Direct naar artikelinhoud
Europa

Een verenigde Benelux zal een machtsfactor van jewelste blijken. En zal als cement en katalysator voor de EU fungeren

Een echt ambitieus project is om loonbelasting en inkomstenbelasting, en waarom ook niet vennootschapsbelasting en btw, te heffen op Benelux-niveau, vindt Ricus van der Kwast.Beeld Fernando Leon

Ursula von der Leyen is volgens het Europees Parlement dus de geknipte persoon om Europa te leiden in tijden van enorme uitdagingen. Zo staan de eenheid en samenhorigheid in de Unie onder druk van nationalistische reflexen. Dat geldt ook voor België, waar de deelstaten zelfs niet met elkaar willen praten. Een geschikt moment om die moeder aller unies, de Benelux, nog eens tegen het licht te houden, vindt publicist Ricus van der Kwast, die in de drie Benelux-landen gewoond heeft.

Soms verzin je iets, je schrijft het snel op om het vooral niet te vergeten, maar vergeet het daardoor juist nog sneller. Totdat je het veel later terugvindt en denkt: dat was zo gek nog niet.

Dat laatste overkwam mij pas toen ik mijn pc opschoonde. Het stukje was vijftien jaar oud en ik had er nooit wat mee gedaan. De Benelux moest één worden, had ik verzonnen. Ik had becijferd dat we met onze 27 miljoen inwoners in één klap de negende wereldeconomie en de vierde handelsmogendheid ter wereld zouden worden. Bovendien behoorden we met ons bruto nationaal product per inwoner in de EU tot de top-3.

Waar vond je een land met een betere toegang tot zowel Engeland, Duitsland als Frankrijk? Ik zag zoveel synergie dat het me duizelde. De fusie van drie vorstenhuizen kon wat voeten in de aarde hebben, maar besparingen lonkten. De monarchie zou versneld bevestigd worden in haar eigenlijke rol: een folkloristische attractie die niets te maken had met het besturen of functioneren van een land. We zouden een onverslaanbare korfbalnatie worden.

Vooruit, niet overal was ik even serieus. Maar ik zag het zitten.

Zei ik hierboven dat ik niets met dat stuk gedaan had? Dat is niet helemaal waar. Ik vond ook een kopie van een brief van me aan de toenmalige ambassadeur van Nederland in België, Antoine van Dongen, die ik mijn ideeën kennelijk had toegestuurd.

Het verhaal stond me nu weer helder voor de geest. Nauwelijks had ik mijn gedachten op papier gezet of er verscheen een interview in het NRC met Van Dongen. Hij stond op het punt af te zwaaien in Brussel en blikte bij die gelegenheid nog eens terug op zijn Belgische jaren. Hij sprak over de culturele verschillen tussen beide landen, bedrieglijk versluierd door een soms gemeenschappelijke taal, over hoe Nederlanders daar uit onwetendheid overheen walsten, over de complexiteit van België. Hij had een snaar bij me geraakt.

Ik zou nooit antwoord krijgen. Had ik iets anders verwacht? Zoveel jaar buitenland en ik had nog nooit een levensteken opgevat van hen die mijn belangen in den vreemde behartigden. Stille diplomatie had voor mij een ruimere betekenis.

EU uitgebreid

Helemaal toevallig was het niet dat ik dat stuk in 2004 schreef. De EU werd dat jaar met tien lidstaten uitgebreid. Intussen mocht ik nog een envelop ontvangen van een Nederlands overheidsorgaan waar een jolige ambtenaar onder mijn Waalse adres ‘La Douce France’ had toegevoegd – Nederlanders koketteren graag met de drie woorden die ze in een vreemde taal machtig zijn.

In die tijd maakte ik mijn eerste burenruzie mee. Voor flamand werd ik uitgemaakt. Ik moest maar snel mijn biezen pakken en terugkeren naar mijn land. Onduidelijk bleef, ook voor de scheldende buur, welk land dat precies was, Vlaanderen, Nederland, misschien een ander land.

Vlamingen verwarden Holland met Nederland, Nederlanders zagen Vlaanderen aan voor België. Over Luxemburg wist niemand wat. Het Lëtzebuergesch was er in 1984 officieel erkend als taal, maar ook de inwoners van het land zelf leken dat niet te weten. En ik vroeg me af: hoe moet dat straks verder met die grote Europese Unie?

Hoe is de Benelux sinds 2004 gevaren? Ik heb die sommen nog eens gemaakt. We zijn inmiddels met ruim 2 miljoen meer – de teller staat op 29,2 miljoen inwoners. De Benelux is niet langer de negende, maar nu de dertiende wereldeconomie met een bnp van ruim 1,5 triljoen dollar . Als vierde handelsnatie hebben we ons weten te handhaven: alleen China, de VS en Duitsland exporteren en importeren meer. Tot slot zitten we met een bnp per hoofd van bijna 52.000 dollar nog steeds in het koppeloton van de EU, achter Ierland, Denemarken en Zweden.

Afzonderlijk hadden de drie landen dus aardig geboerd, maar hoe was het de Benelux als organisatie vergaan? In 2008 was haar vijftigjarig bestaan gevierd. Dat verbaasde me, zelf had ik de oprichting altijd in 1948 gedateerd. Maar helemaal fout zat ik niet. De Benelux was in 1948 als douane-unie van start gegaan, nadat vier jaar eerder het initiatief daartoe was genomen door regeerders in ballingschap. Het zou nog tot 1958 duren voordat de economische unie een feit was. Tien jaar of meer om uit de startblokken te komen, dat was een slecht voorteken.

Afgestoft en opgepoetst

Ter gelegenheid van dat jubileum was de Benelux afgestoft en opgepoetst. Na een proeftijd van een halve eeuw werd het verdrag omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde duur. De structuur werd versimpeld. De samenwerking werd uitgebreid tot andere terreinen dan economie, zoals duurzaamheid en justitie. Bij diezelfde gelegenheid werd de naam veranderd in Benelux Unie.

Een tastbaar resultaat was dat er werkprogramma’s met een duur van vier jaar in het leven werden geroepen. Binnen die programma’s werden elk jaar concrete acties en projecten geformuleerd. Zo zijn de werkprogramma’s momenteel ‘Interne Markt & Economie’ en ‘Veiligheid & Samenleving’. Het jaarplan 2019 noemt projecten die zich richten op bijvoorbeeld energietransitie of afval als grondstof. Het klinkt mooi. Weinigen lijken echter van het bestaan van die projecten af te weten, laat staan van de resultaten.

Mijn oog viel op de laatste twee thema’s uit dat jaarplan: ‘Grensoverschrijdende gezondheidszorg’ en ‘Werken in de Benelux – over de grens werken zonder obstakels’. Dit waren ineens geen verheven onderwerpen meer, maar eerder huis-tuin-en-keukenklussen. Je zou bovendien verwachten dat beide zaken allang voor elkaar gebokst waren. Maar ook uit eigen ervaring wist ik dat de binnengrenzen van de Benelux nog bezaaid liggen met obstakels.

Toch was er geen wetenschappelijke doorbraak of technische tour de force nodig om een Belg in een Nederlands ziekenhuis te verzorgen of een Nederlander een Luxemburgs pensioen te laten opbouwen. Alles wat nodig was, was dat mensen op een administratie in beweging kwamen. Dat lukte kennelijk niet.

Eén ding zie ik vandaag anders dan vijftien jaar terug. Als, de Benelux ten spijt, drie buurlanden elkaar nog steeds nauwelijks kenden en zo weinig waren opgeschoten met hun samenwerking, dan zouden we met die grote EU ook weinig verder komen, redeneerde ik toen.

Versnelling hoger

Vandaag zie ik dat dat pessimisme deels op zijn plaats was. Maar het is minder dan ooit een reden om bij de pakken neer te zitten. Wordt het niet juist tijd om over te schakelen naar een hogere versnelling en een grootser, tegendraadser project beet te pakken? Ik weet er wel één: belastingen, hete aardappel bij uitstek.

Nettosalarissen in België en Nederland zijn vergelijkbaar, maar de loonkosten in Belgie liggen 15 procent hoger. Dat heeft alles te maken met de omvang van het ambtelijk apparaat in België.

Het verzelfstandigen van een kleiner gebied, laten we het Vlaanderen noemen, helpt niet. De weinige voordelen die je nu nog haalt uit het gebruik van federale diensten, raak je dan ook nog kwijt. Als je al die functies in dat kleine, nieuwe land hebt ingevuld, blijken de loonkosten per capita ineens nog hoger.

De enige optie om die loonkosten te drukken is om juist op te gaan in een groter geheel. En laten we zo’n grotere eenheid nou toevallig al hebben. Een echt ambitieus project, een uitdaging zo u wilt, is om loonbelasting en inkomstenbelasting, en waarom ook niet vennootschapsbelasting en btw, te heffen op Benelux-niveau.

Belastingdiensten kunnen nu fuseren. Maar daar brandt niemand zich aan, ondanks de voordelen die zo’n stap voor iedereen oplevert. Voor bijna iedereen, want fusies kosten banen. Dat is de kern van alle weerstand tegen supranationale samenwerking: ambtenaren en politici die voor hun baan vechten.

Nederlands premier Mark Rutte, en zijn Luxemburgse en Belgische collega’s Xavier Bettel en Charles Michel op een Benelux-top, 2 april 2019, in Luxemburg.Beeld BELGA

Begrijpelijk, maar banen veranderen, verdwijnen, er komen nieuwe banen. Wie ooit video’s verhuurde, werkt nu voor een internetprovider. Er komt een moment dat je moet toegeven dat het verspilling is om mensen in Luik, Mechelen, Breda en Ettelbruck hetzelfde werk te laten doen zonder te kijken of je iets van elkaar kunt opsteken, werkpraktijken of zelfs alleen maar informatie kunt uitwisselen.

Dit gaat niet over het afvloeien van personeel, maar over het snoeien in het werk zelf, over het over het voorkomen van dubbel werk, van onzinnig werk. Het is niet meer van deze tijd het aantal grensoverschrijdingen van je inwoners te turven.

Het heeft alles te maken met slimmer werken en met het op poten zetten van een organisatie die is aangepast aan een veranderde, internationalere werkelijkheid. Of het de moeite waard is? 15 procent minder loonkosten voor de hele Benelux, als je het mij vraagt, een slordige 100 miljard euro. Daar kun je leuke dingen mee doen.

Proeftuin

De Benelux kan daarvoor een prima vehikel zijn. Een goed geoliede Benelux kan de weg plaveien naar een soepelere EU-organisatie. En de EU is veruit onze beste kans om economisch, politiek, sociaal én cultureel het hoofd boven water te houden in de eenentwintigste eeuw. Alleen als EU is ons machtsblok groot genoeg.

De Benelux Unie is de proeftuin, het laboratorium van de EU. Ze zegt het zelf al in haar mission statement . De Benelux had die rol al van meet af aan. In het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie is zelfs een apart artikel opgenomen (VwEU, artikel 350 ), dat die bijzondere rol erkent.

Door dat samenklonteren van landen diffundeert de Europese gedachte pijnloos en vanzelf verder. Het is daarom een goed plan om vanuit de Benelux banden aan te gaan met regio’s als Noordrijn-Westfalen. Het zou een nog beter plan zijn om Wallonië als springplank naar Italië te gebruiken en Portugal via Luxemburg aan te haken. Die coalescentie brengt ons, Nederlanders, Belgen, Luxemburgers en Europeanen, verder.

Mijn betoog voor zo’n Benelux Plus zal aan dovemansoren gericht zijn. Mijn timing kon toen en kan nu niet slechter. Want, toeval of niet, niet alleen dit jaar behaalde Vlaams Belang bij de verkiezingen een eclatant succes, dat deed het ook in 2004. Toen kwam het, nog als Vlaams Blok, bij de Vlaamse verkiezingen als grootste partij uit de bus.

De beweging staat een onafhankelijk Vlaanderen voor ogen. Als het dan afgelopen is met de miljardentransfers naar Wallonië, komt alles vanzelf op zijn pootjes terecht. De formule voor electoraal succes moet het hebben van een verzonnen vijand, en die heet hier afwisselend Waal, migrant of EU. Maar je grootste gevaar is zo dat je als vereenzaamde Vlaamse enclave stuurloos ronddobbert in een te grote wereld. Verzelfstandigen leidt onherroepelijk tot achteruitgang. Daarvoor hoeven we niet eens economische modellen te laten spreken – historische voorbeelden te over. En wat die overdracht van geld betreft, al die miljardentransfers, dat houdt pas op als je de EU opgedeeld hebt in 513 miljoen eenmansstaatjes.

Toeval of niet: de Waalse Proximus TV heeft net zijn zendernummering aangepast. Dat werd tijd, vond ik. Het zou een aardige geste zijn om Eén en Canvas nu net na de drie RTBF-kanalen te vinden. Maar ik kwam van een koude kermis thuis. Eén, als eerste Vlaamse zender, vind ik nu op nummer 251, natuurlijk ruim na de Franse, maar ook na de Duitse, Italiaanse en Spaanse kanalen. Het Nederlandse NPO1 zit op 270. Een heuse Luxemburgse zender heb ik nog niet kunnen vinden.

In en in triest is het als je zo blind bent voor de sterke kanten van je eigen land, je meertaligheid, je vermogen bruggen te bouwen naar uiteenlopende landen en culturen. Die sterke kanten komen in een Benelux-eenheid zelfs nog beter tot hun recht.

Cement en katalysator voor de EU

In een artikel over de verworvenheden van de Benelux Unie sinds 2008 roemden Jan Wouters en Maarten Vidal verleden jaar de Vlaams-Nederlandse samenwerking. Dat zij zo. Tegelijk knelt de schoen precies daar. Bewust of onbewust ontneemt Vlaanderen Nederland het zicht op de Franstalige Benelux. Nederlandse media zullen zich nog eerder beroepen op de Weekbode Roeselare-Izegem als bron voor Belgisch nieuws dan Le Soir erbij te pakken.

Hoe verschillend Vlaanderen en Nederland ook zijn, de echte complementariteit vind je met die gebieden waar de taal anders is, het landschap glooiender. Daar kan de Benelux nog stappen zetten: door hightech start-ups in Louvain-la-Neuve niet te negeren, door te leren van die o zo succesvolle financiële sector in Luxemburg, maar die ook, waar te schimmig, op de schop te nemen.

Dat idee van me was zo gek nog niet. Een verenigde Benelux, niet als één land, maar als een echte unie, waarin drie kleine landen hun verschillen opzijzetten, zoveel mogelijk clusters en samenwerking zoeken. Zo’n Benelux zal ineens een machtsfactor van jewelste blijken. Hij zal als cement en katalysator voor de EU fungeren.

Wie dan nog op 27 april wil koekhappen in het noorden, op 22 juni de fakkels wil bekijken in Luxemburg, of op 21 juli de drache nationale wil trotseren op de Grote Markt, gaat gerust zijn gang.

Het was ook in 2004 dat het Vlaams-Nederlands cultureel centrum deBuren van de grond kwam. Daar waren welgeteld 25 jaar voor nodig geweest, vertelde Antoine van Dongen destijds in dat interview. Maar de Benelux werkt nu met vierjarige programma’s, en dat is goed. Zou een uniform belastingstelsel, dat gewaagde plan van me, daarvoor niet een prima kandidaat zijn? Als we daar nu mee beginnen, is het project klaar in 2023, net op tijd voor het volgende jubileum van de Benelux. En al weten we niet of de Benelux dan 65 of 75 jaar oud wordt, een mooi cadeau zou het zeker zijn.