Europees Hof fluit verlenging Doel 1 en 2 terug

© Peter Hilz

Het Europees Hof van Justitie oordeelt dat België voor de levensduurverlenging van Doel 1 en 2 de milieu-impact had moeten onderzoeken. De kerncentrales moeten echter niet dicht.

Matthias Verbergt

Eind 2015 besliste de federale regering-Michel om de levensduur van Doel 1 en 2, twee van de oudste kerncentrales van ons land, met tien jaar te verlengen tot 2025. Dat gebeurde zonder bijkomend onderzoek naar de ­gevolgen voor het leefmilieu en zonder inspraakprocedure voor de burgers.

Het Europees Hof van Justitie oordeelde vandaag dat zo’n milieueffectenrapport (MER) wel degelijk nodig was. De hoogste rechtbank van de Europese Unie voegt er wel aan toe dat de kerncentrales open kunnen blijven, ‘indien het ernstige en reële risico bestaat dat de elektriciteitsbevoorrading wordt onderbroken’.

De uitspraak komt er nadat de Bond Beter Leefmilieu (BBL) ­tegen de levensduurverlenging naar het Grondwettelijk Hof stapte. In 2017 ­besliste dat Hof om aan het Europees Hof van Justitie te vragen of de levensduurverlenging een milieueffectenrapport vereist.

'Aanzienlijke milieueffecten'

Eerder had de advocaat van het Luxemburgse Hof de BBL al gelijk gegeven. Ook de Raad van State was van mening, in 2015, dat een MER en een ­publieke consultatie volgens ­internationale afspraken nodig waren.

In zijn arrest stelt het Hof dat de grote moderniseringswerken die met de verlenging gepaard gaan, gevolgen hebben voor de omgeving. Het Hof spreekt over 'aanzienlijke milieueffecten', die qua omvang vergelijkbaar zijn met de risico’s van de oorspronkelijke ingebruikname van de centrales.

Elektriciteitsbevoorrading

'Bijgevolg moet voor een dergelijk project absoluut de voorgeschreven milieueffectbeoordeling worden verricht', oordeelt het Hof. 'Deze beoordeling had moeten plaatsvinden voordat de wet tot verlenging van de levensduur van de centrales in kwestie werd vastgesteld.'

Het Hof merkt echter ook op dat de procedurefout geregulariseerd kan worden. Een Belgische rechter kan beslissen om de centrales open te houden, als ons land aantoont dat dat ze nodig zijn om het 'reële en ernstige risico af te wenden dat de elektriciteitsbevoorrading wordt onderbroken'.