Direct naar artikelinhoud
Kerncentrales

België had Doel 1 en 2 niet zomaar mogen verlengen, maar mag kerncentrales gebruiken tot 2025, bepaalt Europees Hof

Kerncentrales Doel 1 en 2.Beeld BELGA

Kerncentrales Doel 1 en 2 mogen openblijven tot 2025, bepaalt het Europees Hof. Wel tikt de instantie België op de vingers: de verlenging van de kerncentrales in 2015 had niet zomaar mogen gebeuren. De federale regering had een milieueffectbeoordeling moeten laten uitvoeren voordat de levensduur van de kerncentrales mocht worden verlengd.

De regering-Michel liet in juni 2015 de levensduur van kerncentrales Doel 1 en 2 verlengen met tien jaar. Maar dat gebeurde zonder milieubeoordeling en inspraakprocedure. Twee Belgische organisaties, Bond Beter Leefmilieu en Inter-Environnement Wallonie, trokken daarom naar het Grondwettelijk Hof. Deze vroeg het EHJ of een milieueffectenbeoordeling (MEB) in een dergelijk geval moest uitgevoerd worden.

Volgens het Hof brengt de levensduursverlenging risico’s op aanzienlijke milieueffecten met zich mee “die qua omvang vergelijkbaar zijn met de risico’s die zich voordeden bij de oorspronkelijke ingebruikname van de centrales”. De MEB-richtlijn schrijft daarom voor dat een MEB “absoluut” noodzakelijk is. Omdat de centrales zich vlakbij de grens met Nederland bevinden, moest er bovendien een grensoverschrijdende procedure komen. “Deze beoordeling had moeten plaatsvinden voor de wet tot verlenging van de levensduur van de centrales in kwestie werd vastgesteld.”

Vrijstelling

Een vrijstelling is enkel mogelijk onder de MEB-richtlijn als er een risico bestaat dat de bevoorradingszekerheid in het gedrang is en als het project een spoedeisend karakter heeft. Maar daarvoor moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan, “wat in dit geval niet lijkt te zijn gebeurd”. De Commissie moet bijvoorbeeld vooraf worden ingelicht van de redenen van de vrijstelling. Ook de habitatrichtlijn, voor de bescherming van natuurlijke habitats, vereist in dit geval een MEB.

De MEB mag volgens de Europese regelgeving wel “bij wijze van regularisatie worden verricht tijdens of zelfs na de uitvoering van het project”. Er zijn daar voorwaarden aan verbonden: zo moet de beoordeling rekening houden met alle milieueffecten sinds de uitvoering van het project, dus niet alleen met toekomstige effecten.

Het Hof oordeelt ook dat een nationale rechter de maatregelen tijdelijk kan handhaven als er het “reële en ernstige risico” bestaat dat de elektriciteitsbevoorrading wordt onderbroken. Er mogen dan wel geen andere middelen en alternatieven voorhanden zijn. “Die handhaving kan niet langer duren dan de tijd die strikt noodzakelijk is om een einde te maken aan bovengenoemde inbreuk op de regelgeving”, besluit het Hof.