellen hoe erg hij eraan toe is, zonder de waarheid te verbloemen. Daar ligt een heel belangrijke rol voor de media. Zij zijn de school voor alle mensen die niet meer naar school gaan.”

U kunt toch niet beweren dat er in Vlaanderen geen kritische, kwaliteitsvolle pers is?

“Er is voldoende aanbod, maar die kanalen geven te weinig kennis mee. Op zich verwijt ik de pers niet zoveel, maar het is zorgwekkend dat ze besmet raakt door de stijl van de sociale media.”

Veel Vlamingen weten wel wat er aan de hand is, maar besluiten zich daar niets van aan te trekken. Willy Claes zei onlangs in Humo dat er een elfde gebod is bijgekomen: ‘Bovenal bemin uzelf.’

“Hij heeft gelijk. Er zit veel egoïsme in kleine actiegroepen die zich tegen de gemeenschap keren als er in hun achtertuin iets gebeurt. We mogen niet meer toelaten dat burgers het gerecht misbruiken om mooie projecten met tien jaar te vertragen. Als je procedeert omdat je geen nieuwe buren wilt, geen windmolen aan je horizon of geen crèche in je straat, dan is je eigenbelang schadelijk voor het algemene belang.

“Je hebt maar een paar rotte appels nodig om een hele buurt bang te maken. Ik was op een inspraakvergadering waar een knokploeg van acht man ons tegen de muur duwde. Driekwart van de mensen in de zaal kwam na onze presentatie zeggen dat ze het een goed project vonden, ‘maar als we dat luidop zeggen, slaan ze onze auto’s kapot’.”

U wil verder gaan dan een woonshift. Vorig jaar opperde u in Humo dat men privéautobezit zo duur moet maken dat niemand nog een auto wil.

“Natuurlijk! De toekomst is aan de deelwagens, de fiets en het openbaar vervoer. Ons architectenbureau telt twintig mensen en heeft nog één bedrijfswagen plus een Cambio-abonnement (een autodeelplatform, red.).”

Maar hebben pendelaars uit de Kempen, Limburg en West-Vlaanderen geen eigen wagen nodig?

“Ook daar zijn deelauto’s in volle opmars. Er zijn nog een paar boze burgemeesters in de meest afgelegen dorpen. Die hebben gelijk dat hun regio door Brussel jarenlang is verwaarloosd, maar ze moeten niet tegen mij brullen, want ik reik hen oplossingen aan.”

Zoals?

“Vraag de overheid meer geld om fietsostrades aan te leggen. Schrap de meeste bushaltes, behalve degene in het dorpscentrum, waar De Lijn voortaan om de dertig minuten kan stoppen. In de deelgemeentes moet die bus niet meer komen, maar er moeten wel brede, veilige fietspaden komen naar die centrumhaltes.”

Hoe groot was uw teleurstelling over de verkiezingsuitslag?

“Wij hebben vooraf gezegd dat het voor ons niet uitmaakte wie won. Alle partijen moeten van ons exact hetzelfde doen. Een duurzaam beleid zou niet links of rechts mogen zijn. Het vermindert migratie, zorgt voor meer natuur, propere lucht, een leefbare en gezinsvriendelijke samenleving, een leefbare economie en lagere overheidskosten.”

‘Villa's met een grote tuin zijn onverantwoord en het toonbeeld van individualisme: ‘Laat me gerust achter mijn haag.’’

Waaraan wijt u de afgang van Groen?

“Groen heeft te veel over belastingen gesproken en te weinig over levenskwaliteit en de voordelen van hun oplossingen. Veel mensen zijn bang dat hun kinderen het slechter zullen hebben dan zij. Groen had nog meer moeten vertellen dat dat met een ecologische transitie anders zal zijn.

“Ze hadden ook te kampen met gemene anticampagnes over belastingtsunami’s, en met extreemrechtse posts waarop een bejaarde blanke man uit zijn sociale woning werd gezet om plaats te maken voor zwarte migranten. Fake news, uiteraard. Toch kwamen daar duizenden boze tweets van verontruste burgers op. Samen met de polarisatie in de populistische pers lijken die fenomenen me veel schadelijker dan ónze boodschappen.”

Feit is dat de andere partijen minder geneigd zijn om uw klimaatplan uit te voeren. Zelfs de betonstop en rekeningrijden liggen al moeilijk.

“Dan moeten wij verder blijven informeren. We zitten op een gevaarlijke bergweg en het is onze taak om tegen de chauffeur te zeggen dat hij niet in het ravijn mag rijden. Wie aan het stuur zit, is niet belangrijk. De auto moet op de baan blijven.”

U wordt niet moedeloos omdat de Vlaming niet voor een ambitieus klimaatbeleid heeft gestemd?

“Nee. We hadden dit voorspeld. In ons klimaatrapport staat dat je niet kunt verwachten dat burgers bekommerd zijn over het einde van de wereld als ze zich zorgen maken over het einde van de maand. Zolang mensen zich financieel of cultureel bedreigd voelen, zal hun opgestoken middenvinger de verkiezingen domineren.

“Toch is er hoop. Twintig jaar geleden werd ons verhaal weggelachen, vandaag vertellen velen het door. Met Youth for Climate staan er zelfs al opvolgers klaar.”

U hebt een brandend engagement. Mag het leven niet vrijblijvend zijn?

“Ik wil op zijn minst in de spiegel kunnen kijken en zeggen dat ik mijn best heb gedaan om iets ten goede te veranderen. Dat is geen naïef altruïsme, eerder een vorm van zelfverwerkelijking. Ik wil in de eerste plaats mijn eigen leven zinvol maken door een verschil te maken voor meer dan één persoon. Niet alles is gelukt. Maar als ik zie hoeveel plattelandsgemeentes nu aan het verdichten zijn, en hoeveel woonuitbreidingsgebieden er worden geschrapt, heb ik toch enkele steentjes in de rivier verlegd.”

Als student was u een stresskonijn en een chronisch maaglijder. Heeft u daar nog last van?

“Ik was een bange, nerveuze jongen die alles te perfect wilde doen. Zelfs in de vakanties kreeg ik maagontstekingen. Na het zoveelste onderzoek zei de dokter: ‘Ofwel ga je yoga doen, ofwel moet je leren om je de dingen niet aan te trekken.’ Hij had ontdekt dat het probleem niet in mijn maag zat, maar in mijn psyche.

“Ik heb toen echt een klik gemaakt in mijn hoofd. Plots zag ik in dat een tweede zit geen wereldramp was. Bij mijn eerstvolgende examen stopte ik twee uur voordien met blokken om steak met frieten te gaan eten, met een pint bier erbij. Daarna wandelde ik naar dat examen met het idee: ‘Als ik buis, is het maar zo.’ Mijn punten werden beter en ik heb nadien nooit meer een maagontsteking gehad.”

In De Tijd las ik dat uw jeugd ook om andere redenen niet eenvoudig was.

“Tijdens mijn tienerjaren lag mijn familie jarenlang overhoop over een erfeniskwestie. Het was moeilijk om te zien hoe mijn referentiepersonen elkaar het leven zuur maakten. Het leerde me wat hebzucht en egoïsme kunnen teweegbrengen.

“Toen ik meerderjarig was, heb ik die ruzie zelf beslecht, samen met mijn zus. We brachten iedereen rond de tafel en kwamen tot een akkoord. Ook dat was een diagnose stellen en oplossingen aanreiken, net zoals ik nu doe. Dat steekspel had alle partijen veel geld en ellende gekost. Als je zoiets kunt beëindigen, besef je: dit is misschien mijn rol in de bredere samenleving.”

© Humo