Direct naar artikelinhoud
InterviewGerrit Loots

‘Niet repatriëren van vrouwelijke Syrië-gangers en hun kinderen is vragen om aanslagen’

Een vrouw en haar kinderen in het Koerdische kamp Al Roj. Psycholoog Gerrit Loots bezocht het kamp voor zijn onderzoek naar de kinderen van Syrië-gangers.Beeld EPA

Als de vrouwelijke Syrië-gangers en hun kinderen niet snel naar Europa worden gerepatrieerd uit Koerdische kampen, zullen ze zich in de toekomst wreken met terreuraanslagen. Daarvoor waarschuwt hoogleraar psychologie Gerrit Loots (62), die de kampen in Noord-Syrië bezocht. 

en

Loots (VUB) reisde in juni naar de kampen Al Hol, Ain Issa en Al Roj om er psychologisch onderzoek te doen naar de Belgische kinderen. Hij trof er getraumatiseerde en ondervoede minderjarigen aan, en wanhoop en wrok onder de moeders die zich in de steek gelaten voelen.

“De moeders zeiden tegen mij: als mijn kind sterft, dan heb ik geen toekomst meer, ik ben slechts aan het overleven voor de kinderen. Dan vragen wij toch eigenlijk om aanslagen? En ze kunnen vertrekken hè, de kampen zijn niet waterdicht. Er zijn al enkele vrouwen die uit de kampen zijn ontsnapt met hulp van mensensmokkelaars. Dat is iets wat wij geregeld horen.”

Loots, die zijn haar draagt in een grijs paardenstaartje, ontvangt in een kamer op de faculteit psychologie van de VUB. Op tafel ligt een conceptrapport over zijn laatste bezoek aan de Koerdische vluchtelingenkampen. Het verslag wil hij na afronding eind augustus aanbieden aan de politiek. Hij beschrijft in het stuk de zorgelijke psychologische toestand van 41 ‘getraumatiseerde en angstige’ Belgische kinderen. 

“Ze zitten in detentiekampen waar veel spanning en onveiligheid heerst. En door de Koerden worden ze nog altijd als IS-strijders gezien. Dat is en blijft zo.”

Gerrit Loots over de kinderen van Syrie-gangers: ‘We trappen in de logica van de oorlog als we ze ontmenselijken’Beeld Pauline Niks

Het getraumatiseerde kind is Loots’ specialiteit. Eerder onderzocht hij in Noord-Oeganda de reïntegratie van kindsoldaten in de samenleving. Sinds vorig jaar wijdt hij zich aan de kinderen van Syrië-gangers. Dat gebeurde nadat hij ‘verbouwereerd’ raakte door politici die beweerden dat deze jonge kinderen te gevaarlijk zijn om terug te halen. “Totale waanzin”, dacht Loots. Kinderen onder de 6 jaar zijn te jong voor radicalisering, weet hij vanuit zijn beroepspraktijk. 

Sindsdien probeert Loots met een activistische bezieling de politiek zover te krijgen om de kinderen te repatriëren. Hiervoor reisde hij twee keer af naar de Koerdische vluchtelingenkampen, met in zijn kielzog andere hulpverleners en een cameraploeg om zijn ontmoetingen met de kinderen en hun moeders in beeld te brengen.

U bezocht in juni voor de tweede keer de drie kampen Al Hol, Al Roj en Ain Issa. Wat kwam u doen?

“We ontvingen berichten dat daar in totaal 240 kinderen zouden sterven, onder wie twee Belgische kinderen. Een daarvan is al overleden ten gevolge van verhongering en uitputting. Een ander kind werd binnengebracht vanuit Baghouz (het laatste restje IS-kalifaat, red.) en stierf aan verwondingen omdat daar geen zorg beschikbaar is. Een Belgische familie vroeg mijn hulp omdat een uitgereisd familielid in het kamp was aangekomen met drie gewonde kinderen. Een 4-jarig meisje was beschoten in haar arm, werd niet behandeld en toen is die arm geamputeerd en werd het meisje zonder pijnstillers naar het kamp teruggestuurd. Haar broertje van 3 had granaatscherven in zijn been, die lag met open wonden. Een derde kind, een meisje van 18 maanden, had brandwonden aan haar keel en nek en kreeg geen medische verzorging. De situatie is daar onhoudbaar, we kunnen niet blijven toekijken als er kinderen liggen te sterven. Toen hebben we een team samengesteld met een aantal artsen gespecialiseerd in oorlogssituaties om hulp te verlenen.”

In oktober 2018 was u ook al in de Koerdische kampen. Is er sindsdien iets veranderd?

“Ja, de situatie is enorm verslechterd. 70 procent van de jonge kinderen die wij hebben gezien, tot 6 jaar oud, is chronisch ondervoed. Er zijn groeiachterstanden, hun gewicht blijft achter. In het kamp Al Roj is de situatie nog relatief goed, daar is het grootste gevaar dat tenten in brand vliegen bij het koken. De kinderen hebben zich er aangepast aan het kampleven. Maar in de andere twee kampen nemen de radicalisering en het geweld toe. Die spanning zag je ook bij de kinderen terug. Er was veel meer ongerustheid en prikkelbaarheid dan wij vorig jaar zagen.”

Hoe toetst u die psychologische toestand van jonge kinderen?

“Je kijkt naar hoe ze spelen, je nodigt ze uit om een imaginair spel te doen en we hadden ook een verhalenboek bij ons om te kijken: waar staan ze in hun ontwikkeling? We zagen dat kinderen zich slechter konden concentreren dan tijdens ons vorige bezoek. Er werd met elkaar gevochten om het speelgoed, ze gooiden er sneller mee. Dat zijn signalen van kinderen die ontladen van psychologische stress.”

U stelt dat de radicalisering in de kampen toeneemt. Waaruit blijkt dat?

“In Al Roj valt dat mee, maar in Ain Issa en Al Hol nemen radicale vrouwen de macht over. Dat hoorden we van bewakers en van een tiental Belgische moeders die we spraken. Die radicale vrouwen maken filmpjes waarin ze oproepen weer te gaan vechten voor IS, steken tenten in brand van vrouwen die hun gelaat niet bedekken en bekogelen andere vrouwen met stenen. Er zijn heel veel vechtpartijen. Vrouwen en kinderen moeten daar heel voorzichtig zijn om niet te worden gestigmatiseerd als afvallige. Een vrouw zei me dat ze van een andere vrouw te horen kreeg: ‘We kijken uit naar de dag dat we onze handen kunnen wassen in uw bloed en dat van uw kinderen.’ Dan rest er maar één keuze: of je doet mee, of je leven wordt een hel. Het zijn kleine cellen van vrouwen die de kampen terroriseren, maar die aantallen groeien door toenemende frustraties over het wel of niet worden teruggehaald.”

Dit zijn vrouwen die zich willens en wetens bij een terroristische organisatie hebben aangesloten. Waarom zouden die moeten worden gerepatrieerd naar Europa?

“Er zitten daar mensen die zeggen: help mij, haal mij uit IS. En dan zeggen wij als samenleving: nee, blijf maar bij IS zitten. Dat is bizar. Hoe langer wij niet repatriëren, hoe groter de kans dat de moeders moeten toekijken hoe hun kind sterft.”

Voor slachtoffers zou het wel wrang zijn dat IS-aanhangers hier een tweede kans krijgen.

“Dat is zo, maar als we ze die kans niet geven, wat is dan het perspectief? Mij stoort het dat we hier heel zwart-wit mee omgaan: het zijn terroristen voor het leven, ze mogen niet terugkomen. De realiteit is genuanceerder. Ik verafschuw dat zij bij IS hebben gezeten en IS ook hebben ondersteund door daar kinderen op de wereld te zetten. Maar een mens is niet alleen zijn misdaden, hoe afschuwelijk ook. Dit zijn ook moeders die vechten voor het beste voor hun kinderen. Er zullen er zijn die trouw blijven aan IS, die moeten zwaar worden veroordeeld. Ik ben met een tiental moeders in gesprek geweest en daar zie ik vooral vrouwen die zeggen: wat we gedaan hebben is een grote fout, we ontkennen onze betrokkenheid niet en we zijn bereid om onze straf te gaan uitzitten. Maar we willen ook dat onze kinderen een normaal leven gaan leiden.”

Is dat mogelijk?

“Het gaat om heel jonge kinderen, tot 6 jaar, die traumatiserende dingen hebben meegemaakt. Dat is een tijdelijke invloed. Tenzij wij het kind voor de rest van zijn leven gaan stigmatiseren. Dan kan het zijn dat het niet lukt omdat dat kind het gevoel blijft houden: ik word niet vertrouwd, ik blijf opgejaagd. Dat zien wij wel gebeuren in Noord-Oeganda. In het onderzoek naar kindsoldaten daar zie je dat succesvolle reïntegratie vooral afhangt van de mate waarin de gemeenschap hen weer aanvaardt.”

En voor die moeders?

“Die moeten een straf krijgen, uiteraard, maar ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn met hen isoleren in aparte vleugels in de gevangenis. Met opsluiten en isoleren neem je hun gedachtegoed niet weg, ze worden eerder gesterkt in sektarische ideeën. Het moeder zijn, het opvoeden van kinderen, dat zijn aanknopingspunten die kunnen zorgen voor herstel, zodat ze uit dat sektarisme komen.”

U vraagt nogal wat van de samenleving. Uw voorstellen klinken niet erg realistisch in het huidige politieke klimaat.

“Maar het is de enige manier. Wat plaats je tegenover IS – het zijn allemaal monsters, we moeten zelfs voor hun kinderen oppassen? We trappen in de logica van de oorlog als we ze ontmenselijken. Wij zijn mensen, zij zijn mensen, sommigen zijn onmenselijk bezig, maar niet allemaal. Je moet bondgenoten zien te vinden onder die moeders. Zij kunnen uitleggen wat een gruwel het is bij IS en met die boodschap kun je het sektarisme droogleggen. Wij kunnen een historische stap zetten door die mensen te repatriëren, te berechten, een tweede kans te geven en bondgenoot te maken in de strijd tegen het sektarische.”