Direct naar artikelinhoud
InterviewDe vragen van Proust

Fatma Taspinar: ‘Voor ik je toelaat, moet je eerst voor een paar zware examens slagen’

‘Ik ga niet graag op vakantie, ik ben ook helemaal niet avontuurlijk.’Beeld Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: VRT-journaliste en nieuwsanker Fatma Taspinar (36). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?  

en

1. Hoe oud voelt u zich?

“Oud. Absoluut. Het lijkt soms alsof ik al in een ander tijdperk heb geleefd. Ik voel mij soms heel geconnecteerd met de jaren zestig, alsof ik die zelf heb meegemaakt. Ik heb het gevoel dat ik heel veel tors. Hoe dat komt? Geen idee. Gewoon de chemie in de hersenen, zeker? Ik krijg het gewoon niet uitgelegd waarom ik mij al altijd zo oud gevoeld heb.

“Ik herinner mij nog dat ik, toen ik negen was, ineens ongelooflijk bang werd voor de dood. Er was een klasgenootje omvergereden. Dat moet zo in mijn hoofd gespeeld hebben dat ik op een dag van pure angst naar het toilet moest lopen om over te geven. Ik kon gewoon niet meer functioneren. Alsof het toen pas werkelijk doordrong wat dood zijn betekende. Die zwaarte, die donkere gedachten zijn nooit meer verdwenen. Ik kan heel licht doen, maar in se ben ik een doemdenker.”

2. Wat is uw passie?

“Mensen zeggen altijd dat ik heel ambitieus ben, maar ik ervaar dat niet zo. Ik heb nooit een doel voor ogen gehad. Ik heb er nooit aan gedacht om journalist te worden. Het is mij gewoon overkomen. Ik kijk wel wat er op mijn pad komt. Dus een echte passie heb ik niet, maar als ik iets doe, doe ik het met passie. Ik ga altijd voor de perfectie. Ook toen ik acht jaar in de horeca werkte.

“Of de politiek mij zou aanspreken? Ik zou te eerlijk zijn. (lacht) Ik zou dingen moeten beloven die ik niet kan waarmaken. Daar zou ik niet mee kunnen leven. Burgemeester zijn zou ik misschien wel leuk vinden, maar de nationale politiek, nee, dat lijkt me oncontroleerbaar.”

3. Is het leven voor u een cadeau?

“Het leven is helemáál geen cadeau voor mij. Ik leef altijd met het idee: morgen zijn we allemaal dood, dus wat heeft het voor zin? Tegelijk kan die gedachte het leven soms ook lichter maken: het maakt niets uit, we gaan toch allemaal dood.

“Ik geloof keihard in de uitspraak: ‘Life is what happens, while you’re busy making other plans’ (toegeschreven aan John Lennon, red.). We zijn nooit met de essentie bezig. Het leven is een beetje een jammere gebeurtenis en uiteindelijk sterven we gewoon. En worden we door maden opgegeten. Klink ik nu niet heel pessimistisch?”

4. Wat is uw grootste angst?

“Ik durf bijna niet te antwoorden op die vraag, ik wil geen onheil over mij afroepen. Als ik hierop antwoord, denk ik dat er iemand gaat sterven. Ik ben zeer bijgelovig.”

5. Wat is uw zwakte?

“Ik kan heel slecht om met verandering, omdat ik een extreme drang naar veiligheid heb. Misschien heb ik ooit een traumatische ervaring gehad, waardoor ik een soort van diepe verlatingsangst heb. Ik weet het niet. Als baby heb ik een hele maand in het ziekenhuis gelegen zonder dat mijn mama bij mij mocht komen. En ik weet dat mijn mama eens één of twee maanden naar Turkije is geweest toen ik heel klein was omdat ze haar ouders al acht jaar niet had gezien. Ik herinner me nog altijd het moment dat ze mij achterliet.

“Dat terugverlangen naar die veilige cocon is een constante in mijn leven. Ik ga altijd op zoek naar wat ik ken, waardoor ik me heel moeilijk kan hechten aan nieuwe dingen. Ik ga dus niet graag op vakantie, ik ben ook helemaal niet avontuurlijk. Ik hoef geen nieuwe indrukken, nieuwe ervaringen op te doen, wat wel jammer is. Het zaligst vind ik thuis zijn. Meer heb ik niet nodig. Ik kan heel goed alleen zijn.

“Ik ben ook een extreme controlefreak. Mijn motto is: alles wat je zelf doet, doe je beter. Ik kan niets loslaten, vanuit een wantrouwen tegen het leven, omdat het toch niet goed komt.”

6. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Ik denk dat ik heel eerlijk en oprecht ben. Liegen of doen alsof kan ik niet. Dat heeft natuurlijk ook een keerzijde: het zou mijn leven makkelijker maken als ik daarin wat minder consequent zou zijn. Ik ben niet diplomatisch, ik kan niet strategisch denken, ik zal de olifant in de kamer altijd benoemen. Mijn familie weet dat. Als ik weer eens ongezouten mijn mening heb gegeven, zegt mijn mama: ‘Maar ze heeft een goed hart.’ Ik heb wel moeten leren dat niet iedereen daarmee gediend is.”

7. Bent u een goede vriend?

“De vriendschappen die ik heb, zijn intens, maar ik leer niet graag meer nieuwe mensen kennen. Wat ik heb, is goed.

“Ik ben extreem loyaal in mijn vriendschappen. Ik ben heel wantrouwig, maar zodra ik je toelaat, ben ik onvoorwaardelijk. Je moet wel eerst voor een paar zware examens slagen. Toen ik Xavier (Taveirne, red.) uiteindelijk als vriend toeliet, zei hij: ‘Het leek wel alsof ik een medaille gewonnen had.’ (lacht) Ik ben zo streng, denk ik, omdat ik zoveel van mezelf geef.”

8. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

“De rust wanneer ik thuiskom. (lachje) Wanneer niets meer moet.”

9. Waar hebt u spijt van?

“De dingen lopen zoals ze lopen, dus spijt is iets wat ik niet vaak voel. Ik ben van het principe: als je iets wilt doen, is het beter dat je het doet, dan heb je tenminste de ervaring. Ik geloof heel erg in predestinatie: je bent wie je bent en in bepaalde omstandigheden doe je wat je doet. Je kunt de tijd niet terugdraaien. Ik kan het wel jammer vinden dat bepaalde dingen niet anders gelopen zijn, maar spijt impliceert dat je een andere beslissing had kunnen nemen, en dat geloof ik niet.

‘Als vrouw alleen wil ik geen kind. Nee, ook niet met een goede vriend. Veel te gecompliceerd. ik ga er geen commune van maken, hè.’Beeld Stefaan Temmerman

“Ik denk wel dat ik spijt zou hebben mocht ik geen kinderen krijgen. Maar dat is nu niet aan de orde. Een huisdier en een kind, ik heb daar nu geen tijd voor. Of ik als vrouw alleen een kind zou willen? Neen, neen, dat wil ik niet. Met Xavier (Taveirne, red.)? Neen, dank u! (lacht) Wat voor een kind zou dat worden, zeg! Met een andere goede vriend? O neen, veel te gecompliceerd! Ik ga er geen commune van maken, hè. Neen, ik wil een veilige structuur. Ik ben een controlefreak. Ik zou het verschrikkelijk vinden mocht mijn kind de helft van de tijd bij iemand anders zijn.

“Dus eigenlijk wacht ik op de geschikte vader? (lacht) Ja. Maar daar gaan we het nu niet over hebben.”

10. Wat is uw goorste fantasie?

“Ik fantaseer vaak over mijn eigen begrafenis. Is dat erg? Zelfs dat wil ik onder controle houden. Wie er uitgenodigd wordt, welke muziek er wordt gespeeld, wanneer er wordt geweend, wie er mag speechen, hoe die speeches luiden. Het zou toch fantastisch zijn mochten we op onze eigen begrafenis aanwezig kunnen zijn! Dan pas komt naar boven hoe graag je gezien werd.”

11. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Ik huil niet vaak. Eigenlijk veel te weinig. Bij mij uit verdriet zich meestal niet in tranen, eerder in een soort shock. De laatste keer dat ik gehuild heb, was op de begrafenis van Christophe Lambrecht. Op het einde, toen ze zijn eigen stem lieten horen en er een staande ovatie kwam. Het idee wat hij nu allemaal zal moeten missen, dat zijn leven niet meer geleefd kan worden, dat vond ik zwaar.”

12. Bent u ooit door het lint gegaan?

“Door het lint gaan doe ik niet, maar in mijn hoofd kan ik wel ontploffen van woede. Het zou goed zijn mocht ik gewoon eens iets kapot kunnen smijten. Ik heb veel maagproblemen omdat ik mij te veel probeer te beheersen.

“Eén keer ben ik over de rooie gegaan tegen een monteur, en daar ben ik niet trots op. Telkens als ik hem zie, schaam ik mij te pletter.”

13. Hoe kijkt u naar uw lichaam?

“Als iets wat ik kan decoreren. (lacht) Ik vind het fantastisch om vrouw te zijn, want wij hebben zoveel meer decoratiemogelijkheden. Elke dag opnieuw probeer ik de beste versie van mezelf te zijn. Zelfs thuis. Ik zal er nooit slonzig bijlopen. Nooit! En als ik er casual bijloop met een gescheurde jeans, is zelfs dat doordacht! Maar stapschoenen zijn een stap te ver. Zo lelijk! Wanneer ik ga wandelen, draag ik sneakers. Zelfs in de modder, ja.

“Ik ben graag slank, ik sport, ik let op mijn eten. Maar ik ben weinig vatbaar voor wat anderen over mijn voorkomen denken. Negatieve opmerkingen doen weinig af aan mijn zelfbeeld. Ik laat mij niets aanpraten. Hoe ik mezelf voel, is wat telt.”

14. Wat vindt u erotisch?

(snel) “Dansen.”

15. Welk dier zou u willen zijn?

“Een hond die mensen redt en dan een medaille krijgt. (lacht) Zo’n grote loebas. Een sint-bernard, ja!”

16. Hoe is de band met uw ouders?

“Goed. Het is niet zo dat ik met mijn ouders een vriendschappelijke relatie heb, het is echt een ‘oerrelatie’. Voor mijn ouders voel ik een oerliefde. Wanneer ik echt ziek ben, ga ik naar mijn ouders in Lier en dan verzorgen ze mij. Ik ben wel keihard het kind, ja. Het kind dat terug de baarmoeder opzoekt. De oerveiligheid van het ouderlijke huis. En ik wil ook niet dat dat verandert. In stormachtige periodes kan ik naar mijn mama bellen en vragen of ze mij in bad wil steken. En ze doet dat.

“Als kind was ik extreem zelfredzaam, koppig en rebels. Ik heb toen wel hard gebotst met mijn ouders. Ik had een probleem met gezag, nog altijd trouwens. Gezag omwille van het gezag, daar word ik knettergek van. Maar zodra ik op eigen benen stond, is de relatie met mijn ouders er alleen maar hechter op geworden.”

17. Hoe definieert u liefde?

(gniffelt) “Als een constante zoektocht. Als iets onvoorwaardelijks en per definitie onbereikbaars. Liefde is niet te vatten, te groot om te beantwoorden. De ultieme vorm van veiligheid, misschien.”

18. Hoe zou u willen sterven?

“Op mijn eigen begrafenis. (lacht) Zodat ik nog een goeie drink kan geven.

“Om het nog eens te hebben over Christophe: hij is heel onverwacht gestorven, veel te jong, niemand heeft afscheid kunnen nemen, maar het is wel een troost dat het niet ongezegd is gebleven hoe graag mensen hem zagen. Geliefd, zo zou ik willen sterven.

“Wat ik zou willen als laatste avondmaal? Dat is moeilijk. Ik eet graag, maar wel in functie van het leven. Genieten is voor mij niet onbeperkt alles kunnen uitkiezen, maar je beheersen en je verlangen uitstellen.”

19. Wat is voor u de hel op aarde?

“Beschuldigd worden van iets wat je niet gedaan hebt en je onschuld niet kunnen bewijzen. En daardoor alle controle over je leven verliezen.”

20. Hebt u zichzelf ooit betrapt op racistische gevoelens?

(denkt even na) “Neen. Net zoals de gemiddelde mens heb ik weleens vooroordelen, maar ik denk altijd in termen van mensen, niet van groepen. Ik kan iemand klote vinden, maar zal dat nooit toeschrijven aan afkomst. Wel aan bepaalde eigenschappen. Ik vind trouwens dat we wat zuiniger moeten omspringen met het woord ‘racisme’. Het is niet omdat je tegen massamigratie bent, dat je per definitie een racist bent, bijvoorbeeld. Racisme is je superieur voelen op basis van je ras. Dat is mij totaal vreemd. Ik snap het zelfs niet.

‘In stormachtige periodes kan ik naar mijn mama bellen en vragen of ze mij in bad wil steken. En ze doet dat.’Beeld Stefaan Temmerman

“Trouwens, ik vind wel dat je respectvol moet zijn in je taalgebruik, dat je woorden zo neutraal mogelijk moeten zijn. Woorden als transmigrant of illegaal bijvoorbeeld vind ik heel vies omdat je daarmee de ontmenselijking inzet. Taal kan een gevaarlijk instrument zijn. Zodra een term mainstream wordt, wordt hij immers een realiteit. Mensen reduceren tot categorieën kan een voedingsbodem vormen voor gruwelijkheden zoals we gezien hebben in de Tweede Wereldoorlog. We leren niet uit onze geschiedenis, vrees ik.

“Mocht iemand het woord ‘neger’ gebruiken in een voxpop, zou ik het censureren? Het is mij nog nooit overkomen, maar ik denk het wel. Al was het maar uit respect voor kijkers die zelf zwart zijn. Voor velen is het ‘maar’ een woord, maar het dekt een hele geschiedenis.”

21. Wat betekent geld voor u?

“Iets waar ik niet over wil nadenken. Dus iets wat er gelukkig is. Mijn papa was arbeider maar hij heeft er altijd voor gezorgd dat we geen seconde over geld moesten nadenken. Ik heb nooit gevoeld dat wij niet veel geld hadden. Hij was een meester in het creëren van een soort van weelde. Vonden we bepaalde augurken heel lekker, dan kocht hij de dag nadien dertig potten, bij wijze van spreken. En dat is ook een beetje hoe ik leef. Net als mijn papa geef ik graag cadeautjes. Ik ga mijn geld niet oppotten, neen. Wat als ik morgen sterf?”

22. Wat is uw vreselijkste vakantieherinnering?

“De combinatie van én het onbekende én drukte én lawaai én de onmogelijkheid om mij terug te trekken, is voor mij dramatisch omdat ik dan geen enkel houvast heb.”

23. Welk kunstwerk heeft u gevormd?

“Wat een enorme indruk op mij heeft nagelaten is Koning van Katoren van Jan Terlouw. Ik zeg altijd dat boeken lezen mij gered heeft, het was een soort vlucht uit de werkelijkheid. Literatuur is voor mij altijd een baken geweest, iets om naar terug te grijpen in onveilige periodes. Toen ik op kot zat, bijvoorbeeld, of als ik op reis ben.”

24. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Ja, dat gebeurt. Soms maak ik eens een klein wonder mee. (lacht) Zoals in mijn tweede kandidatuur criminologie. Ik had een examen amper ingevuld en kon onmogelijk geslaagd zijn. Tijdens de proclamatie zat ik thuis te bidden. Tot mijn vriendin belde en zei dat ik erdoor was.

“Ik sta wel open voor religie. Het leven is zo bijzonder dat er toch een hogere kracht móét zijn. Hoe verklaar je anders het leven zelf, en het ontstaan van de mensheid? Ik laat graag ruimte voor het onverklaarbare. Bidden is voor mij een dagelijks ritueel voor het slapengaan.”

25. Wie zou u eens uw gedacht willen zeggen?

“In mijn slaap zeg ik veel mensen mijn gedacht. Maar in mijn functie kun je dat niet maken. Ik zal eens goed mijn mening van de daken schreeuwen als ik geen nieuwsanker meer ben.”