Direct naar artikelinhoud
Moord op Puia (9) in Antwerpen

‘Men vindt de moordenaar van mijn zoon niet, men laat zijn graf opruimen en de enige reactie is: ‘sorry’’

‘Men vindt de moordenaar van mijn zoon niet, men laat zijn graf opruimen en de enige reactie is: ‘sorry’’
Beeld RV / Wouter Van Vaerenbergh

Op 26 juli 1999 werd in het Antwerpse Lobroekdok, vlak bij de brug waar Julie Van Espen werd vermoord, een zwarte sportzak uit het water gevist. In de tas zat het gruwelijk verminkte lichaam van een 9-jarig zigeunerjongetje: Puia Marinescu. De moord op het Roemeense bloemenverkopertje – de zoveelste kindermoord in de buurt van het Antwerpse Sportpaleis – werd nooit opgelost. De jacht op de dader werd stopgezet, het graf van de jongen opgeruimd. ‘Het is alsof mijn zoon een tweede keer is gestorven’, zegt Puia’s vader, rouwend op deze trieste twintigste verjaardag.

Maandagavond 26 juli 1999 ziet scheepshersteller Rudy Bernaerts een zwarte sporttas drijven in het Lobroekdok in Antwerpen-Noord. De man vist er weleens dode dieren uit het water, en prutst de zak met een stok open. ‘Het was zo’n tas die duikers vaak gebruiken. Het goedje stonk verschrikkelijk en hing vol insecten’, vertelde hij later in Het Laatste Nieuws. ‘Toen ik zag dat er een lijk in de tas zat, heb ik onmiddellijk de politie gebeld.’

In de tas zit een naakt, zwaar toegetakeld kinderlijkje. De penis en het scrotum zijn weggesneden, de romp mist twee armen en één been. Pas ná de lugubere vondst doet een Romapaar aangifte van de verdwijning van hun 9-jarige neefje, Puia Marinescu. De jongen is al zes dagen spoorloos, maar omdat zijn oom en tante illegaal in het land verblijven, hebben ze de verdwijning niet durven aan te geven. En de ouders van het kind? Niemand weet waar die uithangen.

“Ik woonde in die periode in Roemenië”, vertelt Puia’s vader twintig jaar later. We ontmoeten Dinu Carpaciu in het kantoor van zijn Antwerpse advocaat, Daniel Peterfreund.

Dinu Carpaciu: “Mijn zus belde me pas toen Puia al dagen spoorloos was. Ik zei dat ze onmiddellijk naar de politie moest gaan, maar toen ik haar daags nadien opnieuw aan de lijn kreeg, was het al te laat. Puia was teruggevonden, zei ze, ‘maar er was een klein probleem: hij was dood.’ Mijn wereld stortte in.

Puia Marinescu.Beeld BELGA

“Ik stelde alles in het werk om direct naar België te komen, maar ik kreeg geen visum. Dat mijn zoon vermoord was, deed er voor de administratieve diensten niet toe. Pas acht maanden later lukte het me om met een mensensmokkelaar naar België te komen. Maar natuurlijk was ik hier dan illegaal; niet zo ideaal wanneer je bij het gerecht wilt informeren naar het onderzoek over je zoon.

“Ik heb veel kritiek gekregen omdat ik Puia als kleuter had achtergelaten bij zijn oom en tantes. Maar bij ons, Romazigeuners, is het normaal dat kinderen bij familie opgroeien. Voor mijn moeder en mijn zussen was hij als hun eigen kind. Ik was er zeker van dat mijn jongen in goeie handen was, en was van plan hem snel naar Roemenië te halen.”

Niemandskind

“Puia was een sprankelend kind”, zegt Hilde Van Mieghem. Haar ogen lichten op bij de herinnering aan het zigeunerjongetje. In café De Hopper, waar we Van Mieghem spreken, schoof het Roemeense bloemenverkopertje bijna elke middag bij haar aan voor een cola of een croque-monsieur.

Hilde Van Mieghem: “Hij moet een jaar of 7 geweest zijn toen ik hem hier de eerste keer zag binnenlopen met zijn bloemen. Hij had iets ontwapenends. Een frisse oogopslag, een vrolijk gezicht. Helemaal niets slachtofferigs, hoewel hij hongerig en vuil was en zijn eten bij elkaar bedelde door bloemen te verkopen. Daar houden horecabazen doorgaans niet van, maar voor hem knepen ze een oogje dicht, omdat het zo’n leuk en intelligent kind was. Een overlever ook: hij had overal op het Zuid zijn vaste adresjes. Hier kreeg hij een kom soep, daar een spaghetti, wat verder een warme chocomelk. Zo deed hij elke dag zijn ronde, op den duur zonder bloemen.

“Mij zocht hij meestal op rond het middaguur, hier aan een tafeltje. Ik gaf hem dikwijls een croque-monsieur, we maakten een praatje in een mengelmoes van Engels, Nederlands en gebarentaal. Ik heb hem nog taalles gegeven, leerde hem kleine woordjes en de letters van het alfabet, met kaartjes. Dat vond hij geweldig. Want Puia ging niet naar school. Hij zwierf altijd rond, in zijn eentje. Het was een vrije jongen, maar natuurlijk was het schandalig dat zo’n kind op straat aan zijn lot werd overgelaten, zonder dat iemand ingreep. ’s Morgens was hij meestal in het gezelschap van zijn oom, die accordeon speelde voor de Delhaize, en hem eropuit stuurde om te bedelen. We wisten dat hij bij die oom en een tante woonde, maar daar sprak hij nooit over. Soms vroeg hij me of hij zijn papa in Roemenië mocht bellen. Ik heb hem een paar keer laten proberen – het was een Roemeens nummer dat ik later nog aan de politie heb gegeven – maar er nam nooit iemand op.

Niemandskind
Beeld RV

“Tot vandaag heb ik een schuldgevoel, omdat Puia het enige kind is tegen wie ik neen heb gezegd. Ik overwoog om hem in huis te nemen, want ik ving thuis wel vaker verwaarloosde kinderen of jongeren met een moeilijke thuissituatie op. Ik heb er heel dicht bij gestaan, ben er zelfs met zijn oom over gaan praten. Die kreeg meteen dollartekens in de ogen en begon over geld. Achteraf kwam ook een onbekende vrouw op een nogal agressieve toon met mij over geld voor Puia discussiëren. Ik werd bang van de familie en voelde een vreemde spanning. Het was helemaal niet duidelijk wie die mensen precies waren. Omdat ik mijn eigen gezin niet in gevaar wilde brengen, heb ik beslist hem niet in huis te nemen. Puia was niet eens ontgoocheld toen ik het hem vertelde, hij ging er al van uit dat het niet kon en koesterde geen enkele verwachting.

“Maar ik heb er al twintig jaar spijt van. Zonder die familie had ik hem onmiddellijk onder dak genomen. Dan was hij nu een jongeman van 29 jaar geweest. Oh my god. Toen ik het nieuws hoorde… Ik ben er ziek van geweest.”

Moorddadige buurt

De moord op de kleine bloemenverkoper hoort op een macaber lijstje van moorden en verdwijningen in de troosteloze omgeving van het Antwerpse Sportpaleis. Een maand eerder is nog geen 500 meter verder het lijk van de 12-jarige Steve Vissers ontdekt, verkracht en vermoord. Vijf jaar voordien, op 4 januari 1994, verdwenen Kim (11) en Ken (8) Heyrman in dezelfde desolate buurt. Kim werd een maand later verkracht en vermoord teruggevonden in de kabels van een duwboot in het Asiadok, van Ken is tot op vandaag nog steeds geen spoor. In 1991 verdween bij datzelfde Asiadok de 15-jarige Katrien De Cuyper, die later teruggevonden werd in de haven, naakt en gewurgd. In 2006 wordt de 38-jarige Anne Bourgoin door een onbekende schutter bij het Sportpaleis van haar fiets geschoten. Ook die moord blijft onopgehelderd. En twintig jaar na Puia zou de 23-jarige studente Julie Van Espen aan de Burgemeester Theunisbrug haar moordenaar tegen het lijf lopen, op een paar honderd meter van de plek waar Puia’s stoffelijke resten werden opgevist.

In de sportzak vindt de politie naast het kinderlichaam ook Puia’s blauwe bedelbeker, een sinaasappel, een stukje chocola en enkele menselijke haren. Maar hoe de jongen precies om het leven is gekomen, maakt de autopsie niet duidelijk. Niet door verdrinking. En zijn vreselijke verminkingen zijn pas na zijn dood aangebracht. Wanneer hij uit het water wordt gevist, is hij al minstens vier dagen dood.

Is dit het werk van een kindermoordenaar of een psychopaat? Gaat het om een afrekening in het circuit van de kinderprostitutie? Een rituele voodoomoord? Een liquidatie in het zigeunermilieu? Het gerecht tast in het duister en tracht het familiekluwen te ontrafelen. Op zijn 9de heeft Puia al een bewogen leven achter de rug, vertelt zijn vader.

Dinu Carpaciu: “Onze familie komt uit het stadje Timisoara in Roemenië. In 1987 zijn we voor het communistisch regime van Ceausescu gevlucht, naar Duitsland. Het kostte een bom geld om de hele familie het land uit te krijgen: mijn ouders, grootouders, elf broers en zussen. We hadden het betrekkelijk goed in Duitsland. Ik was 17 toen ik vader werd van Puia in 1989, het jaar van de val van de Muur. Door een administratieve vergissing draagt hij de naam van mijn stiefvader, Marinescu, terwijl ik Carpaciu heet. Zijn moeder ging er twee weken na zijn geboorte vandoor met een andere man en liet het kind bij mij achter. Ik heb nooit meer iets van haar gehoord. Van toen af zorgden mijn moeder en mijn zussen voor de baby. Ik was dol op hem, maar ik kon hem niet alleen grootbrengen. Ik leerde een nieuwe vrouw kennen en samen vertrokken we naar de Verenigde Staten, waar ze familie had. Puia bleef bij mijn familie in Duitsland, omdat mijn vrouw het niet zag zitten om hem mee te nemen. Hij was toen 4. Het was de laatste keer dat ik hem zag. Een paar jaar later is mijn familie naar België verhuisd in de hoop er politiek asiel te krijgen.”

Vergeefse hoop. De familie moet illegaal onderduiken en betrekt een benepen flat in Antwerpen-Noord, met kapotte ramen, afgeplakt met plastic. Puia is inmiddels 7 en wordt uit bedelen gestuurd in de hippe Zuidwijk, samen met zijn oom die accordeon speelt en de daklozenkrant verkoopt. Al gauw wordt het sjofele bedelaartje met de donkere ogen en lichtbruin krulhaar een ongewone stamgast in de trendy kroegen van het artistieke Zuid, waar hij iedereen voor zich wint met zijn speelse lach. Moeders kopen nieuwe kleren voor hem, horeca-uitbaters zetten hem gratis eten voor, cafégangers maken elke dag een praatje. Niemand weet waar de jongen precies vandaan komt. Steeds vaker doolt hij ook ’s nachts op straat rond. Dan is er altijd wel iemand die hem koffie schenkt, omdat het ventje bijna omvalt van de slaap.

Puia’s vader is intussen van zijn Amerikaanse vrouw gescheiden en keert terug naar Roemenië – voor België krijgt hij geen papieren. Zijn plan is een huis te bouwen met het geld dat hij in de VS heeft verdiend als autohandelaar, en zijn zoon naar Roemenië te halen. Maar zo ver komt het niet.

Bloemenkinderen

De moord op het bloemenverkopertje jaagt een golf van verontwaardiging door Antwerpen, vooral wanneer de geruchten over kinderprostitutie aanzwellen. Wat voor maatschappij is dit, als we arme bedelkinderen op straat aan hun lot overlaten, tot ze in de armen van een moorddadige maniak lopen? Andere Oost-Europese bloemenkinderen blijven plots weg van de terrassen en cafés, uit angst. Want Puia is niet de enige piepjonge bloemenverkoper. “Eind jaren 90 zag je ze plots overal in het straatbeeld opduiken”, vertelt straathoekwerker Jo Goorden.

Jo Goorden: “Dat nieuwe fenomeen had te maken met de eerste golf asielzoekers uit Oost-Europa, die na de Balkanoorlogen in 1998 massaal naar onze contreien vluchtten. Ze brachten onmiddellijk hun hele familie mee – in tegenstelling tot hun Turkse, Marokkaanse of Italiaanse voorgangers, bij wie de huisvaders eerst de overtocht maakten, en pas later hun vrouw en kinderen lieten overkomen.

“Dat maakte dat honderden Oost-Europese families met kinderen hier arriveerden zonder papieren, geld of kennis van het land. Velen stuurden hun kinderen dan maar uit bedelen, of lieten hen leuren met bloemen. Ik ben bij families geweest waar het voltallige gezin elke avond rond de tafel zat om goedkope bloemen van de markt stuk per stuk te verpakken, om hun kinderen ’s anderendaags op pad te sturen. Dat was hun overlevingsstrategie, maar soms waren er ook wrede praktijken. Ik heb nog een geval gekend waar een kind een heet strijkijzer op het gezicht werd gezet, omdat zijn toegetakelde gezicht meer opbracht bij het bedelen.

“Heel snel zag je het aantal illegale straatkinderen in Antwerpen groeien. Alleen al in Antwerpen-Noord en de stationsbuurt doolden op een bepaald moment meer dan honderd jonge bedelaartjes rond. Ze gingen niet naar school en niemand keek naar hen om. Ik heb Puia ook vaak zien lopen, hoewel hij vooral aan het Zuid rondhing. Hij was eigenlijk een buitenbeentje, want hij kwam als enige uit Roemenië en had weinig contact met de andere kinderen, die uit ex-Joegoslavië kwamen.”

'Hilde Van Mieghem: 'Ik was volledig van de kaart door de dood van Puia. Ik had lang overwogen om hem in huis te nemen.’’Beeld Belgaimage

Sommige bloemenverkopers belandden in het circuit van de kinderprostitutie.

Goorden: “Omdat ze overal in de cafés kwamen, ook ’s nachts, waren ze een gemakkelijke prooi. Soms waren het eenzame mannen die op zoek waren naar wat affectie en beperkte het misbruik zich tot wat strelen en zoenen, maar in bepaalde gevallen was er echt sprake van prostitutie. Als we zo’n kind plots in nieuwe kleren of met een mooie tas zagen rondlopen, waren we extra alert. Zo werden ze meestal beloond voor hun diensten. Het Stadspark was één van de plekken waar die jongens werden opgepikt. Soms brachten ze nieuwsgierige neefjes of vriendjes mee, die op hun beurt meegelokt werden. Zo kon dat circuit langzaam groeien.»

Harde tantes

Was Puia een slachtoffer van kinderprostitutie? Volgens de tantes bij wie het jongetje inwoonde wel – al kon hun niet bepaald overdreven bezorgdheid om hun neefje aangewreven worden. Tantes Sincuta en Persida verklaren in de pers dat Puia geregeld door een onbekende vrouw werd opgepikt en soms pas dagen later weer thuiskwam, met nieuwe kleren, zakgeld en eten. “Die vrouw heeft hem in de kinderprostitutie geduwd”, klinkt het.

Ook Hilde Van Mieghem zag dat er duidelijk iets aan de hand was met Puia in de weken voor hij vermoord werd.

Van Mieghem: “Ik moest een tijdje naar Hamburg om er te gaan filmen. Toen ik een maand later terugkwam, heb ik hem nog één keer gezien, en was hij een totaal ander kind. Hij zag er somber uit, met doffe ogen, ik herkende hem nauwelijks. Weg was de sprankeling en de levensenergie. Ik zag onmiddellijk dat er iets ergs was gebeurd. ‘Wat is er toch, Puia?’, vroeg ik. Hij zei niks, je kon nauwelijks tot hem doordringen. ‘Kom, we gaan een croque-monsieur eten.’ Maar hij wilde het café niet in. Met geen stokken was hij binnen te krijgen. Dus kozen we een tafeltje op het terras. Toen ik bleef aandringen, trok hij zijn T-shirt omhoog en toonde hij zijn buik, waar een wonde zat. Hoe was hij daaraan gekomen? Ik kwam het niet te weten. In de dagen daarna bleef ik me zorgen maken, maar ik zag hem niet meer terug. Toen vertrok ik weer naar Hamburg voor het werk. En wat later kwam dat telefoontje van de politie. Ik was totaal van de kaart.

“De speurders hebben me ondervraagd toen ik terug in Antwerpen was. Dat verhoor hakte er stevig in. Ze toonden me foto’s van de kleren die hij droeg. De groene broek met een stervormig motief. De sandalen met gekleurde riempjes. Zijn bedelbekertje. De onderzoekers wierpen allerlei hypotheses op, maar wat kon ik hun vertellen? Op het moment van de moord zat ik in Hamburg. Ik had dus een alibi (lachje). Daar was ik toen blij om, want iedereen van de horeca op het Zuid werd ondervraagd, en soms ging dat er stevig aan toe.

“Ik heb Puia altijd in mijn hart bewaard. In 2004 heb ik hem als personage een rol gegeven in de eerste film die ik regisseerde, De kus. In de aftiteling staat zijn naam vermeld, als een soort eerbetoon. Maar het jongetje dat hem in de film vertolkte, was lang niet zo sprankelend als Puia zelf. Ik heb vaak gedacht dat het wellicht net wégens die levensenergie was, dat hij er werd uitgepikt als slachtoffer.”

Muur van stilzwijgen

Acht maanden lang probeerde Dinu Carpaciu vanuit Roemenië meer informatie te krijgen over het onderzoek naar de moord op zijn zoon. Tevergeefs. En toen hij er in 2000 eindelijk in slaagde om naar België te komen, werd hij niet veel wijzer. Dat hem de details bespaard werden over de manier waarop zijn zoon was toegetakeld, vond hij op zich niet zo erg.

Carpaciu: “Eigenlijk wilde ik ook niet weten wat er precies met hem gebeurd is. De gedachte alleen al is tot op vandaag gewoon ondraaglijk. Maar ik wilde natuurlijk wél weten of de onderzoekers al een spoor naar de dader hadden. Of ze de beul zouden vinden die mijn kleine Puia kapotgemaakt had. Ik ben verschillende keren naar de politie gegaan, maar ik kreeg altijd hetzelfde antwoord: ‘We zijn ermee bezig, meneer Carpaciu. Laat ons maar ons werk doen.’

'Advocaat Daniel Peterfreund: 'Tot op vandaag wacht ik op een antwoord van minister Koen Geens.’’Beeld Wouter Van Vaerenbergh

“Het allerbelangrijkste voor mij was dat ik het lichaam van Puia zou meekrijgen. Ik wilde hem meenemen naar Roemenië om hem daar te begraven. Had zelfs al voor de grafsteen gezorgd. Maar ook dat bleek een probleem. Puia was intussen begraven op het Antwerpse Schoonselhof, en zolang het onderzoek liep, moest zijn lichaam daar blijven.»

Wat wist u over het leven van uw zoontje hier in België?

Carpaciu: “Ik wist dat hij niet naar school ging, want hij was illegaal in het land. Toen ik de verhalen over zijn bedeltochten hoorde, had ik moeite om dat te geloven. En kinderprostitutie? Ik mag er niet aan denken. Ik wist dat hij soms meeging met zijn oom, die straatmuzikant was. En dat hij overal vrienden maakte. Zo herinner ik me hem: als een hartveroverend kereltje.

“Hij had een goeie band met zijn grootmoeder – mijn moeder – die met mijn zussen mee naar België was gereisd. Daarom maakte ik me nooit zorgen over hem. Maar op een bepaald ogenblik raakte één van mijn broers in Roemenië in de problemen en ging hij de gevangenis in. Mijn moeder is toen naar Roemenië teruggekeerd om hem te helpen. Puia bleef achter bij zijn tantes. Is het toen fout gelopen? Ik weet het niet, maar mijn zussen hebben in ieder geval niets gedaan om Puia van de straat te houden.”

Bent u boos op hen?

Carpaciu: “ «Zij hebben mijn zoon natuurlijk niet vermoord. Maar ik praat niet meer met hen. Als ze ergens binnenkomen, ga ik de kamer uit. Ik kan de aanblik van hun opgroeiende kinderen niet verdragen. Vanaf 2000 ben ik in België gebleven. Ik wilde niet te ver uit de buurt van mijn zoon blijven. Waarom gaf de politie me zijn lichaam niet mee?”

Hoe verliep het contact met het gerecht in de jaren nadien?

Carpaciu: “Je kon het nauwelijks contact noemen. Als ik belde naar de politie, werd ik afgescheept. In 2006 heb ik via een advocaat geprobeerd om inzage te krijgen in het onderzoek. Hij kreeg twee vellen papier, en dat was het.

“Hoe vaak heb ik niet gebeld om het lichaam van mijn zoon terug te krijgen? Ik herinner me één pijnlijk telefoongesprek, toen ik eindelijk iemand van het gerecht te pakken kreeg. Een kwartier lang liet die magistraat me mijn verhaal doen. En toen onderbrak hij me: ‘Meneer Carpaciu, weet u dat u nog een boete hebt openstaan?’”

Verdwenen graf

De jaren verstrijken en Dinu Carpaciu bouwt verder aan zijn leven in het door hem vervloekte België. Hij krijgt verblijfspapieren, vindt een vrouw die hem door dik en dun steunt, en wordt nog twee keer vader. Wanneer hij eindelijk stabiliteit vindt, onderneemt hij nogmaals een poging om het lichaam van zijn eerstgeborene terug te krijgen. Met de hulp van een advocaat dit keer. Het wordt een nieuwe mokerslag.

Carpaciu: “Het graf van mijn zoon bestond niet meer! In 2010 hadden ze het gewoon opgeruimd, de grond afgegraven, en wat er nog van mijn zoon restte in een verzamelgraf gegooid. Zonder dat iemand me daar ooit van op de hoogte had gebracht. Het was alsof mijn zoon een tweede keer stierf.”

Hoe kan zoiets?

Daniel Peterfreund (advocaat): “Bij de stad kreeg ik als uitleg dat Puia destijds een gratis rustplaats van het OCMW had gekregen op het Schoonselhof, zonder concessie. Dergelijke graven worden blijkbaar na tien jaar opgeruimd, tenzij iemand het lichaam claimt en een concessie betaalt. Dat wordt in de aanloop naar de verwijdering aangegeven op een affiche aan de ingang van het kerkhof, meer niet. Mijn cliënt werd op geen enkel moment op de hoogte gebracht. Pas vorig jaar kwam hij er toevallig achter dat het stoffelijk overschot van Puia er niet meer was, toen hij zijn graf wilde bezoeken.

“Voor Puia’s papa is dat een ramp. In de Romacultuur is het lichaam van een overledene van het grootste belang – crematie is bij hen verboden. Hij heeft het trouwens nog altijd niet aan zijn familie durven te vertellen, zo hard schaamt hij zich.

“Eind mei heb ik een brief naar minister van Justitie Koen Geens gestuurd. Ik kreeg eerst een nietszeggend antwoord van een ambtenaar. Het kwam erop neer dat hij zich afvroeg waarom ik de minister daarmee lastigviel. En waarom ik de Belgische staat aansprakelijk achtte voor de opruiming van een graf.”

'Vader Dinu Carpaciu: 'Ik heb zo vaak gebeld om het lichaam van mijn zoon terug te krijgen. Eén keer zei de magistraat: 'Weet u dat u nog een boete hebt openstaan?'''Beeld Wouter Van Vaerenbergh

Carpaciu: “Een maand geleden belde ik naar het gerecht om mijn beklag te doen. Ik kreeg een magistrate aan de lijn. ‘Het spijt me heel erg voor u,’ zei ze aan het eind van het gesprek. En dat was het dan. Je vindt de moordenaar van mijn zoon niet, je laat zijn graf opruimen, en je enige reactie is: ‘Het spijt me’.”

Peterfreund: “Ik wacht nog altijd op een antwoord van minister Geens. Los van het juridische aspect lijkt het mij in zo’n tragisch dossier niet meer dan vanzelfsprekend dat men contact opneemt met de nabestaanden. Puia’s vader woont al sinds 2000 in België en heeft een officieel adres dat terug te vinden is in het dossier. En ze hebben zijn telefoonnummer. Het zou amper een minuut hebben geduurd om hem te melden dat hij een concessie moest regelen om te vermijden dat het stoffelijk overschot in een massagraf zou terechtkomen. Is dat beetje menselijkheid te veel gevraagd?»

Het dossier van Puia Marinescu zorgde van bij het begin voor opvallend veel zenuwachtigheid bij het Antwerpse gerecht. Kindermoorden gelinkt aan prostitutie lagen bijzonder gevoelig in de nasleep van de zaak-Dutroux. Al die jaren bleef het parket bijzonder karig met informatie. Ook nu. Wanneer we enkele simpele vragen willen stellen over deze cold case – het onderzoek werd al in 2003 gesloten – krijgen we een mail met een formele afwijzing. ‘Uit respect voor de nabestaanden zal het parket niet in dit dossier communiceren. Indien het Openbaar Ministerie overgaat tot heropening van het dossier, zullen eerst de nabestaanden geïnformeerd worden alvorens dit gecommuniceerd wordt aan de media.’

Peterfreund: “Een vrij ongelukkige formulering, die in mijn oren nogal goedkoop klinkt. Temeer omdat het parket de nabestaanden blijkbaar niet genoeg respecteerde om hen te verwittigen dat het graf van hun zoon zou worden opgeruimd.”

★★★

Vader Carpaciu is voor dit moeilijke interview samen met zijn vrouw naar Antwerpen gekomen. Af en toe steunt ze hem met een bemoedigend knikje. Aan het einde van het gesprek vertelt ze hoe zwaar de impact op hun gezin blijft. Hun kinderen zijn vandaag 11 en 9 – de leeftijd van Puia. Dat ze zo bang is om hen te verliezen, zegt ze, zelfs als ze gewoon naar school gaan. Ze laat de kinderen nooit alleen op straat spelen. “Ik heb nachtmerries waarin mijn zoontje hetzelfde overkomt als Puia. Dan word ik in tranen wakker.”

Carpaciu: “Ik hou zielsveel van mijn kinderen, maar al had ik er 34, Puia zal altijd mijn eerstgeborene blijven.”

© Humo