Direct naar artikelinhoud
Klimaat

‘Het slijk voerde alsmaar grotere rotsblokken mee. Die tuimelden niet, ze dréven op de grijze stroom’

‘Het slijk voerde alsmaar grotere rotsblokken mee. Die tuimelden niet, ze dréven op de grijze stroom’

De klimaatopwarming doet niet alleen gletsjers smelten, ze ontdooit ook de permafrost, het tienduizend jaar oude ijs in de ondergrond. Dat maakt de bergbodem week en veroorzaakt grondverschuivingen, waardoor rotsen uiteenscheuren en stukken bergwand omlaag tuimelen. Zo brak in het Zwitserse Bondo in 2017 een kolossale bergwand af. Er volgde een enorme slijklawine, acht bergwandelaars kwamen om en het dorp bleef meer dan twee maanden ontruimd.

Op zondag 11 augustus was er nog een modderlawine in het kanton Wallis:

Vijfde dag van de hittegolf. De lokale krant heeft de gepaste clichés: handelaars in airco en plonsbadjes spreken over hun steile verkoop en de lachende arbeider van de diepvriesfabriek toont een thermometer onder nul.

Ik ben onderweg naar het zuiden van Zwitserland. Op de trein zoek ik een rijtuig waar de ramen omlaag kunnen. De treinbegeleidster wijst me het fotorijtuig. Een luxecompartiment met zes elektrisch zoemende ramen, zestien Japanse camera’s verdringen zich voor het beste uitzicht.

Er hangt ook een scherm met nieuws en reclame. Het bericht verschijnt dat Theresa May en haar man nu in Zwitserland aan het wandelen zijn. Mevrouw May heeft ‘oog voor het klimaat’, zegt de bron, ‘ze wees erop dat de gletsjers alsmaar meer smelten.’ Een scherp oog heeft die May.

Met al m’n treinverplaatsingen door Zwitserland kom ik op menige plek waar ik als kind al geweest ben. Zoals dit Sankt Moritz, daar was ik op m’n 12de, bij mijn eerste bergvakantie. Nu is het een druk, mondain vakantieoord, in 1965 zat er sleet op die grandeur en waren we daar met de goedkope gezinsvakanties van het CM-ziekenfonds.

Ik had veel Kwik en Flupke gelezen, dus bij de eerste koeien die ik zag, rammelde ik zelf met die halsbel. En uitkijken voor de boer natuurlijk, want aan bellen trekken was ook hier een ongewenst tijdverdrijf. Als reissouvenir koos ik dat jaar geen briefopener maar een dolk die je aan je broeksriem kon dragen. Het stoere mes had als heft een hertenpoot! Een ander ouderpaar vond het onverantwoord dat mijn ouders zoiets gaven aan een kind. Ik voelde me nog meer een held en geheel klaar om dikke boomstammen in hun hart te treffen.

Van Sankt Moritz lift ik richting de Italiaanse grens. Een bestuurder gooit het portier wijd open, haast je, avanti avanti, want hij is als Italiaan natuurlijk midden op de weg gestopt, voor de ganse rij auto’s. Simone is een grensarbeider uit Chiavenna, hij is huisschilder en werkt in Zwitserland, hij pendelt al negentien jaar, elke morgen en avond vijf kwartier rijden. Airco is er niet, we rijden met alle ramen open. Schakelen gaat moeizaam, de auto is van 1997, dit jaar gekocht, 500 euro, en zuinig! In zijn woorden: wenig trinken! Zijn Duits is een botte bijl, vaak blijft hij in de woorden steken. We schakelen over op Italiaans, mijn zinnen struikelen. Hij gaat weldra op verlof naar Sicilië, naar Lampedusa. Voor ik ‘van de bootvluchtelingen?!’ kan zeggen, knikt hij: ‘Jaja, dat eiland van de negers. Mooie stranden en niet duur!’ Als hij hoort dat ik naar Bondo onderweg ben, gaat hij op zoek in zijn smartphone en in een haarspeldbocht toont hij de foto van de verwoestende slijklawine. Bondo! Catastrofo! Het dorp lag op zijn dagelijkse weg, de omleiding duurde weken.

Ik logeer in Promontogno, in Hotel Bregaglia, bouwjaar: 1876, één van de oudste hotels in het kanton Graubünden. Het lawinedorp Bondo ligt vlakbij, het hotel was weken ingenomen door crisisstaf, leger en civiele bescherming. Bondo ligt aan de voet van spitse bergen. De steile flanken maken dat het dorp in de winter drie maanden geen zonlicht krijgt.

’s Avonds zie ik de buren van het hotel een ladder tegen de kersenboom zetten. Of ik enkele versgeplukte kersen mag? Ik krijg mijn handen vol. De boom is 22 jaar oud, geplant op hun huwelijksdag. Marina hoort dat ik van geschiedenis en oude foto’s hou, en ze roept naar het terras: papa, dit is iemand voor u!

Arnoldo is oud-onderwijzer en zowat de archivaris van Bregaglia, de fusiegemeente die vijf Italiaanssprekende dorpen groepeert. Hij is opgetogen dat ik uit België kom. Er zijn zoveel banden tussen deze streek en uw land! Je hebt het Maloja Palace in Maloja, gebouwd door de Belgische graaf Camille de Renesse in 1884, ‘toen het grootste en modernste hotel van de Alpen. Hij wou van Maloja een kuuroord maken zoals Monte Carlo.’ In dat hotel zijn sinds de jaren 50 tienduizenden Belgen op vakantie geweest, eerst alleen Vlaamse CM-meisjes, later ook gezinnen, tot 2006. ‘Nogal wat CM-monitrices zijn met jongens van hier getrouwd.’

‘En jullie koning Albert I kwam hier klimmen in de jaren 30. Hij was toen al in de vijftig, een dappere man!’ De bergbewoners zelf hadden toen nog angst voor de bergen, je kon er alleen maar verongelukken of verdwalen, en je had er nog beren en wolven. Na Alberts dood is op vijf kilometer van hier een bergpiek naar hem vernoemd.

Arnoldo heet Giacometti. Zijn vader was een neef van de beroemde kunstenaar Alberto Giacometti (1901-1966), de beeldenmaker van uitgepuurde figuren als ‘L’homme qui marche’. Alles herleid tot de essentie, mensen en dieren uitgeteerd tot op de graat. Hij woonde in Parijs, maar bracht de wintermaanden door in zijn ouderlijk huis in deze vallei.

Groter dan Cheops

En zo zitten we aan de grote terrastafel. Pater familias Arnoldo in onderhemd, zijn vrouw Eda die kaartspeelt met de kleindochters, en Marina en Lilio van de kersenboom. Het gesprek komt op de ramp van 23 augustus 2017.

Arnoldo: “Bondo had al eerder slijklawines gekend, maar altijd na zwaar onweer, wolkbreuken of dagenlange regen. Veel neerslag maakt ons altijd ongerust. Maar die woensdag was het een staalblauwe hemel toen we ineens nevel zagen opstijgen, ginder boven de bossen.”

Die ‘nevel’ was een stofwolk die in de lucht werd geblazen toen drie miljoen kubieke meter losbrak uit de noordflank van de Piz Cengalo (3.369 meter). Drie miljoen kuub, dat is een steenmassa groter dan de piramide van Cheops. Op de eerste honderd meter steil bergaf had die massa een moordsnelheid van 250 per uur. Acht wandelaars – Zwitsers, Oostenrijkers, Duitsers – werden meegesleurd en zitten nog altijd diep onder de stenen.

Arnoldo Giacometti zag de lawine het dorp binnenstromen. ‘Het slijk voerde alsmaar grotere rotsblokken mee. Die tuimelden niet, ze dréven op de grijze stroom.’

In het dorp waren alle honden intussen fel gaan blaffen, ‘niemand begreep waarom’, maar vanuit een berghut had men de bergbreuk gezien. De lokale politieman kreeg telefoon en die is met loeiende sirene door Bondo gaan rijden.

Marina: “Ik was aan het strijken en toen kwam mama in paniek aangelopen. De Cengalo! De Cengalo komt!”

Arnoldo: “Ik liep naar de bedding van de Bondasca en zag daar een zwarte brij aankomen: stukken weide en aardbodem die door de lawine werden vooruitgestuwd. Daarna kwam een grauwe pap die als deeg uit de rivierbedding rees, met alsmaar grotere rotsblokken. Die rotsen tuimelden niet. Die dréven op die grijze stroom, nooit gezien.”

Steenkolos

Met traag gedruis stremde de stroom stenen tegen de eeuwenoude brug tussen Promontogno en Bondo. Door die ‘dam’ dreigde de lawine af te buigen naar het dorp, ‘en toen is ter plekke beslist om de brug op te geven’. Een grijpkraan beukte ze kapot, de lawinestroom had weer vrije baan. Intussen waren politiemensen, ambulances en helikopters verschenen, Bondo werd geëvacueerd. Hoewel hun huis onbedreigd was, zijn de Giacometti’s ook gevlucht: ‘Overal hoorden we naast de rivieroevers grote dennenbomen knappen, die stroom ging zo woest tekeer, dat maakte ons bang.’

De massa slib en stenen had na de vier kilometer afdaling tot Bondo nog altijd zo’n kracht dat bomen en slijk tot in Chiavenna spoelden, twaalf kilometer verderop.

Toen ze ’s anderendaags terugkwamen, was hun tuin een landingsplek voor helikopters, stond de Zwitserse presidente aan hun deur, en was de parking van Hotel Bregaglia ingenomen door tv-satellietwagens. ‘Maar de journalisten mochten het dorp níét binnen, het bleef te gevaarlijk.’

Zoals een aardbeving naschokken heeft, zo had deze slijklawine ook ‘na-lawines’. Die kolkten over de al aangespoelde steenhopen en zorgden voor een nog bredere stroom van vernieling. In de nacht van 25 augustus moesten inwoners van een nabijgelegen gehucht met helikopters uit hun huis worden gered. Een grijpkraanmachinist kon nog net vluchten, de stroom stenen sloeg zijn cabine stuk. ‘Die nacht zijn rotsblokken zo groot als een huis omlaag gekomen, niemand begreep hoe dat kon.’ Arnoldo toont een foto: een gemeentewerkman bij zo’n rots, een lilliputter onder een steenreus.

De avond wordt laat, ieder gaat slapen. Door de halfopen kamerluiken hoor ik de Bondasca, een ruisen en stromen als van een stortbui. Rivieren spreken altijd luidop met een berg.

Zwavel en hars

De brug en rijbaan tussen Promontogno en Bondo zijn weg, ik wandel over de hoge hangbrug met de stalen kabels. De Bondascarivier loopt in een nieuwe kloof, de lawine heeft oevers opgeworpen tot twintig meter hoog. Bij de hangbrug staat het alarmapparaat, het verlengstuk van een uitgebreid veiligheidssysteem. Op de Cengalo zit immers nog 3 miljoen kubieke meter instabiele bergwand en dalwaarts liggen nog stapels labiele steenslag, sommige 40 meter hoog. Daarom zijn er camera’s die de bergwanden en de steenslag observeren, is er een georadar die rotsverschuivingen tot op de millimeter registreert, zijn er laserscanners die naar seismische schokken speuren en is er apparatuur die de smeltende permafrost controleert.

Als er lawinegevaar dreigt, zijn er voor de inwoners van Bondo drie alarmfases. In fase één en twee moet iedereen stand-by thuisblijven. Bij fase drie loeit de sirene, springen op alle verkeerswegen de lawinelichten op rood, en hebben de bewoners vier minuten vluchttijd om de afgesproken verzamelplek te bereiken. Sommige inwoners hebben doorlopend een koffer bij de voordeur staan.

Patrizia wacht me op aan het café-met-de-dorpswinkel. Ze gidst me langs granieten dorpsfonteinen, rozenstruiken zo hoog als bomen en smalle straten met doorleefde huizen. Het dorp is duizend jaar oud en telt 182 inwoners. Zij is hier opgegroeid.

Haar vader was de schilder Willy Guggenheim (alias Varlin, 1900-1977). In het antieke salon hangen zijn werken, eigenzinnig figuratief. Varlin woonde lange tijd in Parijs, trok op met Marc Chagall en Fernand Léger, en kwam weer in Bondo wonen toen hij al beroemd was, en bevriend met de schrijvers Max Frisch en Friedrich Dürrenmatt.

Vanuit het salon zien we de Piz Cengalo. ‘Onze huisberg,’ zegt ze, ‘elke morgen kijken we omhoog om te zien hoe zijn hoed staat’ – zon, nevel, sneeuw of wrokkig in de wolken. Zij en haar man Tobias waren in Basel toen de lawine kwam.

Tobias en Patrizia: 'Twee jaar later zijn de mensen nog altijd in shock. We wisten dat de bergen gevaarlijk zijn, maar zo rakelings ontsnappen, dat is ingrijpend.’

Patrizia: “We zijn gelijk vertrokken, maar Bondo was hermetisch afgesloten. Pas twee dagen later mochten we als bewoners kort naar onze huizen, om te zien of er schade was en om het hoogstnodige mee te nemen. Sommige huisdeuren stonden wijd open, je zag nog brood en beleg op de eettafel. Op straat stonden gereedschapskisten en lagen hamers en beitels neergegooid, je zag hoe men halsoverkop was gevlucht. Hier klatert ook altijd pompwater, dat hoort bij het dorp, maar toen was er geen stromend water meer. Ons dorp was stil, doods, versteend, het leek wel Pompeï.”

Tobias: “Zeven woonhuizen zijn vernield. Zeven inwoners waren dakloos. Drie van hen konden nog enige bezittingen redden, maar de vier anderen hadden niks meer. Hun woonvertrek zat tot tegen het plafond vol gruis.”

Patrizia: “Het rook overal naar zwavel van de rotsen die tegen elkaar gevonkt waren, en tegelijk rook je de hars van de geknapte dennenbomen. Hars en zwavel, een mix van sauna en de hel. Die geur is nog lang gebleven. Pas later kwam de klamme geur van puin en nat gruis.

“De schilderijen van vader moesten snel in veiligheid, elk moment kon er weer een na-lawine komen. Bij een verhuis voor een tentoonstelling zorgen de verzekeringsmaatschappij en de curatoren voor een geklimatiseerde vrachtwagen en deskundig personeel om te verpakken en te laden. Nu was het improviseren. Met z’n vieren van ons gezin moesten we de doeken dragen. Enkele stukken waren tien op drie meter, gelukkig hebben mensen van de politie, het leger en de civiele bescherming bijgesprongen om ze over versperringen en rijen zandzakjes te tillen. En zo zijn de schilderijen gauw-gauw vervoerd, zonder verpakking en in een groentencamion!”

Ze woonden tijdelijk in een verderop gelegen vakantiehuis dat ze normaal verhuren, en pas midden oktober konden ze terug, dik tweeënhalve maand later. Patrizia zegt dat de inwoners na twee jaar nog altijd in shock zijn.

Patrizia: “We wisten dat de bergen gevaarlijk kunnen zijn, maar zo rakelings ontsnappen, dat is ingrijpend. We wonen hier nog, maar het dorp was bijna onder onze voeten weggemaaid. Die eeuwenoude bestaansgrond lijkt ineens heel kwetsbaar.”

Tobias: “Toch zijn nadien maar heel weinig mensen definitief weggebleven.”

In Bondo is intussen een burgerbeweging opgericht, Pro Bondo, omdat het gemeentebestuur ‘de zaken te pragmatisch aanpakt.’

Patrizia: “Ze zijn vooral bezig met straten, verkeer en het nieuwe rampenplan. Alsof de inwoners bijzaak zijn. Terwijl de geesten van die inwoners óók uit hun lood zijn: hoe herstel je dat als gemeentebestuur?”

Je zei daarstraks dat de inwoners bekendstaan om hun zin voor humor. Was er na de ramp soms galgenhumor?

Patrizia: “Met de ramp is níét gelachen. Het kwam te nabij, het was te erg. Hoogstens hoorde je zeggen: de Cengalo heeft zich ferm boos gemaakt, hopelijk houdt hij zich nu wat kalmer. Ja, de berg is een man!”

Zijn jullie gaan twijfelen aan je woonplaats?

Patrizia: “Nee. Ik voel me helemaal niet bedreigd. Ik voel me nog altijd beschermd. De berg is geen vijand geworden, de berg wáákt over mij. Hij was er mijn hele leven en in zovele eerdere generaties. Berg en dorp zijn één. Als ik tien dagen ergens ben waar geen bergen zijn, dan word ik depressief. Want mijn blik kan zich nergens hechten, ik heb geen uitzicht, geen houvast.”

Tobias: “Voor ons is een vlak landschap doodsaai. In de bergen zie je achter elke bocht wat anders. In de herfst bijvoorbeeld volgen wij de komst van de eerste sneeuw: zie, hij valt vandaag op 1.700 meter, gisteren was het nog 1.800 meter. Je ziet de winter afzakken naar het dorp, dat is bijzonder.”

Na het gesprek doet Patrizia me uitgeleide. Ze wijst op de huizen, de vensterbanken en de straatklinkers.

Patrizia: “Dat is allemaal steen uit de berg. Wij kunnen de berg alleen maar erkentelijk zijn. Het is ook een vast gezegde in het dorp: wij zijn steenrijk!”

’s Avonds ga ik opnieuw buurten bij Arnoldo. Zijn vrouw Eda is in Bondo. Morgen trouwt een meisje van het dorp. De traditie wil dat de vrouwen gezamenlijk een guirlanda maken, een boog van bloemen rond de kerkdeur. Omdat ik in Hotel Bregaglia logeer, laat hij het allereerste gastenboek zien, in linnen en met gouden opdruk. De 19de-eeuwse gasten komen uit Parijs, Milaan en Brussel, maar nog meer uit Londen en Engeland, ‘daar woonden de pioniers van het alpinisme.’ Zijn vrouw Eda is geboren en opgegroeid in het hotel. Haar ouders waren de vorige eigenaars, tot 1981. Ik zeg dat het hotel nog altijd iets uitstraalt van de tijd van de postiljons. Dat is niet zo vreemd, zegt Arnoldo. Het kanton Graubünden was het laatste dat de auto toeliet op zijn wegen. Bij referenda was het telkens ‘nee’, pas in 1925 werd het ‘ja’. Tot dan moest je aan de kantongrens overstappen, van de auto in een postkoets.

Ik had naar een filmpje van de slijklawine gevraagd, hij heeft er tien op z’n bureaublad klaarstaan. Een bergwandelaar heeft de stofwolk en de bergbreuk gefilmd, bibberend amateurbeeld, je hoort een kerkklokje nog argeloos kleppen. In een ander filmpje steekt de grauwe stroom de hoofdweg over, de vangrails breken als dunne takken, op een soundtrack van aanzwellende violen. Op weer een ander beeld zie je de enorme rotsblokken drijven, ze wentelen traag op het grijs schuimende sop. Dan filmt iemand de getroffen huizen die in een grauwe korst zijn gegrepen, met overal verspreid grote planken, ‘dat zijn geen loopplanken, de modderstroom is door een houtzagerij gegaan en heeft die vijfmeterplanken als lucifers rondgestrooid.’

Arnoldo heeft een hele reeks van die rampbeelden in een fotoverslagboek verzameld. Bij het afscheid geeft hij me een exemplaar. Alles is nu geschiedenis, zegt hij, en hij hoopt dat ze zich niet herhaalt.

Gletsjer verpulverd

Zaterdagmorgen. De chauffeur van de postbus kijkt naar de warme ochtendzon: ‘Ik denk niet dat het vandaag gaat sneeuwen.’ In de haarspeldbochten van de Malojapas waarschuwen zijn claxontonen de tegenliggers voor zijn brede draaicirkel. De blinde op de eerste rij doet het na, ti-tu-ta, zijn lippen als trompet, de perfecte imitatie!

De bus vult zich richting Sils-Maria. Hier loopt het al vroeg vol wandelaars. In ganzenrij op het smalle voetpad, een processie van telescopische wandelstokken. Er rijden ook al koetsiers, voor de rondritten met de arrenslee op rubberbanden, de paarden zijn zwart van het zweet.

In Samedan woont Felix Keller. Hij was een sneeuwkind (‘Ik had liever de winter dan de zomer’) en is nu glacioloog. Zijn specialisatie is de permafrost. Keller heeft voor heel Zwitserland de officiële kaart getekend waarop alle permafrostgebieden met hun instabiliteitsfactor zijn ingekleurd. Zo’n 5 procent van het Zwitserse grondgebied bestaat uit die bevroren ondergrond, in het kanton Graubünden loopt dat op tot 30 procent. Keller kent Bondo en zijn omgeving.

Felix Keller: “Het zal vreemd klinken, maar voor mij is Bondo een succesverhaal. Het probleem van de steen- en slijklawines is daar bekend, het dorp was voorbereid, het waarschuwingssysteem gaf een tijdig alarm en er was een geslaagde evacuatie. Ook het noodbekken voor slijklawines heeft zijn werk gedaan, al was het wel te klein. En die acht slachtoffers? Tja, dat waren bergwandelaars die op verboden wandelwegen liepen. Daar staan verbodsborden, maar omdat er geen boetes zijn, worden die soms genegeerd.”

Welke rol speelde de klimaatopwarming bij die ramp?

Keller: “In de hete recordzomer van 2003 zijn opvallend veel stukken berg losgekomen in Graubünden. De opwarming verhoogt de permafrostdooi en de instabiliteit. Maar Bondo is een samenloop van omstandigheden. Eén, dat berggebied staat al meer dan honderd jaar bekend als instabiel, en twee, het had evengoed gekund dat die bergbreuk daarboven was neergeploft en blijven liggen. Maar op de afgebroken bergwand zat een stuk gletsjer, die massa ijs is onder de vallende berg verpulverd en vloeibaar geworden, en dat heeft die stroom van puin en rotsen veroorzaakt.”

Zijn er nog dorpen als Bondo?

Keller: “In Zwitserland zijn geen andere woonkernen bedreigd. Wel zijn er in de kantons Wallis, Graubünden en Ticino berghutten, bergpaden, waterdammen, ski-infrastructuur, autowegen en spoorwegen die gevaar lopen. De bergen boven een dorp kunnen we bewaken, maar dat kun je niet doen boven alle verkeerswegen. Daar blijft een risico bestaan voor de weggebruikers.”

Wankele skiliften

Keller: “Ik vergelijk die smeltende permafrost met de gevaren van de sneeuw in de winter. Elk jaar vallen in Zwitserland gemiddeld veertig lawinedoden en toch hebben we geen schrik van de sneeuw en van de wintersport. Omdat we geleerd hebben ermee te leven. Die smeltende permafrost is nog nieuw, we hebben nog niet geleerd ermee te leven en dus zijn we er bang voor.”

Felix Keller (glacioloog): 'Onze kinderen gaan niet vragen of wij de gletsjers hebben zíén smelten, ze gaan ons vragen wat we gedáán hebben.’

Vijftien jaar geleden schreven de kranten over pylonen van skiliften die wankel werden door de smeltende permafrost. Over dat gevolg van de klimaatopwarming lees ik niks meer.

Keller: “Het probleem is er nog, maar het is geïntegreerd in onze bouwsector. De overheid heeft in 2010 richtlijnen opgesteld voor architecten, aannemers en ruimtelijke planners: welke gebieden te mijden zijn en welke voorzorgen je moet nemen met bestaande infrastructuur in een permafrostgebied. De funderingen verzwaren, bijvoorbeeld, en regelmatig bodemcontroles uitvoeren. Die handleiding is dwingend omdat de verzekeringen schadegevallen niet vergoeden als je de richtlijnen negeert. Eigenlijk zijn die problemen dus ‘normaal’ geworden. Zoals bij jullie het bouwen in overstromingsgebieden: dat zal nu ook meer gereguleerd zijn, nu er meer wolkbreuken zijn dan vroeger. Let wel, het wordt nooit minder met die voorzorgsmaatregelen. De klimaatopwarming zal met verrassingen blijven komen voor onze gebouwen en wegen, we mogen nooit denken dat het fenomeen onder controle is.

“En dat is mijn punt. Die hele klimaatopwarming passeert bijna geruisloos en we zijn nog altijd niet bang! We moeten leren bang te zijn voor de echte problemen. Zoals het drinkwater van 800 miljoen mensen dat bedreigd wordt door het smelten van de gletsjers. In Zuid-Amerika en in landen nabij de Himalaya is het erg. In Noord-India zijn al dorpen onbewoond omdat er geen drinkwater meer is.”

Hieronder beelden van een slijklawine in Bondo:

Gerecyclede sneeuw

In verband met die gletsjers las ik merkwaardige artikels over Keller en zijn gepensioneerde Nederlandse collega Hans Oerlemans. Ze werken sinds 2016 aan een project om de Zwitserse Morteratsch-gletsjer met kunstsneeuw te bedekken. Dat vergt duizenden sneeuwkanonnen en een miljoeneninvestering, ‘omdat die gletsjer zo belangrijk is voor het plaatselijke toerisme.’ Afdekken met doeken, zoals bij de Rhône-gletsjer, was al gek, maar geldverslindende kunstsneeuw is toch helemaal waanzinnig? Binnen het halfuur zal Keller mijn scepsis wegnemen.

Het concept is immers veranderd. Het gaat niet meer om die toeristische gletsjer, ze hebben mogelijk een oplossing voor de drinkwaterproblemen in arme regio’s die van gletsjers afhangen.

Met een laag kunstsneeuw zullen ze die gletsjers beschermen. In de zomer zal die sneeuwlaag een buffer vormen, waardoor het ijs minder snel afsmelt. De weerkaatsing van het zonlicht op de witte sneeuw, het zogenaamde albedo-effect, remt het smeltproces eveneens af.

Voor die sneeuwlaag zijn geen duizenden sneeuwkanonnen nodig, ze hebben een nieuw procedé bedacht dat werkt met smeltwater en de waterdruk van een hogergelegen gletsjermeer. Dat smeltwater wordt naar spuitmonden geleid, daar ontsnapt het en die plotse drukdaling doet sneeuwkristallen en een sneeuwlaag ontstaan. Het patent is nog gloednieuw, uit maart 2019.

Sproeiers brengen een sneeuwlaag aan tegen het smelten. ‘Zonder gletsjers hebben miljoenen mensen geen drinkwater meer. Dat is pas een klimaatprobleem!’

De kunstsneeuw die met duizenden tonnen tegelijk wordt aangemaakt is duurzaam door de recyclage van smeltwater, en er wordt geen elektriciteit verbruikt zoals bij de klassieke sneeuwkanonnen.

Om de sneeuw gelijkmatig over de gletsjer te verspreiden schuiven de sneeuwsproeiers op kabels heen en weer: een industrieel uitzicht dat het procedé ongeschikt maakt voor toeristische gebieden, maar dat geen probleem vormt in de ontwikkelingslanden.

Keller: “Intussen hebben we ons systeem al op een groot drinkwatersymposium voorgesteld, en we hebben een gesprek gehad met de Wereldbank. Zij wachten onze eerste testresultaten af om het dan mogelijk te financieren.

“Wij hebben ook contact met de hoofdstad van Ladakh (Kasjmir, Noord-India, red.). In Leh krijgen 30.000 inwoners hun drinkwater van een gletsjer. Die ijsmassa is nog een halve vierkante kilometer groot; als dat ijs weg is, wat binnen de 10 jaar gaat gebeuren, dan hebben die 30.000 mensen geen drinkwater meer. En dan moeten ze vluchten, verhuizen, wat een grotere kost is dan zo’n kunstsneeuwinstallatie.

“Tussen 2019 en 2040 wordt het gletsjerdrinkwater van tien miljoen mensen direct bedreigd. Dat is pas een klimaatprobleem! Onze uitvinding kan gunstig zijn voor drinkwater, landbouw en waterkrachtcentrales die elektriciteit leveren. Dat kan het bestaan van miljoenen mensen veiligstellen en migratiestromen en conflicten voorkomen.

“De prof die mijn doctoraat begeleidde, zei altijd: onze kinderen gaan ons niet vragen of wij het smelten van de gletsjers gezíén hebben, ze gaan ons vragen wat wij gedáán hebben. Wel, ik kan mijn kinderen recht in de ogen kijken.”

Treinvertraging

Met dat beeld van het Reddende Sneeuwtapijt vat ik de terugreis aan. Met gelijk ook een tripadvies: de trein was ideaal om door Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland te reizen. Maar mijd op hete dagen de ICE-treinen van Deutsche Bahn, die zijn niet hittebestendig. Op de terugreis was het weer prijs. Vertragingen die zich hopeloos opstapelen, treinen die afgeschaft worden, aircosystemen die uitvallen, het treinbuffet dat sluit (‘geen koeling’) en cateringbedienden die met een trolley langskomen (‘onze frisdranken zijn nu ook warme dranken’). Elk rijtuig werd een broeikaseffect. Een door de hitte ziek geworden passagier moest worden geëvacueerd, er werd water uitgedeeld om nog meer onheil te voorkomen, en uiteindelijk kwam ik zo laat in Keulen aan dat Deutsche Bahn zich juridisch verplicht zag om een taxi te huren om mij naar Antwerpen te brengen, en een andere passagier naar Leuven. De taxichauffeur was allerminst verbaasd: ‘Die ICE-treinen kunnen niet tegen de hitte. Al zes avonden doen wij van die lange ritten met gedupeerde passagiers.’

De nacht is anders, met asfalt en vangrails en schrale taximuziek.

★★★

Op de Morteratsch-gletsjer lag midden juni nog anderhalve meter beschermende sneeuw van winter en voorjaar. Na de hittegolf eind juni bleef nog nul centimeter over.