Direct naar artikelinhoud
InterviewGreg Van Avermaet

‘Zo slecht was mijn voorjaar toch niet? Het was niet dat ik thuis in een hoekje zat te huilen’

Greg Van AvermaetBeeld EPA

Telkens wanneer Greg Van Avermaet aan de Ronde van Frankrijk deelneemt, maakt hij een jongensdroom waar. Na elke nieuwe ritzege of gele trui (tijdens de eerste etappe pakte hij alvast de bolletjestrui), moet hij zichzelf in de arm knijpen. Zijn liefde voor de koers is onbegrensd, aan zijn gretigheid komt geen einde. Ook al werd het afgelopen voorjaar getwijfeld of hij nog wel de honger en de vorm van zijn hoogdagen heeft, en denkt hij soms al na over het leven na de koers.

Terwijl hij een trolley achter zich aan sleept, begroet Tim Wellens uitbundig zijn collega Greg Van Avermaet. Van afgunst onder de Belgische renners is niets te merken. “Zelfs Vlamingen en Walen komen in de koers overeen”, lacht Van Avermaet. We zijn in Maastricht voor de start van de Hammer Series, een koers die het wielrennen wil heruitvinden. De volgende dagen zal de jonge Remco Evenepoel zowel Van Avermaet als Wellens een eerste keer op hun donder geven. Maar dat lijkt beide heren niet te deren. We zijn begin juni, en de Tour begint pas over een maand. Zij weten: enkel dáár krijgen de zegebloemen een eeuwige glans.

Als we ons installeren in een hoek van de lobby, is Van Avermaet zoals altijd zijn beminnelijke zelf, en vraagt hij hoe het met ons gaat. Terwijl wij ons vooral zorgen maken over onze volksheld, die de wielerfans de voorbije jaren verblijdde met de meest fantastische zeges. Tijdens de klassiekers leek het erop dat de motor voor het eerst stokte.

“Er is veel kritiek gekomen. Maar zo slecht was mijn voorjaar toch niet? Het was niet dat ik thuis in een hoekje zat te huilen. (lacht)

Na je olympische titel en het wonderjaar 2017 is je status veranderd: je bent niet meer de eeuwige tweede, de mensen verwachten meer.

“Ik zit nochtans echt op topniveau. Ik heb elke finale betwist, maar toch werd mijn voorjaar omschreven als ‘niet goed.’ Terwijl het echt een prestatie is om de finale te rijden in zulke wedstrijden. Journalisten zien niet hoe moeilijk dat is.”

Viel die kritiek zwaar?

“Ik had er zelf ook iets meer van verwacht, hoor. Maar ja, hoe gaat dat? Als je eens een grote koers wint, ben je meteen ‘den besten’. Dat schept een vals verwachtingspatroon. In 2017 had ik niet het gevoel dat ik de beste renner van het pak was. Ik dacht: ‘Allee, ik win hier alle koersen, hoe kan dat nu?’

“Ik rij altijd de finale. Zet je televisie aan, en je ziet mij koersen: van de Omloop Het Nieuwsblad tot Luik-Bastenaken-Luik. Mocht ik zijn gelost, had ik de kritiek nog kunnen begrijpen. Maar ik sta zesde op de World Tour-ranking, tussen alleen maar grote namen. Dat zegt genoeg.”

De verwachtingen van de buitenwereld groeien nu eenmaal in de loop van je carrière.

“In het begin waren ze met alles content, top 10 was al geweldig. En vervolgens werd ik de eeuwige verliezer: de mensen kregen sympathie voor mij, omdat ik maar blééf proberen. Maar dan werd ik olympisch kampioen, en ging het iets te gemakkelijk, zeker?”

Je had de gunst van het volk mee. Dat is niet voor iedereen weggelegd.

“Omdat het zo lang geduurd heeft. Tom Boonen stond in zijn eerste Parijs-Roubaix meteen op het podium, op zijn 24ste was hij al wereldkampioen. Dat is niet iedereen gegeven. Bij mij liep het anders: ik ben sterk gestart, iedereen kende meteen mijn naam. Maar daarna ging het traag: ik heb lang moeten wachten op mijn échte doorbraak. Dat was frustrerend. Maar los daarvan ben ik tevreden met hoe mijn carrière is gelopen.”

Als je je erelijst overschouwt, oogt die indrukwekkend.

“Het is een breed palmares, met grote en kleine overwinningen. Ik heb er altijd hard voor moeten werken, en dat maakt dat ik elke zege apprecieer. Ook aan de mindere resultaten moet je je optrekken, want als je dat niet doet, kun je je niet opladen om elke dag te gaan trainen. De realiteit is: een renner verliest ongelooflijk vaak. Ik heb twee koersen gewonnen dit jaar.”

Je zegt wel: ‘Ik ben fundamenteel ontevreden, tenzij ik win.’

“Dat ís ook zo, zij het meteen na de koers. Enkele uren later moet je kunnen zeggen: ‘Het is niet zo slecht geweest.’ Als ik mijn regelmaat naast die van andere renners leg, dan zie ik dat ik élke koers op een hoog niveau presteer. Andere mannen zie je een heel jaar niet, behalve in één koers. Ik zou het daar moeilijk mee hebben, al kan ik mijn ‘mindere prestaties’ al iets beter plaatsen dan vroeger. Ik voel nog altijd dat ik bij de top van de wereld hoor.”

Hoe voel je dat?

“Zoiets merk je in de koers: de renners voelen meteen hoe de verhoudingen liggen. Zeker in de klassiekers: daar krijg je nog een eerlijk gevecht van man tegen man.”

Vond je het jammer dat iedereen je ploeg als te zwak bestempelde?

“Dat vond ik triest. We wisten dat we minder goed zouden zijn dan BMC (de voorganger van zijn huidige CCC-ploeg, red.). De jongens hebben hun best gedaan, maar als ze niet sneller kunnen rijden, heeft het geen zin om te roepen dat ze harder moeten trappen.

“Ik heb een contract getekend in augustus, maar toen hadden veel potentiële versterkingen al elders onderdak gevonden. Ik wist dat het een overgangsjaar ging worden, maar voor hetzelfde geld win ik ‘Het Nieuwsblad’, de E3 of Parijs-Roubaix als ik daar betere beslissingen neem. Ik kijk vooral naar mezelf, het zou heel gemakkelijk zijn om te zeggen dat ik door mijn ploeg heb verloren.

“Ze mogen me bekritiseren, maar als er iemand kritisch is voor zichzelf, dan ben ík het wel. Ik probeer mijn sport op mijn manier te beoefenen, zodat ik nog lang kan koersen, met veel goesting. Plezier blijft voor mij het belangrijkste. Als het een job wordt, haak ik af.”

Wat heeft de koers je gegeven als mens?

“Alles. De koers is mijn passie. Ik heb me kunnen verbreden en verruimen, als mens. Ik ben redelijk introvert, maar de koers heeft mij beter leren omgaan met anderen, ervoor gezorgd dat ik opener ben geworden. Ik ben in contact kunnen komen met verschillende culturen, en heb ploegmaats van over de hele wereld leren kennen. Het gaat in onze wereld nogal snel over prestaties, maar het is veel meer dan dat voor mij. Ik hou van de natuur, ik hou ervan buiten te zijn. Wel, ik heb de wereld gezien en ik heb al die jaren goed rond mij gekeken. Ik heb altijd gezorgd dat ik me niet op mijn kamer opsloot.”

Terwijl je daarvoor je introverte natuur moest overwinnen.

“Ik ben er heel erg in gegroeid. Mijn vroegere voetbaltrainer zal een ander beeld van me schetsen dan mijn huidige ploegleider. Ik denk dat ik een beter mens ben geworden. Mijn prestaties hebben me ook gesterkt. Als je gewonnen hebt, durf je makkelijker je mond open te doen.”

‘Zo slecht was mijn voorjaar toch niet? Het was niet dat ik thuis in een hoekje zat te huilen’

Durf je nu altijd en overal je gedacht te zeggen?

“Het blijft nog altijd moeilijk. Ik moet eerst een band met iemand hebben voor ik me openstel. Ik ben een publiek figuur, maar het is voor mij niet gemakkelijk om me in een groot gezelschap te begeven. Een groep mensen toespreken zal nooit evident zijn. Ik leer ermee omgaan, en dat gaat al veel beter dan vroeger.”

Kost het je moeite om de leider te zijn van je ploeg?

“De eerste jaren dat ik bij BMC kopman was, had ik het moeilijk om mezelf uit te drukken. Ondertussen lukt dat wel. Ik neem mijn verantwoordelijkheid en geef bevelen. Al zal ik wel altijd eerst met iemand overleggen, en zeker nooit brullen: ‘Dit moet zo, basta!’ Maar ik ben wel graag diegene die op het einde van de rit beslist.”

Je huidige ploeg, CCC, is ontstaan uit het ter ziele gegane BMC. Teambaas Jim Ochowicz zegt dat de ploeg zonder jou nooit had bestaan. Je bent heel loyaal geweest door te blijven.

“Mocht ik 24 jaar geweest zijn, dan was ik zoals vele anderen óók naar een andere ploeg gegaan. Maar het ging mij om Andy Rihs, de oprichter van BMC. Hij heeft die ploeg zo veel jaren gesponsord. Andy is gestorven begin mei, en de ploeg lag in juni al aan diggelen. Ik vond dat triest: die mens doet zijn ogen dicht en een maand later was iedereen ruzie aan het maken. Ik hoopte dat er nog een sponsor zou komen, zodat dit project toch op de rails bleef, en de mensen hun job niet zouden verliezen. Met mister Milek (de Poolse miljardair en geldschieter van CCC, red.) oogt de toekomst weer rooskleurig.”

Nobel. Wordt van dat goed vertrouwen geen misbruik gemaakt?

“Dat valt mee. Ik ben van het principe dat je veel terugkrijgt als je je correct en eerlijk opstelt.”

Je bent wel nijdiger geworden. Michael Matthews mocht er recent aan geloven. Je zei: ‘Ik had hem bijna een mot op zijn gezicht gegeven.’

“Ik ben een vechter, iemand die nooit opgeeft. Anders raak je niet zover. Op de fiets wil ik winnen, de beste zijn. Dat is het heilige vuur dat nog altijd brandt.”

Je bent te hevig en te gretig, volgens José De Cauwer. Zowel op training als in de koers.

“Dat is toch ook een deel van wie ik ben? Het is een eigenschap die ik nooit wil verliezen. Veel renners zeggen: ‘Zo hard trainen, dat kunnen we niet.’ Maar ik heb het nodig om af te zien, het is een verslaving. Ik ben nog altijd diegene die bergop het snelste rijdt.”

Je grootste successen kwamen na noodgedwongen rust, door twee blessures.

“Die rust mag je relativeren. De mensen zien niet hoe hard je dan werkt. Toen ik mijn sleutelbeen had gebroken, ben ik amper vier dagen aan de kant gebleven. En met mijn kuitbeen heb ik zo hard getraind dat ik erbij neerviel. Ik begrijp wat José zegt, maar ik kan mezelf niet veranderen.”

Kun je rusten?

“Moeilijk. Ik ben graag bezig. Je kunt me niet vastbinden. We zijn in mei een paar dagen naar Londen geweest, en ik heb elke dag 25 kilometer gewandeld.”

Wat heb je gedaan? De musea bezocht?

“Nee, de wachtrijen waren te lang. Maar we hebben veel gezien van buitenaf. En vooral de leuke buurten opgezocht. Geweldige stad.”

Het lukt je om afstand te nemen van de koers?

“Ook dat blijft moeilijk. Maar ik kan er wel al eens de stekker uittrekken. Ik zal dan ook niet naar wielrennen kijken op televisie. Wat sporten doe ik dan wel: wandelen of kajakken. En gewoon in mijn tuin bezig zijn: mijn gras maaien en aan mijn kippenhok prutsen. Of Fleur helpen die vraagt om de zijwieltjes van haar fietsje te halen. Normale dingen, zoals iedereen. Het lijkt wel alsof een coureur alleen maar op zijn bed mag liggen.”

De Tour rij je nu al onafgebroken sinds 2014. Hou je ervan?

“Ja, al was mijn eerste Tour in 2009 een serieuze tegenvaller. Ik verwachtte er veel van: in 2008 had ik de Vuelta gereden, en meteen een rit en de puntentrui gewonnen. Het was van Frank Vandenbroucke geleden dat iemand daar nog in was geslaagd.”

Contador won in 2009 de Tour. Welke herinneringen heb je nog?

“Armstrong maakte toen zijn comeback. Ik weet nog hoe zijn ploeg een beetje verder gezamenlijk aan het opwarmen was voor de proloog: één grote show. Armstrong zelf was heel vriendelijk, dat weet ik nog. En hij had ook al eens goeiedag gezegd tijdens de Ronde van Zwitserland.”

Kende hij jou?

“Dat weet ik niet, maar ik vond het geweldig. Je zag ook meteen dat de Tour de grootste koers van het jaar was. De start was in Monaco. Ik, de Vlaamse boerenzoon, in het mondaine Monaco: dat maakte een enorme indruk.”

‘Ik, de Vlaamse boerenzoon’: dat getuigt weer van een enorme nederigheid.

“Maar het is toch zo? Ik kan rap met een fiets rijden, maar dat is het dan ook. Ik vond het wel wijs om aan dat spektakel te kunnen meedoen. Mijn ambitie was alleen veel groter: ik wilde schitteren, maar dat lukte niet. Waarom? Ik weet het niet. Ze reden hard. Ik raakte ook nooit mee in de ontsnapping. Parijs heb ik wel probleemloos gehaald. Die ervaring heeft ervoor gezorgd dat ik de Tour een tijdje gemeden heb. Vanaf 2014 liep het meteen gesmeerd, ik won bijna de tweede rit in Sheffield.”

Als Jurgen Van den Broeck je niet was komen terughalen. ‘Niet doen, Jurgen!’, riep De Cauwer nog.

“Dat was ik al bijna vergeten. In 2015 won ik de rit in Rodez, in 2016 in Le Lioran. Ik droeg toen drie dagen de gele trui, vorig jaar zelfs acht dagen. Als het tegenvalt, en je rijdt niet goed of je bent ziek, dan heb je niets te zoeken in de Tour. Maar als je er iets kunt presteren, dan is het echt de schoonste koers die er is.”

Zegt de man wiens liefde voor de Ronde van Vlaanderen onbegrensd lijkt.

“De Tour heeft iets ongrijpbaar. Ik had nooit verwacht dat ik die wedstrijd ooit zou rijden, en dan win je een rit en draag je de gele trui: dat is een jongensdroom die uitkomt. Ik moest in mijn arm knijpen, en kon dat gewoon niet geloven. Wat wil je? Als kind ging ik met mijn ouders elk jaar naar de Tour kijken en stond ik langs de kant op de Col de Joux Plane om Armstrong en Pantani te zien passeren. Mijn mond viel open. En als je dan zelf die gele trui mag aandoen, geeft dat een ongelooflijk gevoel.”

Is het jongetje in Greg Van Avermaet nog zo sterk aanwezig?

“Enorm. Telkens als ik in de Tour start, komt die jongensdroom weer uit. Ik maak het nogal romantisch, maar het is wel zo.”

Speelt romantiek in de koers?

“Bij mij toch. Als Kompany teruggaat naar Anderlecht, ben ik één van de zotten die dat schoon vinden. Zo ben ik.”

Er zijn renners die niet meer naar de Tour willen.

“Ik kan me niet voorstellen dat ik thuis in de zetel naar de Tour zou moeten kijken. Ik zou kapot gaan van het gemis.

“Luik-Bastenaken-Luik is ook zo’n koers. Ik heb een huis in de Ardennen. Ik ken er elk baantje, en de locals appreciëren het enorm dat ik hun koers meerij. ‘C’est magnifique’, zeggen ze me dan. Alle grote renners zouden daar aan de start moeten staan.”

Blij dat jij het voortouw neemt.

“Je ziet het ook bij Mathieu van der Poel. Ik vind het geweldig dat hij aan alles meedoet, puur voor het plezier, zoals dat mountainbiken. Ik had me zondag ingeschreven voor een toertocht bij Malmedy. Achter mij hoorde ik de hele tijd gefluister: ‘C’est Greg van Avermaet!’ (lacht) Je betaalt 5 euro, je krijgt drie bevoorradingen onderweg, en je rijdt een mooi parcours. Meer moet dat niet zijn als training. Perfect.”

Geen Chimay achteraf?

“Nee, vlak voor de Tour moet ik die links laten liggen. Nu, los van de romantiek is het ook een harde stiel, hoor. Zeker als het regent en we in slechte hotels zitten. Het is al verbeterd, maar we logeren nooit in grote luxe.”

Geniet je van de vergezichten als je een col in de Pyreneeën beklimt?

“Als je je goed voelt, geniet je echt en kijk je om je heen. Ik wil ook altijd weten in welke Franse streek we zitten, en welke wijn ze er maken. Je hebt renners die niet beseffen of ze in het noorden of het westen van Frankrijk zitten.”

Ben je een wijnliefhebber?

“Te weinig: ik mag er niet genoeg van drinken. Maar die dingen interesseren me wel. Als je dan eens op een mooie plek komt, moet je er oog voor hebben. Helaas lig je meestal in een hotel langs een autosnelweg, en maakt je buurman de hele nacht lawaai met zijn vrouw. (lacht) Meestal zonder airco ook. Je hebt de hele dag in de hitte gereden, je blijft nazweten, en toch moet je in slaap zien te raken terwijl je hart blijft werken van de inspanning. En de volgende ochtend begint alles opnieuw.”

Wie zijn momenteel de patrons van het peloton?

“Chris Froome heeft nog altijd het meest te zeggen, omdat hij de Tour vijf keer gewonnen heeft.”

Vier keer.

(lacht) Maar hij gaat ’m winnen (het interview werd afgenomen voor Froome uitviel, red.). Hij is een karaktermens, iemand die zich volledig smijt. Als hij in orde is, is hij de beste.”

Met zijn vrouw Ellen: ‘We gedragen ons niet graag extreem, dat past niet bij ons. Een barbecue in de tuin vinden we even leuk als een sterrenrestaurant bezoeken.’

Zo te horen heb je wel sympathie voor hem.

“Absoluut. Ze zeggen dat zijn stijl te berekend is, maar je mag dat niet onderschatten. Je kunt gewoonweg niet meer koersen zoals Eddy Merckx.”

Hij kan het wel, zoals vorig jaar tijdens zijn legendarische remonte in de Giro. Pas toen gingen de wielerharten een eerste keer sneller voor hem slaan.

“Hij probeert vooral op een veilige manier de Tour te winnen. Dat is logisch. Ik apprecieer Geraint Thomas ook.”

Praten jullie weleens met elkaar?

“Dat gebeurt, er is veel respect. Altijd, onder kampioenen. Terwijl het eigenlijk de knechten zijn die het meest afzien van allemaal.”

Zou je graag in een ploeg als Team Ineos rijden? Ook al knijpen ze elke emotie uit de koers, zoals Bradley Wiggins onlangs zei.

“Het is moeilijk te zeggen of ik in hun keurslijf zou passen. Ik zou het weleens willen proberen, maar het lijkt me inderdaad moeilijk: ik doe graag mijn goesting, en heb mijn vrijheid nodig. Maar ik vind hun wetenschappelijke aanpak wel interessant. Ze zijn iedereen altijd een stap voor. Op vlak van aerodynamica, bijvoorbeeld.”

En ketonen. Wisten jullie dat zij die gebruikten?

“Nee, ik heb dat ook maar uit de kranten.”

Radio peloton heeft het daar nooit over gehad?

“Nee. Ik heb er de eerste keer over gelezen in aanloop van de Olympische Spelen van Rio. Maar ik denk niet dat je er, zoals professor Hespel beweert, 15 procent beter van wordt. Want dan moet ik ze snel nemen. Dat is héél veel. Dan kan ik de Tour zelfs winnen. (lacht)

Heb je al ketonen geprobeerd?

“Nee, nog niet.”

Ik hoorde enkele jaren geleden van Belgische Lotto-renners dat het weinig effect had. Het was ook duur, en het smaakte slecht.

“Ik denk dat het een supplement is als een ander. 15 procent beter is onwaarschijnlijk.”

Was je verrast door Operatie Aderlass, het Oostenrijkse dopingschandaal? En dat bloeddoping nog steeds een gangbare praktijk is?

“Ja, eigenlijk wel.”

Dat verrast mij dan weer.

“Ik had niet verwacht dat het nog op deze manier gebeurde. Omdat de controles zo streng zijn, en iedereen op de juiste weg lijkt. Kijk naar mij: ik kan topprestaties leveren en hoor bij de besten van de wereld, op water en brood. Het is wel eigenaardig dat de renners die in dat schandaal genoemd zijn, nooit noemenswaardige prestaties hebben geleverd. Doping zal altijd blijven bestaan.”

Heb je het parcours van deze Tour al bekeken?

“Ja, er hangt een grote kaart bij ons thuis. Mijn vrouw Ellen heeft die opgehangen. Ik weet dus naar welke kant van Frankrijk we rijden. (lacht)

Ik zie veel mogelijkheden voor jou.

“Ik ook. We rijden door het Centraal Massief: dat ligt me, ik heb er mijn twee ritoverwinningen behaald. De vijfde rit naar Colmar en de achtste rit naar Saint-Etienne moeten binnen mijn mogelijkheden liggen. Net als die naar Épernay, die ben ik afgelopen dinsdag gaan verkennen.”

Doe je dat altijd?

“Ja, voor elke rit waar ik een kans maak. De bergritten ga ik niet verkennen. (lacht)

Dat zou pas een jongensdroom zijn.

“De rit naar Le Lioran in 2017 was nochtans een halve bergrit. Maar eigenlijk heb ik niet veel meer te bereiken in de Tour. Dat is eigenaardig om te zeggen, vind je niet? Ik heb nog één echt doel: wereldkampioen worden.”

Zet je alles op het WK in Yorkshire dit jaar?

“Ja, dat is een van de weinige kansen om nog wereldkampioen te worden. Het WK in Leuven van 2021 komt er ook nog aan, ik zal dus nog even meedraaien. Maar als je me naar dé jongensdroom vraagt, is het wel de regenboogtrui. (lacht breed)

In welke fase van je carrière bevind je je?

“Ik heb nog altijd dezelfde ambities als toen ik 25 was. Dat moet, anders kun je beter stoppen. Ik wil geen renner zijn die achterover leunt in zijn zetel. Zolang ik vrede heb met mijn niveau, wil ik blijven koersen.”

Ben je bang van het leven na de koers?

“Nee. Ik kijk ernaar uit om iets nieuws te beginnen.”

Wat wil je gaan doen? Iets in de wielerwereld, of erbuiten?

“Beide opties zijn mogelijk. Ellen zegt: ‘Je moet iets totaal anders gaan doen, volledig weg uit het peloton.’ ‘Ik kan niks anders’, antwoord ik dan. Ik heb zoveel opgebouwd, het zou stom zijn om dat weg te gooien. Misschien kan ik dingen organiseren in de sport, en kan ik er mijn naam aan verbinden. Of, in de geest van Andy Rihs, als een soort wielermanager jonge gasten begeleiden en beter maken.”

En opnieuw de helft van het jaar weg van huis zijn? Hoe denkt je vrouw daarover?

“Ze staat er niet om te springen. Maar ik zeg haar altijd: ‘Een man die om 19 uur thuiskomt van zijn werk heeft ook niet veel tijd meer voor zijn vrouw en kinderen. Ik ben enorm graag thuis, maar ik ben ook graag weg. Ik zoek dus iets tussenin. Misschien ga ik wel opnieuw studeren.”

Er is nog niets beslist?

“Nee. Het houdt me wel bezig, maar zolang ik wielrenner ben, wil ik dat voor 100 procent zijn. Ik ga me niet bezighouden met andere zaken tijdens mijn carrière, dat zou ten koste van het koersen gaan.”

Het besef dat je geen renner meer bent zal dus van de ene dag op de andere komen.

“Dat is ook de reden waarom veel topsporters na hun carrière mislukken, omdat hun afscheid veel te bruusk is. Privé gaat het bij velen dan ook niet goed, ik merk dat er veel scheidingen zijn. Mijn leven zal niet alleen voor mij veranderen, maar ook voor Ellen. Nu doet ze wat ze wil als ik weg ben. Zij is de baas, en leidt haar leven. Als ik meer thuis ben, zal dat wat moeilijker zijn.”

Het moeilijkste voor veel ex-topsporters is dat ze niet meer meetellen. Bezit jij ook die ijdelheid?

“Ik ben bekend, maar ik heb dat absoluut niet nodig: ik wilde coureur worden om koersen te winnen, niet om herkend te worden op straat. Mijn prestaties op de fiets wil ik wel graag erkend zien, maar voor de rest blijf ik liever in de luwte. Al kan het natuurlijk dat ik over enkele jaren zal moeten toegeven: ‘Ja, ik heb het er moeilijk mee.’”

Ben je financieel onafhankelijk?

“Ja, ik moet me op mijn 34ste geen zorgen meer maken over geld. Dat is een privilege, en een hele geruststelling. Het is nooit mijn drijfveer geweest, maar ik vind het wel mooi. Ik kan van dingen genieten waarvoor veel andere mensen moeten wachten tot ze met pensioen zijn.”

Wat zoal?

“Eens een dure reis maken, een keertje chic gaan eten. Daar wil ik weleens iets voor neerleggen.”

Geniet je daar zo van?

“Als we na het seizoen op reis gaan, moet het ‘af’ zijn, en logeren we soms in een duur hotel. En we hebben al een paar sterrenrestaurants gedaan. Wat zo’n topchef allemaal kan is ongelooflijk. Al vind ik het prijskaartje er wel over.

“Maar Ellen en ik vinden een barbecue in de tuin net zo leuk, of zelfs plezanter. Eigenlijk spreekt een gewone bistro of zelfs een goeie friet van de frituur ons meer aan. En met de tent op vakantie gaan, vinden we ook geweldig. We gedragen ons niet graag extreem, dat past niet bij ons. Ik zou niet weten waarom ik iets van Louis Vuitton zou dragen, veel te duur ook. Maar er is veel geld in deze wereld, en ik ben blij dat ik af en toe mijn graantje kan meepikken.”

Tot slot: het is vooral voor je vrouw dat je minder gesloten zou willen zijn, hoorde ik.

“Ja en nee. Ik kijk soms wel op naar mensen die zich beter kunnen uiten dan ik, en opener zijn. Maar langs de andere kant: zo ben ik nu eenmaal.”

Hoe verklaar je die gesloten kant?

“Ik weet het niet. Opvoeding? Maar mijn zus is dan weer heel extravert. Ik lijk meer op mijn vader. En niet iederéén moet zo uitbundig zijn en op de tafels staan springen, hè. Ik kan ervan genieten om mezelf te zijn. (lacht)

© Humo