Direct naar artikelinhoud
InterviewTine Van den Brande

‘Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik niet geschikt ben om samen te wonen’

Tine Van den Brande.Beeld Humo / Johan Jacobs

In een vorig leven was Tine Van den Brande actrice en presentatrice. We hebben haar in alle hoedanigheden ontmoet, maar nooit hadden we vermoed dat ze nog één van de gezichten van Groen zou worden. ‘Het voelde echt aan als thuiskomen.’

In een vorig leven was Van den Brande vooral bekend als actrice, onder meer in ‘Flikken’ en ‘Windkracht 10', en presentatrice van ‘Temptation Island’. Vandaag zit Van den Brande met haar neus in de dikke dossiers ter voorbereiding van haar eerste jaar als Vlaams Parlementslid. In het parlement kunnen we vandaag helaas niet terecht: de airco wordt hersteld.

Van den Brande: “Maar ik ben wel al aan het werk, hoor. Ik probeer me goed voor te bereiden op de start. Ik zal het milieu- en klimaatbeleid volgen, net als in de Mechelse gemeenteraad, en daarnaast focus ik me op media, vanwege mijn verleden daarin, en toerisme en onroerend erfgoed, een terrein waar ik me de laatste jaren al wat heb in verdiept.”

Ik heb inderdaad begrepen dat je de voorbije jaren audiogidsen en rondleidingen samenstelde voor toeristische sites en musea. Hoe ben je daartoe gekomen?

Van den Brande: “Ik las af en toe al audiogidsen in en daar ben ik op teruggevallen toen mijn parcours binnen de media ten einde was gekomen.”

En hoe kwam dat?

Van den Brande: “Stoppen met acteren was mijn eigen beslissing: ik kreeg op den duur bijna alleen maar rollen in politieseries aangeboden, en ik was dat beu. Dat ik ben gestopt met programma’s te presenteren, was niet echt mijn keuze. Nadat ik in Mechelen als onafhankelijke voor de sp.a in de gemeenteraad ben gaan zetelen, kreeg ik plots geen aanbiedingen meer. Van de VRT is bekend dat ze niet werken met mensen met een politieke kleur, maar dat dat ook bij VTM zo was, wist ik niet. Productiehuizen hebben nog tot twee keer toe geprobeerd om een programma met me op te starten, maar tevergeefs.”

Dat was te verwachten.

Van den Brande: “Ik heb ook getwijfeld. Ik was bang om mijn broodwinning te verliezen. Maar de mensen binnen de sp.a die me overhaald hebben om in de gemeentepolitiek te stappen, gingen ervan uit dat lokaal engagement perfect te combineren viel met mijn werk in de media.”

Had je spijt toen dat fijne inkomen toch wegviel?

Van den Brande: “Het was natuurlijk wel een schok, maar eigenlijk was ik uitgekeken op mijn tv-werk. Ik hunkerde al langer naar meer inhoud. Ik had er vrede mee dat de beslissing om ermee te stoppen toen min of meer voor mij genomen is. Ik vind er wel iets op, dacht ik. Ik was vertrouwd met het inlezen en maken van reportages, was altijd al een fervent cultuurliefhebber, verdiepte me in online cursussen kunstgeschiedenis, en, voilà, de stap was gezet.”

Hoe voelde je je in de politiek?

Van den Brande: “Als een alien, in eerste instantie. Decreten, verordeningen, amendementen… Ik hoorde het in Keulen donderen. Ook de warme omgang die ik kende uit de mediawereld ontbrak. Opeens zat ik in een wereld waarin iedereen serieus is, zijn eigen agenda heeft en waarin maar zelden gelachen werd onder elkaar, en des te meer mét elkaar.

“Politiek is ook een stiel. Ik heb er een tijd over gedaan voor ik doorhad hoe je vanuit de oppositie ideeën kunt doorgevoerd krijgen. Dat is niet zo simpel, want de meerderheid geeft natuurlijk niet graag toe dat de oppositie een goed plan heeft.”

Deed je in het begin dingen verkeerd?

Van den Brande: “Neen en ja, want ik deed helemaal níks. Ik keek alleen maar: hoe werkt dat hier? Wie vangt bot en wie vangt af en toe een kleine vis? Ik had al snel door dat je moest uitgaan van het bestuursakkoord. Ik focuste op de punten in het akkoord die ik het belangrijkste vond en probeerde die naar voor te schuiven, en deed extra voorstellen waar de meerderheid niet aan had gedacht. Ik bouwde voort op de plannen waarvoor ze zelf de fundamenten hadden gelegd, en daardoor werden mijn aanvullingen moeilijker te weigeren.”

Sluw.

Van den Brande: “Ik was ook al jaren actief in de natuurbeweging en haalde de mosterd bij geëngageerde burgers naar wie ik goed luisterde. En dat viel Groen al snel op, ook omdat ik vaak de groene kaart trok. Kristof Calvo toonde al snel interesse, en ook andere groene gemeenteraadsleden zeiden me na vergaderingen vaak: ‘Jij past beter bij ons dan bij de sp.a.’ Ik hoorde het zelfs van andere partijen: ‘Waarom zit die Van den Brande niet bij Groen?’ Ik zetelde uiteindelijk bijna de volle zes jaar als onafhankelijke in de sp.a-fractie.”

En toen je de stiel kende, ben je naar Groen overgestapt.

Van den Brande: “Nee, zo is het niet gegaan. Ik vond het echt een heel moeilijke beslissing. Bij een viertal leden van de sp.a-fractie in Mechelen, onder wie ook Bert Delanoeije (die mee de overstap maakte naar Groen, red.), leefde al langer de drang om de partij een klimaat- en milieuvriendelijk imago te geven. Binnen de partij waren de meningen over die switch verdeeld, en onze plannen werden nooit ingeschreven in de campagnes. Er heerste, misschien ook wel terecht, de vrees dat die plannen enkel op Groen zouden afstralen. Mensen weten niet altijd precies wie wat heeft voorgesteld in de gemeenteraad. Maar los daarvan zijn Bert en ik al ons hele leven klimaat- en natuuractivisten, en we hebben ons hart gevolgd.”

Heeft Kristof Calvo je niet moeten overtuigen om de sp.a te verlaten?

Van den Brande: “Hij heeft me niks beloofd, als je dat bedoelt: geen bijzonder goede plaats op de lijst en ook geen schepenambt. Bert en ik hebben wel inhoudelijke voorwaarden gesteld, punten die in het coalitieakkoord moesten worden opgenomen en die – of we nu verkozen zouden worden of niet – sowieso uitgevoerd moesten worden. Kristof en burgemeester Bart Somers hebben ons toen hun woord gegeven, en ze hebben zich daar ook aan gehouden.”

De politiek geniet momenteel weinig vertrouwen bij de mensen. Politici die eerst A en vervolgens B zeggen, maken het er niet beter op.

Van den Brande: “Ik zeg nog steeds hetzelfde, hoor. Mijn ideologie is niet veranderd. Ik zetelde ook als onafhankelijke bij de sp.a, ik heb nooit een lidkaart van de partij gehad en sprak altijd uit eigen naam.”

Was dat niet omdat je de deur naar de televisiewereld wilde openhouden?

Van den Brande: “O, nee! Zo berekend ben ik helemaal niet.”

Van Groen heb je nu wel een partijkaart.

Van den Brande: “Ja, omdat ik daar alleen maar mensen ontmoette met hetzelfde wereldbeeld en dezelfde hoop en dromen als ik. Het voelde echt als thuiskomen.

‘Toen ik in de politiek ging, kwam ik terecht in een wereld waarin iedereen serieus is, zijn ­eigen ­agenda heeft en waarin maar zelden ge­lachen werd onder elkaar, en des te meer mét elkaar.’Beeld Humo / Johan Jacobs

“Dat gevoel heb ik maar twee keer in mijn leven gehad: nu bij Groen en toen ik arriveerde op de theaterschool. Ik zal het nooit vergeten: ik was eindelijk ontsnapt aan alle toestanden thuis, en omringd door mensen die wildvreemd waren, maar toch heel vertrouwd aanvoelden. Toen ik als 18-jarige arriveerde op Studio Herman Teirlinck vanuit een toch wat ontwricht gezin, was ik uitgeput en moe gestreden. Ik vond het leven zwaar en moeilijk. Het voelde echt aan als een gevecht. Maar op de theaterschool werd het leven ineens een spel, alles was plezant en open. De opleiding stond bekend als zwaar en moeilijk om door te komen, maar ik voelde me in het begin alleen maar opgelucht, en begon me te ontspannen.”

Doelloos zwemmen

Je had thuis al jong de boodschap gekregen: zorg voor jezelf.

Van den Brande: “Dat was nooit hun intentie natuurlijk, maar door omstandigheden kwam het daar wel op neer. Ik deed dat als kind ook gewoon, want ik wist niet beter. Mijn moeder was een bijzonder warm en empatisch persoon, maar ze worstelde met het leven, waardoor mijn broer, zussen en ik veelal voor elkaar en voor onszelf zorgden. Mijn vader was de kostwinner, maar hij was vaak afwezig.

“Ik schaamde me voor onze gezinssituatie en probeerde dingen verborgen te houden: het oorlogsverleden van mijn vader, het drankprobleem en de depressies van mijn moeder, de manier waarop wij leefden, het vuile huis, de ruzies... Voor de buitenwereld was ik een blij kind. Ik vond mijn weg ook gemakkelijk en ik was sterk. Ik kon heel hard lopen en heel verbeten vechten als het moest.”

Heb jij gevóchten vroeger?

Van den Brande: “Helaas wel, en dikwijls! Kinderen die mijn kleine zus pestten omwille van afgedragen kleren, verkocht ik keiharde schoppen. Ik weet nog dat ik mijn buurjongen Jean-Pierre tegen de grond heb gemept omdat hij een kikker wilde opblazen. Ik zie hem nog opstaan, het bloed van zijn gezicht vegen en mij aankijken met een blik van: oké, begrepen. Maar we zijn altijd vrienden gebleven, hoor, en hij is nog dierenarts geworden ook (lacht).”

Je vader nam zijn verantwoordelijkheid toch wel?

Van den Brande: “Mijn ouders hebben zich uiteindelijk uit de armoede kunnen werken door vele jobs te combineren. Mijn vader was verkoper, maar we runden met het gezin ook een hondenkennel. Tegen dat ik 14 was, ging alles enigszins beter, maar als jonge kinderen waren we zeer vaak getuige van moeilijkheden en ruzies over geld.”

Je hebt daar een heilige schrik voor financiële putten aan overgehouden.

Van den Brande: “Ja. Dat heeft me heel lang parten gespeeld. Het was ook heel verwarrend om uit die armoede te komen en dan, na een jaar bij het NTGent, op mijn 20ste per toeval in de televisiewereld te belanden, waar iedereen, toen toch, sloten geld verdiende. Ik weet nog dat ik met mijn allereerste contract, voor Commissaris Roos op VTM, meer verdiende dan mijn vader en moeder sámen, terwijl zij van dat geld vier kinderen hadden moeten grootbrengen. Ik wist eigenlijk niet goed wat ik moest met al dat geld, want ik had nooit geld gehad.

“Om mijn opleiding aan Studio Herman Teirlinck te bekostigen, luttele jaren daarvoor, had ik drie volle nachten per week in een pitatent gewerkt. Ik wist te overleven met amper iets. Ik had ook geen dromen om te verwezenlijken. Dat ik me amuseerde en meer dan ooit kon ontspannen, was al heel wat. Ik heb later weleens gedacht dat het mijn drijfveer is geworden: zorgen dat er geld binnenkwam om de angst om zonder te vallen voor te blijven.”

'Die Humo-cover in het bad met appelen vond ik fantastisch. Die keer toen ik werd ingegraven op het strand heel wat minder. Ik had het koud en zag zo blauw als een smurf.'

Je zegt dat de theaterschool als een oase was voor jou, maar je hebt wel twee keer op het punt gestaan om er te vertrekken.

Van den Brande: “Op het einde van de opleiding vond ik dat ik niet goed presteerde. Ik twijfelde verschrikkelijk veel aan mezelf. Ik heb lang een gevoel gehad van richtingloosheid, en ik vrees dat dat toch te maken had met de manier waarop ik ben opgegroeid. Ik zwem, zwem, zwem, maar ik weet niet waarheen. ‘O, kijk! Daar is een eilandje, daar ga ik eens kijken.’ Zo voelde het leven voor mij aan. Ik leefde niet, ik overleefde.

“Na mijn tijd op de Studio had ik ook het gevoel dat ik helemaal niet kon acteren en dat ik me van opleiding had vergist. Ik heb daarna ook niet lang als theateracteur gewerkt. Het ontstaan van VTM was mijn redding, want plots was er als actrice werk met hopen.”

Spelen op de theaterschool was nieuw voor je, maar je moeder was ook actrice. Zij heeft nog met Luk Perceval bij de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen gespeeld. Ze moet het plezier van spelen toch ook hebben gekend?

Van den Brande: “Wellicht wel. Mijn moeder, Yvonne Mertens, was echt een héél goede actrice. Ik heb het zelf niet meegemaakt omdat ze te vroeg gestopt is, maar van de oudere generatie acteurs heb ik gehoord dat zij als weinig anderen heel zware, dramatische rollen aankon. Ik denk dat spelen voor haar therapeutisch was.”

Heb je er nooit met haar over gesproken?

Van den Brande: “Nee, omdat haar carrière als actrice vrij abrupt werd afgebroken en omdat ze kampte met terugkerende depressies.”

Is acteren voor jou therapeutisch geweest? Je hebt erdoor leren omgaan met je emoties, heb je eens verteld.

Van den Brande: “Echt? Zoals vrijwel iedereen op de theaterschool had ook ik last van blokkades. Van kinderen die vroeg volwassen moeten worden, is geweten dat ze zichzelf ‘uitschakelen’. Maar op die manier raak je op den duur jezelf kwijt: je weet niet meer wie je bent, wat je voelt en óf je nog wel iets voelt. Door te gaan spelen, kwamen die gevoelens terug, en ontdekte ik bijvoorbeeld dat er heel veel woede in mij zat – maar ook liefde.

“Los van die moeilijke jeugdjaren heb ik wel erg goede herinneringen aan het samenzijn met mijn broer en zussen. Ons huurhuisje stond in een groot bos, het was er zalig spelen. We waren arm, maar het was wel een warm nest, waar nooit werd gedreigd met straffen of vernederingen. Het was bijzonder jammer dat mijn moeder kampte met demonen, want verder was ze een uiterst intelligente en integere vrouw.”

Hitlerjugend

Je vader was een heel ander type: hij was een extreme Vlaams-nationalist die jou als kind naar het Vlaams Nationaal Jeugdverbond stuurde. Je hebt veel met hem gediscussieerd, maar je hebt hem nooit van jouw progressieve ideeën kunnen overtuigen.

Van den Brande: “O, God, nee! Daar was geen beginnen aan (lacht). Als kinderen kenden wij aanvankelijk enkel zijn haat jegens de Belgische staat.

“Mijn vader was 15 toen het Duitse leger in mei 1940 ons land binnenviel, en hij in de ban geraakte van het nationaalsocialisme. Hij was toen al flamingant, kwam uit een arm gezin uit de Seefhoek, en ging maar tot zijn 14de naar school, hoewel hij heel pienter was. Zijn vader was nog een overtuigd socialist in het begin van de oorlog en een grondlegger van één van de eerste socialistische vakbondsbewegingen. Onder invloed van Hendrik de Man heeft een deel van de socialisten de kant van de bezetter gekozen, en mijn vader heeft mijn grootvader er toen van overtuigd om dat ook te doen. Hij geloofde steevast in de boodschap van De Man over de sociale rechtvaardigheid die het nationaalsocialisme met zich zou meebrengen. Mijn vader was te jong om bij de SS aan te sluiten en ging bij de Hitlerjugend. Hij zei later dat de Duitsers hem een droom gaven om voor te leven, iets dat hij in de Seefhoek niet vond. Hij is nooit aan het front geweest, maar is helaas voor de rest van zijn leven overtuigd gebleven van dat gedachtegoed, daar was geen discussie over mogelijk. Tot op zijn sterfbed. Een onuitwisbaar beeld: mijn vader en zijn gelijkgezinde vrienden, vaak een heel stuk jonger dan hij, die rond zijn bed staan te drinken en liederen te zingen.

“Ik moest heel erg aan hem denken toen ik hoorde dat Liesbeth Homans met de Vlaamse regering niet voor die Belgische ‘vod’ wilde poseren. Zo sprak mijn vader ook over de Belgische vlag: als een vod.”

Kristof Calvo zei al vaak dat hij vooral onder de indruk was van jouw volharding in de gemeenteraad. Heb jij je koppigheid van je vader geërfd?

Van den Brande: “Ik ben koppig, dat is zeker. En als ik ergens van overtuigd ben, zal ik er met hart en ziel voor gaan. Zoals mijn vader dus, inderdaad.

“Nadat ik was verkozen, kreeg ik een bericht van mijn leraar Nederlands: ‘Weet je nog de keer dat je die taalwedstrijd won met het gedicht ‘De zee’? Daarin klaagt de zee dat ze zo vervuild was en vraagt ze: ‘Wat doen jullie toch met mij?’ Toen al was je een wereldverbeteraar.’ Mijn liefde en bezorgdheid voor de natuur zat er al van jongs af aan in. Misschien is het omdat als kind het bos mijn toevluchtsoord was.”

Testament al klaar

Je bent verhuisd van het Zennegat, een natuurgebied in de Mechelse stadsrand, naar een veel kleiner huis in het centrum. Je vond dat je zelf het goede voorbeeld moest geven, als je wilt prediken dat we met z’n allen kleiner en dichter bij elkaar moeten gaan wonen. Heb je dat echt puur uit idealisme gedaan?

Van den Brande: “Ik vond inderdaad dat ik eerst zelf eens moest uitzoeken welke meerwaarde de stad biedt alvorens ik mensen een betonstop ga aanpraten. En het bevalt me tot nu toe prima. Maar mijn verhuizing had ook te maken met het feit dat mijn dochter Ava op kot ging, en ik dus makkelijk kleiner kon gaan wonen.”

Had het misschien ook iets te maken met je liefdesleven? Woon je samen met een man?

Van den Brande: “Neen, voor mij enkel nog latrelaties. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik niet geschikt ben om samen te wonen. Ik heb mijn eigen stek nodig om mijn focus niet te verliezen. Ik neig altijd in functie van de ander te denken en te dromen, en dan verlies ik mijn eigen doelen uit het oog.

“Ik wilde echt tabula rasa maken en me eindelijk eens focussen op Tine Van den Brande en wat zíj nog allemaal met haar leven wil en kan.”

En je gezondheid, hoe gaat het daarmee? Ben je na je niertransplantatie van dertien jaar geleden weer volledig de oude geworden?

Van den Brande: “Gelukkig wel. De chirurg die de nier bij mijn broer verwijderd heeft, had ons ook gezegd dat het ‘een formule 1-nier’ was – een bijzonder geluk. Het was niet goed met mij afgelopen als mijn broer niet toevallig even voor zijn werk uit India was teruggekomen. Hij zag hoe slecht ik eraan toe was en is meteen gaan uitzoeken of zijn nier in aanmerking kwam voor een transplantatie. Ik dacht op een bepaald moment echt dat ik het niet ging halen, en ik lag naar het einde toe veertien uur per dag aan de dialyse. Dat was heel heftig, het putte mij vreselijk uit. Ik voelde me verplicht om stil te staan bij wat er met Ava moest gebeuren als ik er niet meer zou zijn. Ik wilde dat naast haar vader ook een moederfiguur zich over haar zou ontfermen. Ik heb een testament gemaakt… Mijn broer heeft mijn leven gered, dat weet ik zeker.”

Zou je hetzelfde voor hem hebben gedaan?

Van den Brande: “Nu zeg ik ‘absoluut’, maar eigenlijk weet je dat soort zaken pas echt zeker als de situatie zich voordoet. Dat is hoe ik leef: ik ga de dingen aan als ze op mijn pad komen.

“Er sterven nog elk jaar mensen die niet tijdig een orgaan krijgen. Ik ben sinds jaren meter van het Fonds kind en Orgaantransplantatie van de KU Leuven, dat opgericht is door professor Rita Van Damme-Lombaerts. We werven fondsen voor gezinnen met kinderen met orgaanziektes en voor wetenschappelijk onderzoek. In Mechelen zorgde ik via de gemeenteraad voor de eerste stappen in de vereenvoudiging van de registratie voor orgaandonatie na overlijden. Dat soort zaken doe ik steeds in naam van mijn broer.”

Moet je nog opletten voor bepaalde zaken?

Van den Brande: “Ja. Het gaat heel goed met me, maar ik moet sinds mijn operatie wel elke dag medicatie nemen tegen afstoting, en die onderdrukt mijn immuniteit. Ik moet erg opletten voor infecties: mensen met een verkoudheid moet ik zoveel mogelijk mijden, en in de winter heb ik altijd ontsmettingsgel bij me. Als parlementslid krijg ik een treinabonnement voor eerste klas. Mijn eerste reactie was: ‘Waarvoor is die eerste klas nodig?’ Maar daarna dacht ik: als ik in de winter dagelijks tussen de niezende mensen naar Brussel moet, ben ik voortdurend ziek. Misschien is het dan toch wel interessant om in een minder volle eersteklaswagon te zitten. Zo calculeer ik mijn zwakkere weerstand voortdurend in in mijn leven.

“Anderhalf jaar geleden ging ik door een periode waarin ik infectie na infectie opliep, en op een gegeven moment voelde ik dat er iets essentieels fout was. Ik ben naar het ziekenhuis gegaan en daar bleek dat ik een bloedvergiftiging had opgelopen. Omdat ik er zo snel bij was, ben ik daar vlot van hersteld, maar het heeft mij wel aan het denken gezet: ‘Tine, je bent kwetsbaar en er is een kans dat het toch een keer misloopt. Concentreer je enkel nog op de dingen die je écht belangrijk vindt, die je écht nog wil verwezenlijken, en ga daar resoluut voor.”

Je noemde jezelf al vaak een overlever. Wat bedoel je daar precies mee?

Van den Brande: “Ik denk dat ik instinctief altijd ergens kansen in zie, en wanneer zich een kans voordoet, focus ik op de mogelijkheden, en niet op wat er allemaal zou kunnen misgaan.”

Dat instinct voerde je wel langs een merkwaardig en kronkelend pad.

Van den Brande: “Dat is waar. Ik was een beetje stuurloos, een vooropgesteld plan had ik nooit echt gehad, vandaar dat ik af en toe even ontspoord ben. Het heeft me minder goeie keuzes doen maken in het leven, zoals realityshows presenteren.

“Los daarvan heb ik wel steeds verantwoordelijkheid gedragen voor mijn familie en vrienden als ze in nood verkeerden, vaak ook financieel. Geld is in mijn volwassen leven gelukkig nooit nog een zorg geweest, maar ik weet wel dat ik geluk heb gehad. In Mechelen strijden we elke dag voor een halvering van de kinderarmoede, een uiterst moeilijke taak.

“De impulsieve keuze om zes jaar geleden in de politiek te stappen, heeft me toch voor een groot stuk veranderd. Sindsdien is mijn kijk op de wereld veel opbouwender.”

Wat wil je de komende jaren eigenlijk bereiken in Vlaanderen en Mechelen? Je vond het huwelijk in Mechelen tussen Groen en Open Vld aanvankelijk slecht, maar je had er geen bezwaar tegen dat beide partijen er samen naar de kiezer trokken.

Van den Brande: “Toen ik net verkozen was in 2012, leek me dat inderdaad niet de beste combinatie, maar toen had ik nog geen besef van wat politiek inhoudt. De jaren nadien zag ik dat het toch werkte voor Mechelen, en dat vind ik nog steeds.

“We werken in Mechelen nu dagelijks aan ons plan van een nationaal park. Een stevige groene gordel rond de stad moet alle natuurgebieden rond de stad verbinden en uitbreiden met groene corridors tot in het centrum. Dat zal de stad bij hittegolven koeler houden en onze precaire watervoorraden helpen vasthouden. Dat is zo belangrijk, want de temperaturen zullen blijven stijgen en steden zullen ongelofelijk heet worden.

“Toen ik las dat de totale oppervlakte van privétuinen groter is dan die van de natuurgebieden, dacht ik: waarom vragen we de Mechelaren niet om een boom te planten, met steun van de stad? Zo ontstond het project ‘Boom zoekt grond’. In twee maanden hebben al ruim honderdvijftig Mechelaren intussen duizend bomen besteld. De klimaatveranderingen zijn complex en met technologie alleen gaan we het niet redden. Er is samenwerking nodig, ook met de burgers.

“Ruimte voor natuur, behoud van bossen en het massaal aanplanten van nieuwe bomen zijn dingen waarvoor ik ook op Vlaams niveau wil strijden, naast de noodzakelijke klimaatmaatregelen. Het zijn concrete, realiseerbare vormen van ecologie. Ik hoop echt dat ik daar goed in zal zijn. Ik ben blij dat ik eindelijk een droom heb: de wereld verbeteren. Voor sommigen klinkt dat misschien naïef, maar dat vind ik dus níét. Ik ga dat proberen.”

©Humo