Direct naar artikelinhoud
InterviewHuis van Hiele

Bruno De Wever: ‘Ik ging met Duitse neonazi’s op kamp. Wij kwamen thuis en ontkenden de Holocaust’

Bruno De Wever: ‘Ik ging met Duitse neonazi’s op kamp. Wij ontkenden de Holocaust. Had ik de kans gehad om voor Vlaanderen te vechten, dan was ik vertrokken.’Beeld Wouter Van Vooren

Ooit was hij de knapste kop van de familie, nu is hij vaker ‘de broer van’. Maar dat houdt historicus Bruno De Wever (59) niet tegen om zijn mening te verkondigen. ‘Ik wéét hoe een spiraal van geweld tot stand komt. Daarom ook: Schild & Vrienden, je moet daar­tegen optreden.’

De rit Deurne-Koksijde voelt voor Bruno De Wever (59) een beetje als thuiskomen. Jarenlang heeft hij hier vlakbij, te midden van de duinen op de grens tussen Koksijde en Oostduinkerke, vakantie gevierd toen zijn kinderen nog lang geen opgeschoten twintigers waren. De aanblik van de Hoge Blekker en de geur van de zeelucht doen de verhalen automatisch opborrelen.

“Dat was hier vroeger de thuisbasis van de flaminganten, wist u dat? De familie Lannoo had hier een villa, net zoals oud-Volksunievoorzitter Frans Van der Elst en andere vooraanstaande Vlaamse families. De Franstalige bourgeoisie zat in La Panne en Knokke-Le Zoute, de welgestelde flaminganten hier.”

En nee, het is zeker niet daarom dat hij hier zoveel zomers versleten heeft, lacht hij. Toch noemt de oudste De Wever zich wel “onbeschaamd Vlaamsgezind”. Haal pakweg de verengelsing van het hoger onderwijs aan en hij is vertrokken voor een bevlogen betoog. Maar wie nu vermoedt dat Bruno De Wever in huiselijke kring weleens graag ‘De Vlaamse Leeuw’ aanheft of jaarlijks een bedevaart naar de IJzer plant, moeten we teleurstellen. “Oeioei, nee. Vandaag interpreteert men Vlaamsgezind nogal snel in de enge zin: in de zin van het anti-Belgische Vlaams-nationalisme dat nu zo actueel is. Daar herken ik me helemaal niet in. Pas op, ik zal geen traan laten wanneer België straks zou ophouden te bestaan. Maar ik voel evenzeer niets voor een Vlaamse onafhankelijkheid.”

BIO

• 59 jaar

• professor Hedendaagse geschiedenis UGent

• gespecialiseerd in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging

• groeide op in een Vlaams-nationalistisch gezin, beschouwt zichzelf vandaag als links

• heeft een vrouw, twee zonen en een dochter

• woont samen met vijf andere gezinnen in een gerenoveerd kasteel in Deurne

Vervelend, wanneer je de broer bent van Bart De Wever. Iedere uitspraak die je doet, wordt immers onder een vergrootglas gelegd. Nog vervelender wordt het wanneer dat Vlaams-nationalisme je expertise par excellence is. De Wever was al een klinkende naam binnen de Vlaamse beweging, lang voor de jongste van de twee broers politiek actief werd. Bruno De Wever schreef als historicus aan de UGent een opzienbarend doctoraat over het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en geldt als een autoriteit op het gebied van de Vlaamse beweging. De collaboratie kent voor hem nog weinig geheimen; aan een boek over het verzet wordt gewerkt, net zoals aan de digitale versie van de Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Ooit, na zijn pensioen, droomt hij van een boek dat de hele geschiedenis van die Vlaamse beweging in kaart brengt. “Het hele N-VA-verhaal moet namelijk nog geschreven worden.”

De wegen van de broers durven elkaar dus weleens te kruisen. “Dat is onvermijdelijk. Maar zwijgen is geen optie, vind ik. Ik word tenslotte door de gemeenschap betaald om wetenschap te bedrijven en het Vlaams-nationalisme is mijn terrein.” Het spreekt dus voor zich dat Bruno De Wever de politieke actualiteit met bovengemiddelde belangstelling volgt.

Hoe kijkt u naar de vrijage tussen N-VA en Vlaams Belang?

Bruno De Wever: “Ik snap uit politiek oogpunt dat die gesprekken plaatsvonden. Kijk naar elders in Europa: N-VA is niet de enige partij die met dit dilemma worstelt. Er zijn landen waar coalities gesloten zijn met zeer rechtse partijen. Ik zie ook dat er bijzonder vreemde combines ontstaan in het Europees Parlement. Dan is het raar dat je in Vlaanderen zuiverder dan de paus zou moeten blijven. Christendemocraten en liberalen mogen daarover gerust eens aan introspectie doen.

“Het was pas echt interessant geweest wanneer beide partijen een paar procenten meer gehaald hadden. Het is jammer dat we nu niet zullen weten of N-VA echt met Vlaams Belang had willen besturen. Of ze de erfzonde van het Vlaams-nationalisme, zoals Hugo Schiltz (de in 2006 overleden voorman van de Volksunie, red.) dat noemde, over zich had willen afroepen: had ze een bondgenootschap gesloten met een abjecte ideologie om haar Vlaamse natieproject te realiseren?”

‘N-VA is veel te rechts voor mij. Ik heb na de verkiezingen al gezegd dat ik blij ben dat hun hardvochtige sociaal beleid is afgestraft en daar blijf ik bij.’Beeld Wouter Van Vooren

Politicoloog Bart Maddens (KU Leuven) pleitte daarvoor eerder al in deze krant. Hij vindt dat de wegen weer kunnen scheiden, zodra het confederalisme bereikt is.

“De Forza Flandria-gedachte is nog heel sterk aanwezig bij de Vlaamse Volksbeweging, dat weet ik. En ik waardeer Bart Maddens enorm als politicoloog, maar wanneer het gaat over de Vlaamse beweging krijgt hij een rode lap voor zijn ogen. Voor hem is de onafhankelijkheid prioritair. Voor mij zijn dat de mensenrechten. Regeren met het Vlaams Belang, dat is de deur openzetten voor een politiek die teert op xenofobie en racisme. Voor een politiek die een beroep doet op de onderbuik en mensen stigmatiseert. De geschiedenis leert ons waartoe dat kan leiden en wat mij betreft kunnen daarover absoluut geen compromissen gesloten worden. Ook niet om eventjes het onafhankelijke Vlaanderen te bewerkstelligen.

“Nu, zeg nooit nooit. Vlaams Belang kan veranderen. Ze zou kunnen vervellen tot een uiterst rechtse partij die nog net binnen de marges valt. Al zie ik dat niet snel gebeuren, want dan haal je niet iemand als Dries Van Langenhove binnen.”

U noemt hem een salonfascist.

“Wat is hij anders?”

Verontrust het u dat hij in de Kamer zit?

“Het is verontrustend dat hij zijn abjecte ideeën nu via een forum kan verkondigen dat hem voor een stuk legitimeert. Het is ook verontrustend dat hij zo populair is bij jongeren. De reden daarvoor moeten we niet ver zoeken: migratie. Er is een nieuwe clash ontstaan tussen de nieuwe generatie die opgegroeid is met migrantenjongeren en er een probleem mee heeft dat ze met hen de openbare ruimte moeten delen. Dries Van Langenhove is hun kampioen.

“Ik ben van nature een optimist en ik wil niets dramatiseren. Maar we moeten één ding heel goed beseffen: het leven dat wij vandaag leven, kan direct voorbij zijn. Kan u morgen uit uw huis gesleept worden? Ja, dat kan. We wonen in de best mogelijke hoek van de wereld, maar veel is er niet nodig om de neerwaartse spiraal weer in gang te zetten. Een Jood die al generaties lang in Duitsland woonde en officier was voor het Duitse leger aan het IJzerfront, die had ook nooit gedacht dat er vijftien jaar later een klop op de deur zou volgen en hij plots geen Duitser meer zou zijn. Niets is ooit verworven.”

Horen we u nu een vergelijking maken met de jaren 30?

(bedachtzaam) “Ik ben nogal geneigd om eerder de verschillen te benadrukken. Er bestond toen nog geen sociale zekerheid; de kracht van de parlementaire democratie was veel minder groot; er bestond nog geen Europese Unie. Er zijn dus heel veel dingen anders dan toen. Maar het is een onweerlegbaar feit dat de stroming die een binnenlandse vijand zoekt, vandaag aan kracht wint. Daar moet je zeer attent voor zijn.”

Het populisme rukt overal in Europa op, hoewel iedereen de geschiedenis kent. Leren we dan nooit?

“Nee. De generaties die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, zijn stilaan uitgestorven. De jongere generaties kennen enkel vrede en vinden dat vanzelfsprekend.”

En toch: we vieren dit jaar al 75 jaar bevrijding en de fascinatie voor de oorlog is allerminst afgenomen. Canvas zendt dit najaar na het grote succes van de Kinderen van de collaboratie ook de Kinderen van het verzet uit. Ieder artikel dat op demorgen.be verschijnt over WO II is een hit.

“Ik weet het! Kijk ook naar de boekenmarkt en het aantal films dat er nog steeds over gemaakt wordt. Oorlog verkoopt, dat is niet normaal. Nu, die belangstelling hoeft niet gepaard te gaan met een ideologisch besef. Die kan evenzeer om een fascinatie voor geweld en het militaire gaan. Of voor spannende verhalen, een beetje zoals we naar crimi’s kijken.

“Daarnaast zijn er natuurlijk ook mensen die nieuwsgierig zijn naar hun eigen familiale verleden; zo krijg ik er ook nog heel vaak over de vloer. Bijna altijd zijn dat mensen van mijn generatie trouwens, heel gek. Alsof ze pas op latere leeftijd beseffen dat ze toch wel heel graag willen weten wat er precies gebeurd is.”

‘Als ik mijn kinderen iets geleerd heb, dan wel wat feesten is. De stoelen kunnen niet vaak genoeg aan de kant voor mij. Als u zin heeft...’Beeld Wouter Van Vooren

Valt er eigenlijk nog veel te ontdekken over ons oorlogsverleden?

“De meeste feiten kennen we intussen wel. Maar nieuwe inzichten kunnen we natuurlijk nog wel krijgen. En sowieso liggen er nog talloze verhalen te wachten om opgeschreven te worden.”

Een van die nieuwe inzichten kwam dit jaar van Herman Van Goethem, historicus en rector van de UAntwerpen. Hij onthulde in zijn boek 1942 dat de collaboratie van Antwerps oorlogsburgemeester Leo Delwaide veel verder ging dan tot nog toe werd aangenomen.

“Uit de documenten die Van Goethem inzag, blijkt dat Delwaide in de maanden voor de razzia’s doelbewust agenten met sympathieën voor de Nieuwe Orde inzette in de Jodenwijk. Delwaide was dus niet alleen een lafaard die zich op het moment van de feiten terugtrok in zijn buitenverblijf, hij heeft alles voorbereid. Dat moet heel hard zijn voor zijn familie.

“De oorlogsburgemeester is overal een heel complexe figuur. De bevolking was vaak heel mild voor hen, omdat ze wat meer gedaan kregen bij de bezetter. Het volk was blij wanneer hun burgemeester pakweg een deel van de wonderbaarlijke haringvangst van 1942 naar hun gemeente wist te krijgen. Of vond het schoon dat hij bij de bezetter pleitte om die arme Schele Mon, de dorpsgek die zo stom geweest was om metaal te pikken van den Duits, vrij te laten. Maar waarom kregen die oorlogsburgemeesters, die doelbewust de sjerp omgord hebben tijdens de oorlog, dat gedaan? Omdat ze ook vlotter meegingen in de wil van de bezetter. Want wat de bevolking niet zag, is dat diezelfde burgemeester lijsten doorgaf van de communisten in zijn dorp.”

Hoe komt het dat Vlaanderen, zeker in vergelijking met andere regio’s, zo vergoelijkend kijkt naar collaboratie? Het argument ‘ze konden niet anders’ of ‘ze wisten niet beter’ is nooit ver weg.

“Er is natuurlijk ook een grote grijze zone. 95 procent van de mensen was alleen bezig met overleven en niemand wist uiteraard ook wat de toekomst zou brengen. Misschien bleven die Duitsers wel? Maar er is wel een groot verschil met brood op tafel proberen te krijgen en doelbewust meewerken aan het ‘nieuwe positieve project’ van de Duitsers. Daarvoor bestaat geen excuus.

“Desondanks hebben argumenten als ‘we deden het voor Vlaanderen’ en ‘het is de schuld van België – was België meer opgekomen voor de Vlaming, dan hadden wij nooit moeten collaboreren’, hier bijzonder veel ingang gevonden. Mijn collega Koen Aerts heeft dat schitterend beschreven in zijn boek Kinderen van de repressie. De Vlaamse beweging heeft het narratief weten te keren en haar verhaal dominant gemaakt.”

Hoe komt het dat ze daarin gelukt is?

“Je kunt dat niet los zien van de staat waarin België na de oorlog verkeerde. In Nederland nam de overheid na de oorlog meteen de herdenking in handen: Nederland was het slachtoffer van de bezetter en het eerde zijn verzetsstrijders. Zelfs De Gaulle heeft van Frankrijk een verzetsnatie weten te maken, hoewel daar de staat nota bene collaboreerde onder leiding van maarschalk Pétain.

“Maar hier gebeurt dat niet. Om te beginnen heeft België niet de traditie om de burger op te leggen wat hij moet denken, maar er bestond ook geen eensgezindheid bij de politieke elite. De Koningskwestie verdeelde het land diep op dat moment. Leopold III was nog wel staatshoofd, maar kon niet terugkeren omdat de regering zijn veiligheid niet kon garanderen.

‘Kan u morgen uit uw huis gesleept worden? Ja. We wonen hier erg goed, maar veel is er niet nodig om de neerwaartse spiraal weer in gang te zetten.’Beeld Wouter Van Vooren

“Hij stond tijdens de oorlog bovendien zelf op de rand van de collaboratie; hij was met Hitler gaan onderhandelen. En hij werd geruggensteund door de CVP.

“De katholieken ontwikkelden na de oorlog meteen een zeer vergoelijkend discours. Zij droomden namelijk van een absolute meerderheid en wilden maar wat graag de 15 procent kiezers van het VNV voor zich winnen. Maar het was zeker ook ideologisch: de CVP was een Vlaamsgezinde partij en vele katholieke bestuurders waren tijdens de oorlog tot op, of zelfs óver de grens van collaboratie gegaan. Delwaide is daarvan het beste voorbeeld. Dat motiveerde de partij natuurlijk nog meer om vergoelijkend op te treden.”

Hebt u zich al afgevraagd wat uw rol geweest zou zijn, mocht u tijdens de Tweede Wereldoorlog geleefd hebben?

“O, daarover bestaat geen enkele twijfel: ik zou een oostfrontstrijder geweest zijn. Kijk naar het milieu waar ik uitkom: mijn vader was niet gewoon Vlaamsgezind, hij was een zeer anti-Belgische, extreemrechtse Vlaams-nationalist. Ik was lid van het AVNJ in Kontich, het Algemeen Vlaamsch Nationaal Jeugdverbond. Dat was een extreemrechtse afsplitsing van het al extreem-rechtse Vlaams Nationaal Jeugdverbond (VNJ). Ik ging met Duitse neonazi’s op kamp. Wij kwamen thuis en ontkenden de Holocaust.

“Kijk ook naar mijn karakter: de jonge Bruno wilde alles beleefd hebben. Als ik de opportuniteit gehad zou hebben om te gaan strijden voor Vlaanderen aan het oostfront, dan zou ik sowieso vertrokken zijn.”

Dat moet hard zijn om te beseffen.

“Het maakt je vooral zeer bescheiden als historicus. Over collaboratie kan geen twijfel bestaan, maar over de collaborateur moet je voorzichtig zijn. Mensen zijn altijd het product van het milieu waaruit ze voortkomen. Hoezeer ik ook veroordeel dat men later van oostfronters helden heeft gemaakt, vind ik wel dat je met enige mildheid naar die jongens moet kijken. Zij werden steeds verder meegezogen in een spiraal van geweld. Wanneer je daar zo diep inzit, zullen de meeste mensen ook blind gehoorzamen wanneer hen op een dag gevraagd wordt om partizanen af te knallen. Ik weet hoe zo’n mechanisme in zijn werk gaat.”

De Wever buigt zich opnieuw over zijn bord, legt dan plots het bestek neer. “Weet u hoe u een molotovcocktail maakt? Je neemt een fles, doet daar stookolie in en mengt dat met confituur of iets anders dat goed plakt. Drenk een vod in benzine, vlam erin en gooien. Dat leerde ik bij de jeugdbeweging. Schieten, dat heb ik er ook geleerd. Als je daarin opgroeit, weet je niet beter. Pas veel later zeg je: wat was dát? Daarom dat ik weet hoe een spiraal van geweld tot stand komt. En daarom ook dat ik zeg: Schild & Vrienden, je moet daartegen optreden. Ik ken dat soort groeperingen maar al te goed.”

‘Ik heb uiteraard bewondering voor de politieke topcarrière die Bart heeft uitgebouwd. Maar het is een dubbel gevoel, wanneer je politiek zo in een andere hoek zit.’Beeld Wouter Van Vooren

Grepen uw ouders dan niet in?

“Mijn vader zal wel eens de wenkbrauwen gefronst hebben wanneer ik thuiskwam met neonazistische propaganda. Hij vond dat eigenlijk ook niet oké. Maar wat hij niet gedaan heeft, is mij uit die jeugdbeweging halen. Integendeel: hij besliste dan om zich te engageren om die AVNJ in Kontich weer te laten aansluiten bij het VNJ. Mijn vader, een man van op dat moment veertig jaar, was hoofdleider van een extreemrechtse jeugdbeweging. Extrapoleer dat naar de jaren 30 en het is glashelder welke kant ik opgegaan zou zijn.”

Weet u hoe uw vader zo extreemrechts geworden is?

“Nee. Mijn grootvader was een heel simpel lid van het VNV. Hij was dat ook pas heel laat geworden, in 1943; op een moment dat iedereen eruit stapte, stapte hij erin. Waarom deed hij dat? Ook dat weten we niet. De familielegende wil dat hij ‘gemakkelijker aan patatten wilde geraken’. Was het dat? Hij was leerkracht aan de school die Lieven Gevaert (Vlaamsgezinde ondernemer, ook weleens ‘de man die zijn volk leerde fotograferen’ genoemd, red.) had opgericht in Mortsel en verkeerde daar wel in Vlaamsgezinde milieus.

“Pas heel recent heb ik ook de link gelegd met de bombardementen op Mortsel in 1943. Daarbij vielen meer dan 900 doden, onder wie 209 kinderen. Verschillende scholen werden getroffen, ook die van mijn grootvader. Maar hij ontkwam omdat hij net met zijn leerlingen was gaan turnen op Oude God Sport. Ging hij bij het VNV uit colère tegen die bombardementen van de geallieerden? In ieder geval was zijn lidmaatschap van het VNV genoeg om na de oorlog zijn job als onderwijzer te verliezen. Hij heeft in 1944 een aantal maanden in de gevangenis gezeten.

“Voor mijn vader, die op dat moment tien jaar was, moet dat volgens mij een motorisch moment geweest zijn. Enfin, dat dénk ik. Hij is in ieder geval gaan militeren in de uiterste vleugel van het Vlaams-nationalisme. Hij was lid van de VMO, de Vlaamse Militanten Orde van Wim Maes, de knokploeg van de Volksunie. Liep in dat uniform rond. Maar hij was de enige in de hele familie. Zijn vijf zussen waren apolitiek. Mijn grootouders, die ik nog goed gekend heb, heb ik later ook nooit over politiek horen spreken. Waarom is mijn vader dan wel die weg opgegaan? Dat is toch raar?”

U hebt het hem nooit gevraagd?

“Nee. Zo gaat dat: ineens blijkt het te laat. Nochtans hebben we thuis wel altijd ontzettend veel over politiek gepraat. Politiek was het enige wat telde. Fantastisch. Ondanks zijn politieke overtuigingen was hij een geweldige vader en hebben wij een geweldige opvoeding genoten. Een zeer anti-autoritaire opvoeding bovendien.”

Dat past niet direct bij het beeld van de VMO-militant.

“En toch. Ik had vrienden met linkse ouders die veel autoritairder werden opgevoed dan ik. Zij mochten hun haar niet laten groeien in de jaren 70. Ik had haar tot híér (wijst naar zijn schouders). Mijn vader lachte mij daarmee uit, in zijn kenmerkende cynische stijl. Maar het kwam niet in hem op om me te verbieden een oorbel en een sleutel in mijn oor te dragen. Ik liep er bij als een bohemer en hij accepteerde dat. Mijn vrienden die bij Amada (voorloper van de PVDA, red.) waren, verwelkomde hij met open armen. Met hen discussiëren was zijn lang leven.

“Wees trouwens gerust dat er in zijn kringen opmerkingen gemaakt zijn toen ik begon te publiceren over het VNV en de mythe van de oostfronters doorprikte. Hij heeft altijd pal achter mij gestaan. De wetenschap heeft haar rechten, vond hij. Hij las alles wat ik schreef, ging mee naar lezingen. Kritisch historisch denken, daar had hij geen enkel probleem mee. Ik vermoed dat hij heel fier was.”

De Wever valt stil. Ineens is hij daar, de krop in de keel. “Hij was een complexe man, mijn vader. Hij is helaas al gestorven in 1996, op zijn 62ste. Ik mis hem nog elke dag.”

Fotograaf Wouter Van Vooren stelt voor om even de duinen in te trekken. De Wever, nochtans allesbehalve fan van poseren voor een lens, neemt de uitnodiging dankbaar aan. Bij terugkomst weet hij blij te melden dat de villa waar hij zoveel zomers doorbracht er nog steeds staat. Nog blijer wordt hij wanneer hij chef Willem Hiele in de tuin een varkensschouder en twee uit de kluiten gewassen tarbotten ziet roken. Er volgen verhalen over de feestjes die hij met graagte en zo vaak mogelijk organiseert, tips over waar het beste kwaliteitsvlees te vinden in Antwerpen en hoe het zo succulent mogelijk te braden.

‘Het is jammer dat we niet zullen weten of N-VA echt met Vlaams Belang had willen besturen. Daarvoor kwamen ze beide een paar procenten tekort.’Beeld Wouter Van Vooren

U bent naar verluidt niet enkel een enthou­siaste gastheer, u bent een volbloed feestbeest.

(Pretoogjes) “Ab-so-luut. Als ik mijn kinderen iets geleerd heb, dan wel wat feesten is. Als wij van huis zijn, gebeurt het weleens dat zij bij ons een honderdtal mensen uitnodigen en de decibels laten knallen. Die feestjes hebben ook een naam: ‘Boumboum au chateau’. Wij wonen samen met vijf andere gezinnen in een woongemeenschap in een kasteel. Dat was een ruïne toen we het bijna twintig jaar geleden kochten. Samen hebben we dat gerenoveerd. Stel u er geen commune bij voor, ieder heeft er zijn eigen afzonderlijke woonst; we delen enkel de tuin, moestuin, fietsberging en een binnenplaats.

“Ik ben dus niet anders, de stoelen kunnen niet vaak genoeg aan de kant.”

Welke muziek moeten we dan opzetten?

“Ik heb geen favoriet nummer. Al wat dansbaar is, is goed: rock-’n-roll, funk, disco. Destijds mocht je daar niet op dansen, tenzij je sociaal dood verklaard wilde worden. Wij freaks, die langharigen in hun parka’s, gruwden van de discokikkers. David Bowie, Frank Zappa en van die psychedelische toestanden, dat was ons ding. Maar geef nu toe, het is toch onmogelijk om stil te blijven staan op discomuziek? (rolt met de ogen) Dus nu dansen we daarop als een bende zielige zestigers.

“Onze beste feestjes organiseren we in de Ardennen. We hebben een groepje van acht vrienden en een van hen heeft daar een huis. Minstens vijf à zes keer per jaar trekken we daarheen. Je hebt dat nodig, vind ik. Alles loslaten, dat is het lange leven. Mijn vader hield overigens ook wel van een feestje. Hij kon goed jiven. Ik kan dat ook redelijk, trouwens.”

Onverstoord wijst de professor geschiedenis naar de paar vierkante meter tussen onze tafel en die van de andere gasten. “Als u zin heeft?”

Aan de andere kant van de tafel behoort gevoel voor ritme helaas niet tot de talenten, dus bedanken we vriendelijk. Hij gebruikt de tijd om de fotograaf en journalist tegenover hem te monsteren. “Hoe oud zijn jullie? Een generatie jonger dan ik, wellicht? Maar vinden jullie ook niet dat we in tijden van regressie leven? Als ik dat vergelijk met toen ik jong was: toen kon alles. Vandaag mag er vooral heel veel niet meer. De moppen die ik vroeger maakte onder collega’s of tijdens mijn colleges, die kunnen vandaag niet meer. Er zijn grenzen aan de humor, aan wat je tegen mensen mag zeggen, aan wat je mag eten, aan wat je mag drinken.”

Dagen zonder vlees is niet aan u besteed?

“Toch wel hoor, wij doen alles wat je van de progressieve middenklasse zou mogen verwachten.” (lacht)

U noemt zichzelf steevast links. Iets zegt ons: u stemt niet voor uw broer.

“Nee, zeker niet. Hij weet dat ook. Ook al denk ik persoonlijk dat de Vlaamse onafhankelijkheid niet de juiste weg is, de strijd is wel legitiem. Mijn probleem zit elders: N-VA is veel en veel te rechts voor mij. Ik heb na de verkiezingen al gezegd dat ik blij ben dat hun hardvochtige sociaal beleid is afgestraft en daar blijf ik bij. Als ze hun analyses gemaakt hebben, zullen ze zelf ook wel begrijpen dat ze zo stemmen verloren zijn. Daarbij komt dan nog eens het stuitende stigmatiserende spreken over nieuwkomers. Die hele lijn-Francken is ronduit stuitend, ik kan dat niet anders noemen. Maar daar praat ik met mijn broer zo weinig mogelijk over. Dat heeft geen zin, we kennen elkaars standpunten.”

Bent u wel trots op hem?

“Trots, dat zou ik niet zeggen. Ik heb uiteraard bewondering voor de politieke topcarrière die hij heeft uitgebouwd. Vriend en vijand beschouwen hem als een van de meest getalenteerde politici van zijn generatie en dat is fijn, het blijft mijn broer. Maar het is een dubbel gevoel, wanneer je politiek zo in een andere hoek zit.”

Hoe komt het dat twee zonen uit hetzelfde gezin, met dezelfde opvoeding en dezelfde interesses, na krek dezelfde studies, ideologisch zo’n andere weg zijn opgegaan?

“Ik vind dat ook een interessante vraag. Waarom evolueert de ene mens zo en de andere helemaal anders? Ligt dat aan je karakter? Ik vermoed dat de tijd waarin we zijn opgegroeid ook een rol speelt. Ik werd volwassen in de linkse jaren 70. De jaren 80 waarin mijn broer tot wasdom kwam, waren veel rechtser.

“Omdat ik elf jaar ouder ben dan mijn broer en acht jaar ouder dan mijn zus, zijn we ook niet samen opgegroeid. Mijn band met hen is altijd veel meer zorgend geweest. Meer die van een halve ouder dan die van een broer. Maar we horen en zien elkaar wel vaak. We delen de zorg over onze moeder, we vieren alle verjaardagen van onze kinderen samen. Kerstmis uiteraard ook.”

En als u dan de kroketten eens vergeet, dan weet heel Vlaanderen het.

“Inderdaad! Dank u wel, Bart. Mijn broer heeft dat op sociale media gepost en in geen tijd stond het op alle nieuwssites. Ach, ik kan daar wel mee lachen. Maar ik wil wel even rechtzetten dat ik de kroketten níét vergeten was. Mijn kinderen hadden ze allemaal in hun kas geslagen de dag voordien. Feestje met vrienden, vijftien à zestien kroketten per man hadden ze erdoor gejaagd, alstublieft.” (lacht luid)

Uw naam was als eerste gevestigd, intussen staat u in de schaduw. Was dat niet lastig?

“Nee, absoluut niet. Ik deel veel slechte eigenschappen met mijn broer, sommigen zullen ons mogelijk arrogantie toedichten, maar jaloezie is er niet een van.

“Kijk, ik maak me geen illusies. Waarom zit ik hier, en niet een van mijn collega’s die geweldig interessante dingen te vertellen hebben? Omdat hij mijn broer is. Ik heb die aandacht nooit opgezocht, maar ik ben me er wel van bewust dat ik meegezogen word in zijn slipstream. Daarom waak ik erover dat het, als ik praat, uitsluitend over mijn expertise gaat. Met dit soort interviews ga ik uiterst spaarzaam om. Ook omdat ik een bloedhekel heb aan levensgoeroes die allerlei wijsheden op de mensheid loslaten. Begrijp me niet verkeerd: de kwaliteit van de journalistiek is er alleen op vooruitgegaan in de loop der decennia. Je moet maar af en toe een krant van twintig jaar geleden openslaan om dat te beseffen. Maar kranten zouden toch de helft dunner kunnen? Human interest, brrr. Dat is de ziekte van de journalistiek vandaag.”

Toch nog even een wijsheid, graag. U discussieert met een van uw beste vrienden graag over de waarheid, vertelde u ons eerder. Hebt u ze al gevonden?

(enthousiast) “Die vriend is geneticus, een positieve wetenschapper dus. Dat is boeiend, want hij brengt zijn dagen al testend door, steeds op zoek naar empirische bewijzen. Ik daarentegen moet de waarheid construeren. Ik baseer me op bronnen, tweedehandsinformatie. Wat is dan de waarheid? Dat niets simpel is, dat is de waarheid. Niets is zwart-wit. De waarheid is nuance.

“Kijk, zulke gesprekken voeren wij dan in de Ardennen bij het ontbijt en ’s avonds gaat het dan weer van ‘chachacha’.”

Hij steekt de handen in de lucht en heupwiegt op zijn stoel. “Fantastisch toch?”