Direct naar artikelinhoud
Vier vragen

‘1 op de 3 studenten psychische problemen? Net goed dat ze durven spreken hierover’

Ronny Bruffaerts.Beeld RV

Een op de drie eerstejaarsstudenten aan de KU Leuven geeft in een bevraging aan te kampen met psychische problemen. Psycholoog en professor psychiatrie Ronny Bruffaerts is niet in paniek. ‘Het belangrijkste is dat studenten hierover durven te spreken.’

31 procent van de eerstejaarsstudenten aan uw universiteit kampte het afgelopen academiejaar met psychische problemen. Bent u daarover verrast?

“Dit bevestigt wat we al een hele tijd weten. We bevragen Leuvense studenten al sinds 2012. Telkens komt een gelijkaardig percentage naar boven. Ook in een Europese of Amerikaanse context kan je dit moeilijk afwijkend noemen. Zelfs onderzoeken uit de jaren dertig wezen al uit dat een op de drie psychische problemen heeft. Die problemen mag je ook niet allemaal als ernstig beschouwen. Je hebt studenten die met zware depressies kampen en suïcidaal zijn, maar hieronder vallen evenzeer studenten die faalangst hebben.”

Hoe bezorgd moeten we hierover zijn?

“Bezorgdheid is terecht, maar we moeten ze in perspectief plaatsen. Als we het vergelijken met de rest van de samenleving, dan is het voorkomen van psychische problemen in de groep jongvolwassenen aan universiteiten en hogescholen net lager. Een verklaring hiervoor is dat studenten in een micromilieu vertoeven waar veel sociale contacten zijn. De verbondenheid is er groter dan bij iemand die niet verder studeert en meteen na het secundair gaat werken. In de aula, op fuiven, tijdens groepswerken zijn er veel gelegenheden om te praten en dat komt het mentaal welbevinden ten goede.”

“De psychische klachten zullen bij een deel van de studenten ook weer afnemen. Je mag niet vergeten dat er van jonge mensen tussen de 18 en 24 jaar enorm veel gevraagd wordt. Er is geen enkele andere periode in een leven die ontwikkelingspsychologisch zo veel vergt: in een aantal jaren tijd moeten jongens en meisjes zich aan een volledig andere omgeving aanpassen, vrienden maken, nieuwe leerstof opdoen ...”

Maar bij een deel van hen zijn de problemen niet onschuldig of van korte duur. Voorzien universiteiten en hogescholen voldoende begeleiding voor hen?

“De afgelopen tien jaar zijn enorme stappen gezet op dit vlak. Quasi overal kun je een beroep doen op professionele hulpverlening. De wachtlijsten zijn een feit natuurlijk, maar ze worden wel steeds korter of er wordt daar actief aan gewerkt. Tegelijkertijd zijn veel preventieve projecten opgestart die peers met elkaar in contact brengen. Mindmates in Leuven is daar een voorbeeld van. Hierbij proberen buddy’s mentale problemen beter bespreekbaar te maken en leren studenten hoe ze problemen bij anderen kunnen opmerken. Ondersteuning hoeft niet altijd langdurig of hoogtechnologisch te zijn.”

Wim Van den Broeck, professor ontwikkelings- en onderwijspsychologie aan de VUB, gelooft dat “een generatie geleerd heeft levensproblemen te duiden in termen van psychopathologisch jargon”. Wordt het dipje van vroeger nu niet gewoon een depressie genoemd?

“Ik denk niet dat het veel kwaad kan om psychopathologisch jargon te gebruiken om te beschrijven hoe je je voelt. Het belangrijkst is dat studenten durven te spreken hierover. De woorden waarmee ze dat doen, zijn van ondergeschikt belang. Stel dat iemand zegt: ‘Ik ben depressief’, dan weet je tenminste dat er iets aan de hand is. Een paar decennia geleden werd niet gesproken over emotionele problemen. Vooral dat is een gemiste kans, want op die manier kan je helemaal niet helpen.”