Kamer vervroegd samen voor debat over Reynders (maar N-VA wil niet meer)

Els Van Hoof, voorzitter van de commissie Buitenlandse Zaken© Belga

De commissie Buitenlandse Zaken van het federaal parlement komt dan toch vervroegd bijeen om de voordracht van Didier Reynders (MR) als Eurocommissaris te bespreken. CDH en PS hadden daar om gevraagd.

pvm, wle

Els Van Hoof (CD&V), voorzitter van de commissie voelt echter maar weinig voor de zitting. Volgens haar zijn het vijgen na Pasen, en zal de voordracht toch niet meer worden teruggedraaid.

N-VA liet eerder op de dag al weten dat het geen voorstander was van een vervroegde bijeenkomst. Volgens de partij zou zo’n debat ‘toch geen impact meer hebben op de beslissing’.‘De N-VA bedankt vriendelijk voor het ‘parlementaire schaamlapje’ om nu een commissie Buitenlandse Zaken bijeen te roepen, die toch geen impact meer kan hebben op de beslissing’, zegt N-VA-fractieleider Peter De Roover in een persbericht.

De N-VA drong er naar eigen zeggen al weken op aan om het parlement te betrekken bij de besluitvorming voor de aanstelling van een Belgische EU-commissaris. ‘De restregering, blijkbaar in outplacementmodus, koos echter voor de politiek van voldongen feiten door op eigen houtje te beslissen. Ze hield daarbij geen rekening met de vraag van meerdere partijen om het parlement te betrekken in de besluitvorming over de kandidatuurstelling van een Belgische EU-commissaris. De N-VA vond het een zaak van democratisch fatsoen dat de restregering het parlement tijdig in dat proces zou betrekken. Dat had zin tot en met het ogenblik waarop de formele kandidatuurstelling verstuurd zou worden, dus tot en met het voorbije weekeinde.’

Afgelopen zaterdag nam de regering echter de beslissing om Didier Reynders voor te dragen. ‘Nadat de beslissing gevallen is toch nog de commissie Buitenlandse Zaken samenroepen om kennis te nemen van een voldongen feit is zinloos, en zelfs eerder vernederend’, vindt N-VA-fractievoorzitter Peter De Roover. ‘Nu de commissie Buitenlandse Zaken misbruiken om toch nog een schijn van parlementaire betrokkenheid te suggereren, daar bedanken we dan ook weer voor.’