Direct naar artikelinhoud
Iedereen schrijft thrillers. Waar wacht u nog op?
Literatuur

Iedereen schrijft thrillers. Waar wacht u nog op?

Beeld Sven Franzen

Je hoeft echt geen auteur meer te zijn om een plaats op het boekenschap te veroveren. De jongste generatie thriller­auteurs gaat gewoon als econoom of programmeur door het leven. ‘Thrillers schrijven is geen kernfysica, hè.’ 

Een origineel verjaardagscadeau voor zijn vrouw. Daar was Jan Smets, ere-gouverneur van de Nationale Bank, naar op zoek toen hij zich plots die eerste paar hoofdstukken herinnerde van wat ooit zijn boekendebuut moest worden. Hij blies het stof van die berg papier, ging achter zijn computer zitten en verraste zijn vrouw met Theater, een speciaal voor haar geschreven boek. Maar omdat je eigen vrouw als doelpubliek nogal beperkt is, ging Smets op zoek naar uitbreiding. Hij zocht en vond een uitgever en maakte op achtenzestigjarige leeftijd zijn thriller-debuut. 

Smets is lang niet de enige debutant in het thrillerwereldje. Terwijl het genre traditiegetrouw door grote namen als Pieter Aspe, Luc Deflo en Toni Coppers werd gedomineerd, duiken er tegenwoordig met de regelmaat van de klok nieuw­komers op.

Yaele Vanhuyse, uitgever bij Lannoo, zoekt de verklaring daarvoor bij het aanhoudende succes van al het spannends dat de voorbije jaren vanuit het Hoge Noorden kwam aanwaaien. De boeken van Stieg Larsson of Henning Mankell bijvoorbeeld, maar ook tv-series als The Killing en The Bridge. “Die lokten niet alleen veel lezers en kijkers, ze hebben ook veel mensen inspiratie gegeven en zin doen krijgen om zichzelf eens aan zo’n spannend verhaal te wagen.”

Slaapverwekkend

Al is het niet alleen een zaak van aanbod, maar ook van vraag. Dat zijn boek uiteindelijk in de boekhandel belandde, heeft Smets te danken aan de beslissing van uitgeverij Van Halewyck om haar thrillerfonds gevoelig uit te breiden. “Sinds eind 2017 zijn wij heel gericht op zoek naar nieuwe auteurs in het genre”, geeft Lise Van Dessel aan.

Een keuze ingegeven door vooral commerciële motieven. Thrillers zijn in Vlaanderen immers goed voor zowat een kwart van alle fictieboeken die over de toonbank gaan. “Logisch”, vindt Marelle Boersma. Zij is in Nederland een gevierd thrillerauteur en sinds vorig jaar een van de drijvende krachten achter de ThrillerAcademie, die beginnende auteurs bij het schrijven begeleidt. “Onze levens razen tegenwoordig met een rotvaart voorbij. De gebeurtenissen volgen elkaar in snel tempo op, er zijn overal prikkels. Dat vertaalt zich ook naar onze lees –en kijkgewoontes. Ook daar moet alles heel wat sneller gaan. Probeer nu nog maar eens te kijken naar een tv-serie van pakweg tien of twintig jaar geleden. Na vijf minuten lig je in slaap. Voor boeken geldt net hetzelfde: het moet vooruitgaan.” En laat dat nu net zijn waar een goede thriller in uitblinkt.

Slaapverwekkend
Beeld Sven Franzen

Vaste patronen

Bij de nieuwbakken thrillerauteurs zelf ging heel wat minder commercieel, sociologisch of strategisch denkwerk aan hun debuut vooraf. Dat het Smets vooral om een origineel verjaardagscadeau te doen was, wisten we al. Maar ook bij vakgenoten als Jan Van der Cruysse, ondertussen aan zijn vierde boek toe, of Michael Kestemont speelde vooral toeval een rol.

“Ik heb altijd graag geschreven”, vertelt Van der Cruysse. Tegenwoordig komt hij als expert crisiscommunicatie aan de kost, in een vorig leven was hij woordvoerder van Brussels Airport. “In die laatste functie tikte ik persberichten en jaarverslagen en dat deed ik altijd met veel plezier. Maar een boek leek me lang een stap te ver.” Tot hij op een blauwe maandag toch achter zijn computer ging zitten om aan zo’n boek te beginnen. “Hoe meer ik schreef, hoe enthousiaster ik werd en voor ik het wist was dat boek klaar.” Grote ambities waren daar evenwel niet aan verbonden. “Het was gewoon iets wat ik van mijn bucketlist kon schrappen.”

Maar naarmate meer vrienden het boek te lezen kregen én allemaal enthousiast reageerden, begon toch het plan te rijpen om er iets meer mee te doen. Van der Cruysse: “Uiteindelijk ben ik op een schrijversdag van het Davidsfonds beland, waar auteurs hun projecten mochten voorstellen. Maar omdat ik zo laat ingeschreven had, was er enkel een plaats bij de vrouw die het kinderboekenfonds beheerde. Ik heb haar mijn verhaal gedaan, mijn manuscript afgegeven en ze beloofde me nog iets te laten weten. Een week later kreeg ik een telefoontje met de melding dat ze mijn boek wilden uitgeven.”

Artificiële intelligentie

Ook Michael Kestemont had, toen hij achter zijn tekstverwerker ging zitten, nooit de bedoeling daar ook een boekencontract aan over te houden. Als professor literatuurkunde is hij vooral bezig met het gebruik van artificiële intelligentie bij tekstanalyses. “We schakelen computers in bij het herkennen van teksten en hun auteurs”, legt hij uit. “Maar we willen nog een stapje verder gaan door onze computers volledig automatisch die teksten ook aan te laten vullen.”

Voor dat laatste experiment werkte Kestemont nauw samen met de Nederlandse auteur Ronald Giphart. Die schreef een paar zinnen, waarna Kestemonts computer daar een vervolg op moest schrijven. “Stilistisch lukte dat wel, alleen merkten we al snel dat de computer er geen idee van had waar het verhaal naartoe moest.” De computer moest dus leren hoe je een verhaal vertelt. Maar hoe giet je dat in computercodes als je, zoals Kestemont, nog nooit zélf zo’n verhaal hebt geconstrueerd? “Ik heb dan maar besloten zelf eerst een boek te schrijven”, vertelt hij. “De ideale manier om te ondervinden waar de moeilijkheden in dat schrijfproces zitten.”

De beslissing om te gaan schrijven mag dan al spontaan genomen zijn, over welk soort boek dat hele schrijfproces moest opleveren, werd wel degelijk nagedacht. Zoals bij Jan Smets. Econoom van opleiding, kabinetschef bij Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene en in een recenter verleden gouverneur van de Nationale Bank. “Ik heb altijd graag en veel geschreven”, vertelt hij. “Maar dat waren, gezien mijn professionele bezigheden, uiteraard vooral feitelijke en zakelijke rapporten. Met sfeerschepperij en uitgebreide beschrijvingen en observaties heb ik helemaal geen ervaring. Het leek me dan ook logisch dat ik voor mijn eerste boek voor een plotgedreven verhaal zou kiezen.”

Artificiële intelligentie
Beeld Sven Franzen

Komt daar nog bij dat Smets via zijn moeder de liefde voor het betere detectivewerk kreeg in­gelepeld. “Ze was een grote Agatha Christie­fan. Haar hele oeuvre stond bij ons in de boekenkast.” Niet verwonderlijk dus dat Smets’ eerste pogingen om een boek te schrijven een politiethriller op­leverden.

‘Geen kernfysica’

Ook bij Jan Van der Cruysse was het van bij het begin duidelijk dat de uren achter zijn schrijftafel een thriller zouden opleveren. “Ik ben fan van het genre. Ik geniet van de boeken van Lee Child en Stieg Larsson. Ik heb gewoon het boek geschreven dat ik zelf graag zou lezen. Een roman is toch andere koek. Ik ben niet opgeleid om, zoals Lize Spit, diep in de menselijke ziel te kerven. Het leek me bovendien een makkelijke start. Zo’n thriller is geen kernfysica.”

Die laatste overweging speelde ook mee bij Michael Kestemont, die dit jaar debuteerde met de historische thriller De zwarte koning. “Lezers hebben een heel duidelijk verwachtingspatroon wanneer het over thrillers gaat”, vertelt hij. “Je weet dus waar je je als auteur aan te houden hebt.” Kestemont heeft het ook over het ‘formulaire karakter’ van het genre. “Er zijn bepaalde elementen die in zo’n boek steeds terugkomen. Het begint met een misdaad, daarna volgt een onderzoek en in de meeste gevallen is ook de politie een terugkerende factor, met de typische personages die daarbij horen. Die vaste patronen hebben me in het schrijfproces heel erg geholpen.”

Rauwe spanning

Maar klopt het idee dat een thriller schrijven makkelijker is dan een boek in een ander genre? We leggen de vraag aan schrijver Bavo Dhooge voor. Die schreef, sinds hij achttien jaar geleden zijn debuut maakte, zowat honderd boeken bij elkaar. De helft daarvan zijn thrillers. “Het klopt inderdaad dat er in dat genre een bepaalde formule zit. Je weet na verloop van tijd perfect hoeveel verdachten je nodig hebt om zo’n boek tot het eind spannend te maken en waar je plotwendingen moet inlassen om de lezer op het verkeerde been te zetten.”

Net die haast wiskundige formules zorgden ervoor dat Dhooge drie jaar geleden uitgekeken raakte op het genre. “Het werd te makkelijk. Bandwerk bijna.” Daarom veranderde hij het geweer van schouder en kwam vorig jaar met Sr. op de proppen, een boek over zijn vroeg gestorven vader. “Een totaal ander genre dat veel meer introspectie vraagt. Ik ben tijdens het schrijven mijn demonen onder de ogen moeten komen. Dat was best heftig.” Wat niet betekent dat Dhooge romans nu hoger inschat dan boeken uit het spannende rayon. “Een goed geschreven thriller is nog altijd beter dan een slechte roman.”

Ook Marelle Boersma heeft ervaring met beide genres. Het verschil zit ’m voor haar vooral in de snelheid die een thriller moet hebben. “Zo’n boek heeft een soort rauwe spanning nodig. Je moet de lezer meteen bij het nekvel grijpen. Ik hou enorm van taal. Ik kan wanneer ik aan een roman werk, heel erg van mooischrijverij genieten. Maar in een thriller is daar geen plaats voor. Als je een scène of een personage met een paar woorden kunt neerzetten, moet je dat vooral doen. Ellenlange beschrijvingen halen de vaart uit het verhaal.” Wat niet betekent dat een thriller schrijven makkelijker is. Boersma: “Er komt in de opbouw van zo’n verhaal misschien wat meer techniek kijken, maar onderschat het vooral niet.”

Te veel verhaallijnen

De technische kant van de zaak, of de formule zo je wil, mag bovendien nooit de bovenhand krijgen. Want zowel bij Lannoo, Hautekiet als Van Halewyck weten ze: hét element dat ervoor zorgt dat een manuscript erbovenuit springt, is verrassing. “Natuurlijk moet een thriller stilistisch een bepaald niveau halen”, zegt Els Wouters van uitgeverij Hautekiet. “Maar het draait in zo’n boek toch vooral om de plot. De ontknoping wil je niet op honderd pagina’s van het einde zien aankomen.”

Lise Van Dessel van uitgeverij Van Halewyck neemt het boek van Jan Smets als voorbeeld. “We hebben het oorspronkelijke manuscript op de uitgeverij met drie gelezen. En alle drie zijn we door de auteur op het verkeerde been gezet. Dan weet je dat het goed zit.”

Tegelijk is het tijdens het schrijven ook zaak om de focus te behouden. In de hang naar verrassing en het misleiden van de lezer mag je verhaal ook niet te ingewikkeld worden. “Het is de meest gemaakte beginnersfout”, zegt Boersma. “Auteurs proberen zo veel verhalen in dat ene boek te proppen dat ze zich op den duur vastrijden in hun eigen verhaallijnen.”

Te veel verhaallijnen
Beeld Sven Franzen

Een probleem waar Jan Van der Cruysse ook na vier boeken nog steeds mee geconfronteerd wordt. “Mijn eerste manuscript was een kanjer van 750 bladzijden, met inderdaad veel te veel verhaallijnen. Op aanraden van mijn uitgever ben ik daarin gaan snoeien, maar dan nog bleef er te veel verhaal over voor één boek. Uiteindelijk is mijn eerste boek – Bling, Bling – noodgedwongen een drieluik geworden.”

Daarna zwoer Van der Cruysse om zich nooit meer aan zo’n meerdelig boek te wagen. “Elk van de delen moet op elkaar volgen, maar tegelijk moet je ze ook afzonderlijk kunnen lezen. Je moet dus af en toe wat herhalingen inlassen zonder de lezers die de voorgaande delen wel hebben gelezen te vervelen. Ik vond dat een heel moeilijke evenwichtsoefening.” Maar bij het volgende boek – Boem, boem – ging het opnieuw fout. “Voor ik het wist, zat ik alweer ruim over de 300 bladzijden. Er zat niets anders op dan het verhaal opnieuw in twee te splitsen.”

Regelmaat zoeken

Niets moeilijker dan schrappen, ondervond ook Kestemont. “Stukken waar je een paar weken eerder nog op hebt zitten zwoegen zomaar weggooien... dat vraagt wat van een mens.” Vooral omdat je door het schrappen van bepaalde personages en hun verhaallijnen de hele structuur van je boek moet herbekijken. Van der Cruysse: “Alle gebeurtenissen moeten logisch op elkaar volgen. Maar na verloop van tijd weet je niet meer wat er uiteindelijk op papier zal verschijnen, wat er onderweg is geschrapt of welke stukken van het verhaal zich enkel in je hoofd hebben afgespeeld. Dat maakt het moeilijk om het overzicht te bewaren.”

“Dat was misschien wel het moeilijkste onderdeel van het hele schrijfproces”, vult Kestemont aan. “Als schrijver ken je uiteraard het hele verhaal, maar je personages hebben elk hun eigen perspectief. Zij kennen slechts stukjes van het geheel. Bij alles wat je schrijft, moet je je dus steeds de vraag stellen: ‘Klopt dit wel? Kan dat personage die bepaalde dingen wel weten?”

Tijdgebrek is nog zo’n probleem waar elke debutant mee geconfronteerd wordt. Meestal start het schrijven van zo’n boek als een soort hobbyproject dat tussen alle andere alledaagse bezigheden zijn plek moet zien te vinden. “Net daarom heeft het bij mij behoorlijk lang geduurd voor het boek af was”, herinnert Smets zich. “Ik had een begin en ik wist ook al hoe mijn boek zou eindigen, maar alles daartussen moest ik dus nog zien te verzinnen. Verder dan een paar hoofdstukken raakte ik niet. Pas toen ik de verjaardag van mijn vrouw als deadline installeerde, lukte het om enige regelmaat in het schrijven te krijgen. Het was vaak een verademing om ’s avonds, na een hele dag tussen de cijfers, achter mijn bureau te gaan zitten en mijn verbeelding de vrije loop te laten.”

Concurrentie

Dat ’s avonds schrijven is een gewoonte die wel meer beginnende auteurs zich aanmeten. “Zodra de discussie begint over naar wat er die avond op tv gekeken zal worden, weet ik dat het tijd is om naar boven gaan”, zegt Van der Cruysse. De voormalig woordvoerder legt zichzelf een behoorlijk strikt schema op. “Ik gun mezelf één dag verlof per week, wat betekent dat ik zes avonden per week achter mijn bureau zit. En elke avond moet ik een vooraf berekend aantal woorden tikken, anders haal ik mijn deadline niet.” Regelmaat is ook voor Kestemont het codewoord. “Een jaar aan een stuk heb ik elke zondagavond drie uur geschreven. Met twee kleine kinderen in huis was dat het enige moment van de week waar daar tijd voor was.”

Een boek schrijven is één ding. Het ook gepubliceerd krijgen een totaal ander. Uitgeverijen mogen dan al op zoek zijn naar nieuw thrillertalent, de concurrentie is enorm en de slaagkansen miniem. “Ik schat dat zowat één procent van alle manuscripten die hier binnenkomen, ook effectief gepubliceerd wordt”, zegt Els Wouters van Hautekiet.

Concurrentie
Beeld Sven Franzen

“Het komt er dus op aan je als schrijver te onderscheiden van de massa”, vertelt Antoinette Kalkman, die samen met Marelle Boersma de ThrillerAcademie runt. En dan helpt het als niet alleen het boek, maar ook de auteur een goed verhaal heeft. Dat net een professor literatuur, een ex-gouverneur van de Nationale Bank en een woordvoerder met de nodige naamsbekendheid een boekencontract wisten te versieren, mag in die zin geen verwondering wekken.

Die drie moeten de titel op hun visitekaartje trouwens nog niet meteen naar ‘auteur’ switchen. Want thrillers mogen dan al populair zijn, de boekenverkoop zit al een tijdje in het slop. “De schrijvers die in Vlaanderen van hun pen kunnen leven, zijn tegenwoordig op één hand te tellen”, weet Dhooge. Maar dat mag de pret niet drukken, vindt Van der Cruysse. “Voor wie droomt van het schrijven van een boek, heb ik maar één raad: ga achter je bureau zitten en begin eraan. En wacht niet zoals ik tot je 55 bent.”