Direct naar artikelinhoud
Vluchtelingen

20 jaar geleden stierven Yaguine en Fodé in een Sabena-vliegtuig. We keerden terug naar hun Guineese familie

7 augustus 1999. De familie van Fodé Tourkana rouwt nadat zijn lichaam, samen met dat van Yaguine Koita, werd gerepatrieerd naar Conakry.Beeld AFP

Exact twintig jaar geleden, op 2 augustus 1999, werden in het landingsgestel van een Sabena Airbus de lichamen ontdekt van Yaguine en Fodé, twee jonge vluchtelingen uit Guinee. Een handvol Belgen trok deze week naar de hoofdstad Conakry om de herdenking bij te wonen.

Hun tragische dood haalde destijds het wereldnieuws: Yaguine Koïta en Fodé Tounkara, beiden 14 jaar oud en afkomstig uit Guinee, hadden zich in een vliegtuig van Sabena verstopt in de hoop een nieuw leven te beginnen in Europa maar stierven ter plekke door verstikking en koude. In doodgevroren toestand werden ze nog een paar keer heen en weer gevlogen tussen Conakry en Zaventem voor de mensen van een Sabena-onderhoudsploeg hen ontdekten. In de zakken van de jongens zaten twee studentenkaarten en een brief aan de ‘Europese excellenties’ waarin ze uitlegden waarom ze naar Europa kwamen.

Vriendschap Zonder Grenzen regelde destijds de begrafenis van de jongens in Conakry, bij hun familie. Twintig jaar later trekt de vereniging naar Guinee voor de herdenking. Op 9 augustus wordt een memorial in Brussel gehouden, op de trappen van het Beursgebouw.

“Yaguine en Fodé waren bij de eerste jongeren die de zee overstaken omwille van de moeilijke situatie in Guinee”, vertelt Riet Dhont van Vriendschap Zonder Grenzen, die woensdag terugkeerde uit Guinee. “Het nieuws over hun dood was een grote schok voor de gemeenschap in Conakry. Elk jaar vindt er een herdenking plaats, maar deze keer was er extra veel volk omdat het 20 jaar geleden is en ook omdat wij er waren. Iedereen wist dat onze vereniging de begrafenis had geregeld, we kregen veel dankbare reacties.”

8 augustus 1999: in Conakry worden de twee jongens begraven die omkwamen terwijl ze ons land trachtten te bereiken.Beeld AFP

De mensen van Vriendschap Zonder Grenzen, acht in totaal, ontmoetten onder anderen Liman, de vader van Yaguine, en de moeder en broer van Fodé. “Beide ouders weten uiteraard wat er gebeurd is, maar ze hebben de lichamen van hun kinderen nooit mogen zien,” zegt Dhont. “Ze hebben nooit geweten waar hun kinderen zich precies hebben verstopt. In het landingsgestel? Of was het tussen de bagage, of op een andere plek? Dat vragen ze zich nog altijd af. De vader vertelde ook dat de twee jongens de avond voor hun verdwijning samen op de kamer van Yaguine zaten en dat ze toen de begeleidende brief hebben geschreven. Hij klopte op de deur om te vragen wat ze al die tijd aan het doen waren. Yaguine antwoordde dat ze bezig waren met hun lessen. De ouders wisten niet wat de jongens van plan waren. Op 28 juli zijn ze vertrokken naar de luchthaven. Daar zijn ze in het vliegtuig gekropen, met de hulp van een buurman die bij Sabena werkte.”

Antwoord op brief

Tijdens de herdenking lazen Dhont en haar reisgenoten een brief voor aan Yaguine en Fodé, als antwoord op hún brief destijds waarin ze de armoede in hun land en in Afrika in het algemeen aanklaagden en de Europese leiders vroegen er iets aan te doen.

“We zijn naar de school van beide jongens geweest, waar we een meeting hadden met 300 jongeren,” vertelt Dhont. “Hun boodschap staat in de brief die we voorlazen. De jongeren waren heel duidelijk; we willen werk. Niet studeren voor niets. Maar er is geen werk, dat is het grote probleem. Jongeren die zijn afgestudeerd, verdienen de kost als taxichauffeur. De vraag van de jeugd aan de overheid is dan ook dat er dringend iets moet gebeuren. Ze weten heel goed dat hun land rijk is aan grondstoffen maar dat het geld naar de multinationals gaat en dat het ook aan het corrupte bestuur ligt dat het fout loopt.”

Guinee staat in de top 5 van de landen met het hoogste aantal asielaanvragers in België en in Europa. Volgens velen zijn mensen uit Guinee economische migranten, net omdat het land bekend staat om zijn enorme voorraad grondstoffen en mineralen. Dhont: “Wij wilden dan ook weten waarom zo’n groot aantal mensen uit het land asiel aanvraagt bij ons. Waar gaat de rijkdom van het land naartoe?”

Buitenlandse multinationals

Guinee is het tweede productieland van bauxiet ter wereld. Daarnaast wordt ijzererts, goud en diamant gedolven. Toch behoort Guinee tot de vier minst ontwikkelde landen van onze aardbol. In 2018 publiceerde Human Rights Watch (HRW) een rapport over de schadelijke gevolgen van de snelgroeiende bauxietindustrie voor duizenden bewoners. HRW ging op onderzoek bij de twee meest productieve mijnen van het land; La Société Minière de Boké (SMB), een joint venture met de aluminiumproducent China Hongqiao Group, en de Compagnie de bauxiets de Guinéé (CGB) in Sangarédi, een bedrijf dat voor 49 procent eigendom is van de overheid en voor 51 procent van Halco Mining, dat uit buitenlandse multinationals bestaat.

De mijnbouw vervuilt de grond en het water in de omgeving door de rode laag stof die vrijkomt bij de ontginning. De gewassen en het water zijn daardoor onbruikbaar voor de bewoners. De regering slaagt er niet in de gronden van de gemeenschappen degelijk te beschermen.

Dhont: “We hebben twee mijnstreken bezocht. In de stad Fria, in de regio Boké, staat een grote aluminiumfabriek. Vroeger was die in handen van een Frans concern en volgens de mensen die we daar spraken, verliep dat allemaal goed. De omwonenden vertelden dat het de verkeerde kant opging toen de fabriek werd overgenomen door verschillende bedrijven en in 2012 werd gesloten na een staking wegens barslechte werk- omstandigheden. Vorig jaar ging de fabriek opnieuw open, maar het is er niet beter op geworden. Vroeger werd Fria ‘petit Paris’ genoemd, waar de mensen graag op vakantie gingen, maar na de sluiting van de fabriek is de omgeving enorm in verval geraakt. In de dorpen is geen elektriciteit, hoewel de hoogspanningsleidingen erboven lopen. Alle elektriciteit gaat naar de fabriek, er blijft niets over voor de bewoners. Het water en de grond zijn bovendien ernstig vervuild. Ik heb het water zelf gezien in het opvangbekken, het is compleet rood door de verwerking van bauxiet naar alumin, de basis voor aluminium. In het hotel waar we logeerden, kwam geen druppel water uit de kranen. Het is zo vervuild dat het bauxiet erin eerst moet bezinken vooraleer men de bovenste laag water kan uitscheppen.”

Twintig jaar na de tragische feiten woont een Belgische delegatie een herdenkings­plechtigheid bij voor de jongens.Beeld Riet Dhont

In de bauxietmijn bij Sangarédi gaat het er beter aan toe, vertelt Dhont. Er is minder vervuiling en de werknemers worden bijgestaan door een sterke vakbond. De vakbond eist ook dat er herbebossing plaatsvindt in de regio. Bauxiet bevindt zich in de bovenste laag van het grond­oppervlak, wat inhoudt er telkens een laag grond van 30 centimeter wordt uitgegraven, de mijnen bevinden zich dus niet in de diepte. Die uitgegraven grond moet opnieuw bebost worden zodat het ecologisch systeem zich kan herstellen en de omgeving bewoonbaar blijft.

Maar de grondgebieden die geen eigendom zijn van het hoofdbedrijf komen in handen van andere multinationals terecht. Onder andere uit Rusland, China en Frankrijk. En daar gaat het volgens Dhont opnieuw mis. “In plaats van dat de staat het gebied zelf exploiteert, geeft ze het uit handen. Die buitenlandse multinationals leggen hun eigen wegen en spoortrajecten aan, zonder rekening te houden met de bevolking. Zo moeten de mensen verhuizen en zijn ze hun landbouwgrond kwijt.”

Maar het is niet allemaal kommer en kwel, zegt Dhont. “Er is een positieve evolutie bezig. De bevolking, met name de jongeren, begint zich te organiseren. In Fria bijvoorbeeld hebben jongeren een rapport opgesteld met al hun eisen, gericht aan het stadsbestuur. Ze vragen onder andere om scholen want die zijn er niet meer in de directe omgeving, en om werk. Wat ze daarmee bereiken? In elk geval wordt het bestuur onder druk gezet. De jeugd beseft dat er veel geld verdwijnt en vraag om uitleg. Ondanks de corruptie is toch al iets in beweging gezet. Vorige maand is er een overeenkomst gesloten waarin staat dat 15 procent van het geld dat de staat van de mijnen ontvangt, wordt gespendeerd aan de situatie in de dorpen rondom de mijnen. Maar het vertrouwen in de regering en president Alpha Condé is niet groot. Velen geloven niet dat het geld eerlijk verdeeld zal worden. De vraag naar een rechtvaardig beleid is groot, dat maken de jongeren steeds duidelijker. Daarbij zijn de levensomstandigheden in Conakry slecht, dat is de reden voor het hoge aantal asielzoekers. 

Als je je afvraagt wat er veranderd is in Guinee sinds de dood van Yaguine en Fodé is het antwoord; zo goed als niets. Het gemiddelde loon bedraagt 50 euro per maand. Ook op gezondheidsvlak is het rampzalig. Er is nog altijd tbc en op een bevolking van 3 miljoen in Conakry zijn er maar 3 grote ziekenhuizen. En toch heerst er hoop. Gelukkig. Er zijn nog altijd mensen die naar Europa willen maar we zien ook dat de bevolking actie begint te ondernemen. Zoals ik al zei: er komt verzet op gang. Hoewel er ook angst is. Voor de overheid, voor de familiegewoontes, de traditionele normen en waarden. Vooral de vrouwen lijden daaronder. Maar er is een kentering bezig. Volgend jaar zijn er verkiezingen en dat leeft enorm onder de bevolking. Ondanks alles zit de spirit erin bij de Guineeërs. Conakry is een bruisende stad. Hopelijk brengen de verkiezingen dit keer een verandering op gang.”

Lees ook

Geselecteerd door de redactie