Direct naar artikelinhoud
Gendergelijkheid

Hoe stereotypen verschuiven: bij ‘intelligent’ denken mensen nu sneller aan een vrouw

Een Amerikaanse studie toont hoe genderstereotypen in driekwart eeuw veranderd zijn.Beeld Sven Franzen

Een ‘intelligent persoon’? Meer Amerikanen zullen tegenwoordig denken aan een vrouw dan aan een man. Het toont aan hoe stereotypen verschuiven doorheen de tijd. ‘Toch zal het nog decennia duren voor die volledig verdwenen zullen zijn.’

Bijna driekwart eeuw. Zo lang heeft het in de VS geduurd vooraleer burgers er vrouwen net zo competent als mannen zijn gaan vinden. Zo laat een recent artikel in het vakblad American Psychologist zich samenvatten. In dat artikel laat Alice Eagly, een professor in psychologie aan de Northwestern University, zien hoe de opvattingen over mannen en vrouwen doorheen de tijd veranderd zijn.

Eagly voerde een meta-analyse uit op zestien opiniepeilingen bij in totaal 30.000 Amerikanen. Zij gaven in de periode van 1946 tot 2018 aan welke karaktereigenschappen ze eerder bij mannen dan wel bij vrouwen zagen voorkomen. Competentie werd onder meer in kaart gebracht door te peilen naar het ‘intelligent’, ‘creatief’ en ‘georganiseerd’ zijn.

Lange tijd werd dat soort eigenschappen vooral geassocieerd met mannen. In 1946 bijvoorbeeld gaf 35 procent van de bevraagden in een poll aan dat ze mannen en vrouwen even intelligent vonden. In 1995 bleek die groep tot 43 procent gegroeid, om dan in 2018 te verdubbelen tot 86 procent. Het aantal Amerikanen dat een voorkeur voor een bepaalde sekse uitsprak, is doorheen de tijd ook gewijzigd. Waren er meer dan zeven decennia geleden vooral mensen die dachten dat mannen slimmer waren, dan blijkt dat in de meest recente peilingen omgekeerd te zijn. In een poll in 2018 noemde 9 procent vrouwen het meest pientere geslacht en maar 5 procent zei dat over mannen.

“Een behoorlijk dramatische verschuiving”, noemt Eagly het onder meer in The New York Times. Een deel ervan heeft volgens haar te maken met het feit dat we vrouwen lange tijd niet op leidinggevende posities hebben gezien. Maar die realiteit ligt achter ons. “Aangezien de rollen die vrouwen en mannen sinds het midden van de 20ste eeuw opnemen veranderd zijn, geldt hetzelfde voor de overtuigingen over hen. Ook die zijn veranderd.”

De ‘dramatische verschuiving’ die Eagly opmerkt op vlak van competentie bij vrouwen en mannen, blijkt wel niet op te gaan voor andere karaktereigenschappen die ze onderzocht. Zo bracht de professor ook ‘agency’ in kaart, wat in sociologisch onderzoek vertaald wordt als ‘het potentieel tot handelen.’ Denk aan eigenschappen als besluitvaardig zijn, doelmatig werken, ambitie tonen. Het idee dat deze trekken vooral van toepassing zijn op mannen, is sinds 1946 niet echt veranderd. En hetzelfde gaat op voor het nogal typische beeld dat vrouwen eerder empathisch en gevoelig zijn. Dat laatste beeld is zelfs versterkt over de jaren heen.

Sociaal psycholoog Frank Van Overwalle (Vrije Universiteit Brussel) zegt dat dit in lijn met de verwachtingen ligt. “De vooroordelen die mensen hebben, hangen toch vooral samen met wat je in de praktijk ziet. Het klopt dat vrouwen zich vaker dan ooit inschrijven aan hogescholen en universiteiten. Maar het klopt ook dat er nog altijd te weinig een topfunctie bekleden. Kijk maar eens naar het aandeel vrouwen in het Europees Parlement, om maar iets te zeggen. Met expertise alleen haal je het dus niet.”

Er bestaat geen grootschalig onderzoek naar hoe stereotiep Belgen of Vlamingen denken, zegt Bieke Purnelle, directeur bij RoSa, het kenniscentrum voor gender en feminisme. Het zou best kunnen dat er bij ons gelijkaardige verschuivingen als in de Verenigde Staten plaatsvinden, maar de eerlijkheid gebiedt ons dus om te zeggen dat we het niet weten.

Wat in elk geval wel opgaat voor ons land, is dat er net als in de VS de afgelopen decennia steeds meer vrouwen zijn gaan studeren. Om een idee te krijgen daarvan: in 2017 had 50,9 procent van de vrouwelijke 30- tot 34-jarigen een diploma hoger onderwijs. Vijfentwintig jaar eerder was dat nog 27,5 procent. Ter vergelijking, het mannelijke aandeel in beiden jaren was minder, respectievelijk 40,8 en 25,5 procent.

Ook het vrouwelijke aandeel op de arbeidsmarkt is alleen maar gegroeid: in Belgische lag het werkgelegenheidspercentage bij vrouwen tussen 25 en 49 jaar in 1986 op 52,6 procent. In 2016, het meest recente cijfer, klom dat tot 75,3 procent.

“Het is moeilijk om te zeggen wat nu precies welk effect heeft op voortbestaan of onderuithalen van stereotiepe beelden”, zegt Purnelle.

Zij wijst er op dat een meta-analyse op opiniepeilingen ook niet alles zegt. Ze reflecteren namelijk niet per se wat er in de praktijk gebeurd. “De meeste mensen beseffen heel goed dat ze vandaag in zo'n bevraging niet meer kunnen stellen dat vrouwen minder slim zijn dan mannen. De wetenschap heeft dat idee al lang weerlegd. En ze zien ook de feiten. Maar dat wil nog niet zeggen dat diezelfde mensen zich daarom in de praktijk ook anders gaan gedragen en pakweg eerder een vrouw dan een promotie geven.”

De praktijk is volgens Purnelle veel complexer, onder meer door wat ze het voorkomen van implicit bias of impliciete vooroordelen noemt. “Daardoor ga je mensen toch nog in bepaalde categorieën indelen. Zoiets gebeurt onbewust. Je kan het daardoor echt heel moeilijk vermijden.” Purnelle is net als Van Overwalle wel optimistisch over het feit dat die genderstereotypen er wel uit zullen gaan. “Maar het zal een langzaam proces zijn, dat nog meerdere decennia in beslag zal nemen en niet lineair verloopt.”