75 jaar geleden: de ultieme reddingsoperatie voor 600 Joodse kinderen in België

In de laatste dagen van de Duitse bezetting tijdens WO II probeert de SS nog de zowat 600 Joodse kinderen te deporteren die in speciale tehuizen in België verblijven. Door een snel optreden van het Joods Verdedigingscomité worden de kinderen gered. 

Dit is een bijdrage van Laurence Schram en Dorien Styven. Laurence Schram is senior researcher in het documentatiecentrum van Kazerne Dossin in Mechelen. Ze is gespecialiseerd in de geschiedenis van de vervolging van Joden en  zigeuners in België en Noord-Frankrijk en van de transporten naar Auschwitz.  Dorien Styven  is archivaris en wetenschappelijk medewerkster bij Kazerne Dossin. Haar onderzoek spitst zich toe op de onderduik en de werking van het Joods Verdedigingscomite. Alle verhalen over de transporten vanuit de de Kazerne Dossin vindt u hier

Augustus 1944: de bevrijding van België is nabij. Honderden Joodse kinderen bevinden zich in officiële tehuizen van de Jodenvereniging in België (JVB), opgericht op 25 november 1941 door de bezetter. Deze vereniging moet, onder controle van de nazi’s, de emigratie van Joden bevorderen, het Joodse onderwijs organiseren en algemene sociale bijstand verlenen.

Onder die taken valt ook het beheer van de weeshuizen in de Brusselse Patriottenstraat en de Antwerpse Lange Leemstraat, de tehuizen in Wezembeek-Oppem, Linkebeek en Aische-en-Refail, en de kinderkribbes in Ukkel en Etterbeek.

Volgens Salomon Van den Berg, hoofd van de Brusselse afdeling van de JVB, verblijven er in augustus 1944 ongeveer 600 Joodse kinderen in deze instellingen. Elk instituut moet tijdens de bezetting regelmatig lijsten van hun Joodse personeel en bewoners aan de Duitse Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst (Sipo-SD) leveren. 

Bewoners van het kindertehuis La-Bas in Aische-en-Refail (provincie Namen). in 1944. (Kazerne Dossin - Fonds Spinat-Toledano). Foto bovenaan:  kinderen van het Joodse tehuis in Wezembeek-Oppem tijdens een wandeling met directrice Marie Albert in 1942. (Kazerne Dossin - Fonds M. Abranowicz)

Omwille van de snelle opmars van de geallieerden en de militaire tegenslagen van het Derde Rijk, plannen de nazi's de versnelde liquidatie van de Joodse bevolking in België, of althans van de Joden die in de legaliteit zijn gebleven.

Eind augustus 1944 arriveert Anton Burger, de speciale gezant van Adolf Eichmann, in Brussel. Hij werd in juli 1942 al uitgezonden om de Endlösung in ons land te organiseren en keert nu terug om zijn werk te voltooien.

Burger runde eerder het concentratiekamp Theresienstadt alvorens hij eerder in 1944 aan het hoofd stond van de anti-Joodse afdeling van de Sipo-SD in Athene, met dramatische gevolgen voor de Joods-Griekse gemeenschap. 

Bewoners van het tehuis in Wezembeek-Oppem oefenen voor een feest in 1943. Op hun uniform dragen ze de (voor Joden verplichte) gele ster.  (Fonds Goldberg)

Salomon Van den Berg schrijft over de terugkeer van Burger in zijn dagboek:

"Gisteren werd de opperrabbijn met zijn familie gearresteerd door de Gestapo, en ik kreeg een ernstige waarschuwing van een oudere personaliteit om op te passen en niet meer thuis te slapen, wat we sindsdien niet meer hebben gedaan. Wij maken ons echter grote zorgen, omdat de heer Brugen [Burger] hier niet voor niets is gekomen. Hij is net terug uit Athene, waar hij, zegt hij, in acht dagen tijd 5.000 Joden heeft weten bijeen te brengen en hij zou hier hetzelfde willen doen als een laatste klap om in stijl af te ronden, zonder twijfel.”

Salomon Van den Berg in het tehuis in Wezembeek-Oppem ter gelegenheid van de Bar Mitswa-viering van vier van de jongens in 1943 (Fonds Goldberg).

Het gevaar dreigt al voortdurend voor de Joodse gemeenschap, maar neemt nu nog verder toe. Onder druk van het Joods Verdedigingscomité (JVC) beslissen de leiders van de JVB om alle activiteiten op te schorten en de tehuizen te evacueren.

Het JVC is als onderduiknetwerk sinds september 1942 actief en verstopt al zo’n 2.000 à 2.500 Joodse kinderen. Meerdere kopstukken van de JVB spelen tegelijk ook een prominente rol in het JVC. Het verzetsnetwerk stelt zijn medewerkers en onderduikplaatsen ter beschikking om de kinderen uit de tehuizen te verbergen. Ook het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (de voorloper van Kind en Gezin) onder leiding van Yvonne Nevejean, neemt actief deel aan de reddingsoperatie. 

Yvonne Nevejean, de directrice van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn. Gedurende de hele Duitse bezetting hielp ze bij de redding van zowat 4000 Joodse kinderen. Daardoor kreeg ze de vermelding "Rechtvaardige onder de Volkeren".  (Fonds A. Geulen)

Om de evacuatie op gang te trekken organiseert de JVB in augustus 1944 een vergadering in Brussel. Maurice Benzen, administratief hoofd van het tehuis in Antwerpen dat eind 1943 verhuisde naar Lasne, getuigt:

“De directeurs van de tehuizen werden samengeroepen […] Mijn vrouw is in mijn plaats gegaan. […] Om 20 uur werd hen gezegd dat de tehuizen onmiddellijk geëvacueerd moesten worden, omdat de [Sipo-SD] binnen 48 uur een razzia zou uitvoeren. Mijn vrouw […] is thuisgekomen met de laatste tram. Het was te laat om dan nog te vertrekken met de kinderen [...] Mijn vrouw […] heeft daarom aangeklopt bij de zusters van Saint-Lucas en heeft de zaak uitgelegd aan moeder-overste. Deze zuster Marie-Louise liet toe dat de kinderen de nacht bij haar doorbrachten. De volgende ochtend om 6 uur ben ik met de meisjes van het tehuis naar een instelling voor gehandicapten in Rixensart gegaan. De jongens zijn vertrokken met mevrouw Rothschild, ik denk naar het chateau in Dongelberg.”

Leden van het  Joodsch Verdedigingskomiteit in december 1944. Uiterst rechts zit de filosoof Chaim Perelman, een van de bekendste leden.  (Joods Museum van België)

In de andere JVB-tehuizen spelen zich gelijkaardige taferelen af. Marie Albert, directrice van het tehuis in Wezembeek-Oppem, vertelt over de dag van de evacuatie:

“De kinderen droegen op hun jassen nog de gele ster. Het personeel heeft die deels losgetornd. Vervolgens zijn de kinderen vertrokken met de ster. In één zak hadden ze boterhammen, in de andere een grote zakdoek. […] Ze moesten zoals gewoonlijk in de rij al zingend op wandeling vertrekken. Alsof alles bij het normale was. Ze namen de tram naar Stokkel en, eens uit het zicht, moesten ze de ster afrukken, verder zingen en naar de kloosters in Herent en Heverlee gaan, jongens en meisjes apart.” 

De kinderen worden net op tijd verspreid, want de ultieme razzia staat gepland voor 28 augustus. De jongens en meisjes komen op de meest uiteenlopende locaties terecht. Dit kunnen scholen zijn, kloosters, tuberculose- of vakantiekolonies, sanatoria, niet-Joodse gezinnen… Sarah Cohen, toen 14 jaar oud, getuigt:

“We waren met 31 meisjes [uit Lasne]. Niemand, behalve de moeder-overste, wist dat we Joods waren. We waren gekleed zoals de andere bewoners [van het sanatorium]. De zusters dachten dat we debielen waren.”

Joodse kinderen en hun verzorgers in de tuin van de VJB-crèche in Ukkel, 1943-1944. - Fonds A. Geulen

Adolphe Bader, toen 13 jaar, uit het tehuis van Wezembeek-Oppem, vertelt verder:

“De vlucht werd plotseling aangekondigd. We kregen valse namen en een geboorteplaats, noemden elkaar alleen bij die nieuwe naam. We gingen naar een klooster in Leuven. [...] Ze probeerden ons te integreren, ons te dwingen te bidden met al de anderen, naar de kapel te gaan en te zingen. [...] Ten tijde van de bevrijding zaten we in een kelder, liggend op houten planken. We hoorden schoten. Op een dag, rond het middaguur, kregen we te horen dat we waren bevrijd.”

Binnen 24 tot 48 uur is voor alle kinderen uit de Joodse tehuizen een onderduikplaats gevonden. De snelle evacuatie en het constante gevoel van dreiging laten op heel wat van de jongens en meisjes een onuitwisbare indruk na.

Dankzij de reddingsoperatie en door de snelle opmars van de geallieerden overleven zij allen de oorlog. Pas na de bevrijding van Brussel en Antwerpen begin september 1944 begint echter hun eigenlijke strijd: Waar is hun familie? Zullen zij hun ouders nog ooit terug zien?

Sommigen hebben geluk, anderen zullen de rest van hun jeugd doorbrengen in de Joodse tehuizen die hun werk ook na de bevrijding verderzetten. 

Links: kleuters in de slaapzaal van de JVB-crèche in Ukkel, 1943-1944 (Kazerne Dossin - Fonds A. Geulen)  Rechts : enkele Joodse oorslogswezen met begeleider Ziegi Hirsch nabij het tehuis van Lasne in 1946 (Kazerne Dossin - Fonds M. Skala)

Meest gelezen