Direct naar artikelinhoud
InterviewVoetbal

Gert Verheyen vertelt waarom hij niet naar Club Brugge trok maar opnieuw analist werd: ‘Geld, dat is de enige reden’

Gert Verheyen: ‘Ik heb gefaald, ja. Ik heb in Oostende nauwelijks impact gehad. Altijd kwamen dezelfde mankementen terug.’Beeld Wouter Maeckelberghe

Hij woont in een voormalige jezuïeten­boerderij, maar de bijbehorende streken zijn hem vreemd. Gert Verheyen (48) was eerlijk als analist, bleef eerlijk als trainer en werd opnieuw die eerlijke analist. ‘Ben ik als trainer mislukt? Ja toch?’

Van tovenaar tot sukkelaar en soms terug, het is het lot van elke voetbaltrainer, maar niet van Gert Verheyen. Een tovenaar werd hij nooit, en voor hij als sukkelaar kon worden afgebrand, gooide hij de handdoek. Hij kwam, zag, won weinig, en vertrok uit Oostende. De snelste passage ooit van de meest beloftevolle nieuwe trainer die de Jupiler Pro League heeft verwelkomd.

BIO • geboren in 1970 in Hoogstraten, als zoon van ex-international Jan Verheyen • brak door in tweede klasse bij Lierse SK • verhuisde in 1988 naar Anderlecht • trok in 1992 naar Club Brugge, waar hij 14 jaar speelde • werd 5 keer kampioen, won 5 bekers van België • speelde 50 keer voor de Rode Duivels • werd na zijn actieve spelerscarrière beloftetrainer bij Club, later bij de nationale jeugdelftallen • zette in mei 2018 de stap naar het clubvoetbal, maar stapte al in maart 2019 zelf op bij KV Oostende

Om het verhaal compleet te maken, werd hij deze lente na een korte sabbatical bij Club Brugge aangekondigd als T2. Want hij had gezegd: ‘Ik word niet opnieuw analist.’ Dat T2-schap ging niet door – lees verder waarom –, waarop hij door Het Nieuwsblad, de VRT en Proximus werd binnengehaald als nieuwe oude analist. Hij sprak toen de woorden: ‘Ik word niet onmiddellijk weer trainer, ik blijf dit zeker twee jaar doen.’

Iedereen zag je al bij Club, samen met je maat Philippe Clement. Waarom ging dat niet door?

Gert Verheyen: “Geld, dat is de enige reden. Ik weet best dat een T2 niet wordt betaald als een T1, en ik wilde mij ook graag in de schaduw bezighouden met de analyses. Maar als ik hele dagen op een club moet zijn, wil ik daar wel een eerlijke vergoeding voor. Wat ik dan eerlijk vind, verschilde niet veel van hun voorstel, maar blijkbaar zag Club dat anders.

“Het had kunnen werken, maar misschien is een combinatie van vrienden als T1 en T2 niet ideaal. Ik heb dat bij Oostende gehad met Franky Van der Elst, en er zijn altijd van die momenten dat ook de relatie onder druk komt te staan. De Phille is een maat gebleven, die neemt het mij niet kwalijk dat ik niet ben gekomen.

“Onlangs stelde hij voor om iets te gaan eten en wat bij te praten. Ik zei: ‘Heb jij daar tijd voor?’ Geen probleem, het kon voor hem zelfs aan de vooravond van een wedstrijd. Daar sta ik van te kijken. Met mij uit eten gaan een dag voor een wedstrijd was on-mo-ge-lijk, ik was compleet afwezig. (denkt na) Misschien ben ik wel niet geschikt om een club te trainen.”

Een gesprek met Gert Verheyen bulkt van de zelf­relativering, en die is niet gespeeld. Zo was hij ook als voetballer, ondanks een heel aardige carrière, eerst bij Anderlecht (niet gelukt, zegt hij zelf) en daarna veertien jaar Club Brugge en vijftig caps voor de nationale ploeg.

Zijn fin de carrière was memorabel. In een wedstrijd tegen Charleroi scoorde de hem toegewezen speler op corner. Hij trok zich dat erg aan – “het was al de tweede keer (in twee jaar, HV) dat mijn man scoorde” – en nam de beslissing dat het genoeg was geweest. “Ben ik te streng voor mezelf? Er zijn er nog die dat zeggen. Misschien wel, hoewel ik dat niet zo aanvoel.”

Waarom ben je uit je comfortabele situatie als bondscoach van de nationale U19 en commentator/analist gestapt om clubtrainer te worden, bij KV Oostende dan nog?

“Ik was vijf jaar bondscoach, had tien jaar commentaar gegeven. Met die jonge gasten bij de nationale ploeg werken, had mijn goesting aangewakkerd. Ik had echt het gevoel dat ik wat kon betekenen voor het functioneren van een ploeg, en KVO leek me een ideale eerste club. Na vijf gesprekken met de toenmalige voorzitter, Peter

Callant, was er een klik en was ik er nog meer van overtuigd dat ik het moest wagen, al wist ik ook dat elk jaar de helft of meer dan de helft van de trainers wordt ontslagen. Achteraf gezien was KVO geen goed idee, maar je kunt niet alles op voorhand inschatten.”

Als die kopbal van Bezus van AA Gent er in blessuretijd niet in gaat op jullie veld, spelen jullie de bekerfinale…

“… en heb je een heel ander verhaal, waardoor al die verlieswedstrijden in de competitie worden gecompenseerd door het vooruitzicht van die bekerfinale. Maar dat is voetbal: als, als en nog eens als. Ik heb de spelers twee dagen vrijaf gegeven. Toen ze terug naar de club kwamen, waren ze er nog erger aan toe. Die finale missen was een zware klap.

“Ik was samen met Franky trainer van de nationale U19, en daar was het ook soms net niet, ging het in de laatste wedstrijd nog mis. Ik zei hem na Gent: ‘Wij mogen stilaan ook eens hoerensjans hebben.’ Geluk heb je nodig in dit vak om te overleven – waarmee ik me er niet van af wil maken met ‘ik heb nooit geluk’.”

Gert Verheyen geeft instructies aan KVO-spits Sindrit Guri. ‘Wat ik had geleerd uit analyses van de wedstrijden, dat heb ik in Oostende niet kunnen veranderen.’Beeld Photo News

Jij zat als speler nooit bij een middenmoter met degradatieangst en een onevenwichtig samengestelde groep.

“Ik heb nooit op dat niveau gevoetbald, dat is juist, wel twintig jaar lang in betere ploegen. Maar ook daar begint alles bij de goesting en de beleving om naar je job te komen en er het beste van te maken voor jezelf en voor de club. Het was een shock om sommigen van die gasten bezig te zien.

“Dat begon al bij de vertoning van wedstrijdbeelden en de totale desinteresse bij sommige spelers. Ik deed dat met de U19 ook, en dat duurde soms een uur. Er werd gelachen, ik stelde vragen, er kwamen antwoorden, soms ook stomme, en dan werd er weer gelachen. Bij Oostende? Nóóit reactie. Was dat de groepsdruk? Wellicht wel. Iedereen keek naar elkaar. Jongens die ik in de U19 had gehad en die daar wel met mij in gesprek gingen, durfden in Oostende niets te zeggen. Dan ga je je vragen stellen. Ligt het aan mij? Heeft dit überhaupt zin?”

Ik vroeg in maart aan Nicolas Lombaerts om vanuit zijn ervaring als tegenstander de Play Off 1-ploegen te analyseren. Zijn antwoord was: ‘Ik kijk nooit voetbal.’ Ik schrok.

“Ik ga Nicolas niet afbranden, want ik heb begrip voor zijn situatie. Die is helemaal ontspoord met het vertrek van Marc Coucke. Ik heb wel geen begrip voor de manier waarop hij zich heeft opgesteld in de groep. Het niet kunnen opbrengen om het toch voor jezelf wat aangenamer te maken, dat snap ik niet. Elke dag tegen je zin in die auto stappen en naar Oostende rijden, ik zou dat niet kunnen. Geld of geen geld, opstapvergoeding of niet, dan ben ik weg.”

Ben jij de trainer van de individuele gesprekken?

“Alleen als ik geloof wat ik zelf zeg. Waarom wordt een speler niet opgesteld? Simpel: omdat je als trainer een andere beter vindt. Ik ga dan niet het verhaal ophangen dat je niet complementair bent met onze spits, of dat je deze week twintig meter minder aan hoge intensiteit hebt getraind en ik daarom voor een andere kies. Dat is aan mij niet besteed.”

De rit naar Oostende was voor jou op den duur ook een martelgang.

“Naar Oostende, dat ging nog. Maar ik ben zelden gelukkig geweest op de terugweg, door wat er was gebeurd of door wat ik had gezien op training. Ik had dat uurtje in de auto echt wel nodig om tot rust te komen en hier een beetje normaal te arriveren.

“Alleen van onze stageweek in Spanje was ik content. Het volstond niet om er een blijvend goed gevoel aan over te houden. Er is te veel gebeurd, en ik wist ook te veel. Chic, hoor, dat Peter

Callant, sportief directeur Hugo Broos en algemeen directeur Patrick Orlans me deelgenoot maakten van alles wat speelde in de club, maar na elke vergadering had ik wel extra problemen in mijn rugzak. Met het vertrek van Callant als voorzitter viel ook nog eens een steun weg.”

Vind je jezelf mislukt?

“Ja toch? Ik heb in Oostende nauwelijks impact gehad. Wat ik had geleerd uit analyses van de wedstrijden en wat beter moest in het spel, dat heb ik niet kunnen veranderen. Altijd kwamen dezelfde mankementen terug. Misschien lag het aan de beperkte mogelijkheden van de spelers, maar dan nog.

“Ook in de dagelijkse werking en de beleving van de job heb ik mijn spelers niet kunnen doen inzien dat het anders kan en moet. Soms ging het twee dagen beter, maar dan hervielen ze in hun oude gedrag. Het is niet zo dat een groep niet kan veranderen of dat ik een groep niet kan doen veranderen, want bij de nationale ploeg heb ik die cultuur wel kunnen sturen.”

Ooit behaalde een zeer veeleisende trainer met prachtige oefenstof weinig punten. Hij werd opgevolgd door een collega die de helft van de tijd voetvolley gaf en haast alles won.

“Dat zal dan mijn gebrek aan ervaring als trainer zijn geweest en mijn verleden als speler. Ik heb altijd het meest gehad aan didactisch en analytisch sterke trainers met gerichte oefenstof. Dan noem ik altijd eerst Emilio Ferrera, die ik pas heb gehad toen ik al 35 was. Dat ik die nog mocht meemaken, beschouwde ik als een verrijking. Als trainer besteedde ik dus veel aandacht aan oefenvormen in functie van ons spel en aan de analyse van onszelf en van de tegenstander. (aarzelt) Misschien had ik beter gewoon een matchke gespeeld op training.”

Ken je de persoonlijkheidstypes van Myers-Briggs? In teamsport komen die van pas.

“Jawel, ik heb die test gedaan bij sportpsycholoog Jef Brouwers.”

Misschien had je dat je spelers moeten laten doen, dan had je geweten welk vlees je in de kuip had.

“Dat heb ik gevraagd, maar daar was geen budget voor.”

Had ze dan Romeo en Julia laten naspelen, zoals ik laatst in Extra Time zag. Dat hadden ze jou niet moeten aandoen, zag ik aan je reactie.

“Neen, neen, alstublieft zeg. (lacht) We zijn weleens twee dagen naar Durbuy geweest, naar dat avonturenpark, om aan die rotsen te hangen. Dat heeft de groepsdynamiek niet bevorderd. Echt niet. Het was plezante ontspanning in plaats van trainen, meer niet.

“Ik ben twee keer bij Jef Brouwers geweest, en dat was goed voor mezelf. Maar dat naar de groep vertalen is nog andere koek. Dan nog: als je als speler nog geen interesse kunt opbrengen voor beelden van je wedstrijd, hoe zou dat dan gaan bij een sportpsycholoog?”

Toen ik begon in dit vak, waren de voetballers streetwise en de wielrenners wisten van de wereld niet. Vandaag is dat andersom.

“Je kunt niet veralgemenen, maar ik snap waar je naartoe wilt. De moderne wielrenner weet waar hij mee bezig is – beter worden – en wat nodig is om er te geraken. De hedendaagse voetballer leeft in zijn eigen bubbel en kun je niet meer bereiken. Die doet wat hij wil, en wordt soms veel te veel betaald.

Gert Verheyen: ‘Mijn spits speelde tot tien minuten voor de wedstrijd spelletjes op zijn iPhone. Als je maar twee doelpunten maakt in een seizoen, zou ik daarmee stoppen.’Beeld Wouter Maeckelberghe

“De clubs schermen hen af van de pers. Half uurtje interview is half uurtje. Ik heb het meegemaakt bij een dubbelgesprek met Timmy Simons dat de perschef kwam zeggen: ‘Het is afgelopen.’ Timmy zei ‘oké’ en stond op. Op die leeftijd moest niemand mij komen zeggen dat het afgelopen was. Dat had ik zelf wel bepaald.

“Onze kleedkamer in Oostende heeft me van bij de eerste wedstrijd in Moeskroen verbaasd. Wat daar werd gezegd in de aanloop naar de wedstrijd, of, beter, wat daar níét werd gezegd, dat shockeerde me. De scheidsrechter die fluit voor de wedstrijd en de spelers die opstaan alsof ze naar hun werk gaan – allee, mannen, we gaan sjotten. Ik heb hen daarop aangesproken, maar niemand reageerde. Pas toen Tom De Sutter erbij kwam, is dat wat veranderd.

“Ik weet niet of ik te analytisch denk en werk. Ik ben echt niet alleen maar bezig met statistiek en analyses, maar ik gebruik die wel om te checken of wat ik heb gezien ook klopt. Als ik een spits zou hebben die 7,8 kilometer of 8 kilometer per wedstrijd loopt en het overgrote deel daarvan gewoon wandelt zoals Dieumerci Mbokani, dan zou ik hem onmiddellijk opstellen. Simpel, omdat Mbokani scoort.

“Andres Mendoza bij Club was ook zo’n apart figuur. Hij had een compleet tegenovergestelde attitude dan de mijne, maar hij besliste wedstrijden voor ons. Dan pik je dat als medespeler. Ik had geen spits als Mbokani bij KVO. Mijn spits speelde tot tien minuten voor de wedstrijd met een andere speler spelletjes op zijn iPhone. Als hij daarna had gescoord, zoals Mbokani, dan had hij gerust zijn spelletjes mogen blijven spelen. Maar als je twee doelpunten maakt in een heel seizoen, zou ik stoppen met die spelletjes.”

Naarmate het gesprek vordert, inclusief een voor zijn aanvoelen lange fotosessie in zijn prachtige oude hoeve, vallen meer stiltes. Sowieso hoort nadenken en twijfelen bij deze man. Als voorbeeldig gastheer ligt het ook niet meteen in zijn aard om te komen met iets als ‘wil je nu vertrekken, genoeg gepraat’. Je krijgt bij Gert Verheyen ook altijd de indruk dat hij eerst de horde van de inschatting moet nemen – ja, maar ook toch een beetje neen, en waar ligt de waarheid? – voor hij iets poneert. Gert Verheyen is niet de vervanger van Jan Mulder.

“Iedereen in het voetbal heeft gelijk, maar wat ik zeg, moet naar mijn aanvoelen juist zijn. Het gratuite commentaar om het commentaar en om te shockeren, daarvoor moet je niet bij mij zijn. Ik kan de analyse van vandaag scheiden van emotie of van het verleden, en daarom had ik er ook geen enkele moeite mee om het in de eerste Extra Time van het jaar meteen over KV Oostende te hebben. Hetzelfde als ik iets zeg over Club Brugge, waar ik veertien jaar heb gespeeld.

“Het klopt dat analyses meestal achteraf uitleggen wat er is gebeurd, maar voetbal valt moeilijk te voorspellen en al helemaal de uitslag niet. Het Nieuwsblad vraagt om tegenstanders van onze Belgische ploegen grondig te analyseren. Dat is andere koek dan gewoon een wedstrijd bekijken. Met mijn analyse van de manier waarop LASK Linz de wedstrijd zou aanpakken tegen Club Brugge en dat Club het lastig zou krijgen, zat ik er toch op. Maar niemand kon dan weer voorspellen dat Club die 0-1 cadeau zou krijgen.”

‘Wil Verheyen wel hard werken?’, heb ik ooit gehoord.

“Dat heeft te maken met wat ik heb gedaan en wat ik nu weer doe. Een analist zit in zijn zetel en zegt hoe het niet gebeurt en hoe het wel zou moeten gebeuren. Dat lijkt makkelijk, en het is ook makkelijker dan trainer van een club zijn. Alleen heb ik altijd hard gewerkt. Ook toen ik een kledingzaak had en zo goed als elke dag zelf kleren stond op te vouwen. Wie wil weten hoe ik werk, moet het aan Hugo Broos vragen. Als trainer van KVO werkte ik volgens hem té hard.

Gert Verheyen begin dit jaar op met KV op winterstage in Spanje. ‘Als ik het echt doodgraag had gedaan, dan was ik wel blijven zitten bij Oostende.’Beeld Photo News

“Ik bekijk de periode bij KVO fatalistisch: misschien moest het wel zo zijn. Dat er nu clubs zijn die twijfelen of ik wel geschikt ben om trainer te zijn, daar kan ik inkomen. Ik twijfel ook. Als ik het echt doodgraag had gedaan, dan was ik wel blijven zitten bij Oostende. Maar iets tegen mijn goesting doen, of onder de prijs werken zoals anderen om toch maar trainer te zijn, daar begin ik niet aan.”

Vincent Kompany werkt allicht boven de gangbare prijs, maar hij heeft dan ook twee jobs.

“Ja, en hoe hij dat doet, dat snap ik niet. Als trainer ben je elke avond doodmoe, want het is een meer dan volle dagtaak. Als speler mag je dan weer niet moe zijn. Maar hij steekt na zijn training nog eens zijn benen onder een bureau en speelt trainer. Die blessure aan zijn hamstring van vorig weekend heeft daar natuurlijk niks mee te maken. Hij heeft altijd redelijk wat blessures gehad, ook zonder die dubbele rol.

“Het komt wel goed met Anderlecht – ooit wel, het is en blijft Anderlecht – maar voorlopig is Club het Anderlecht van een paar jaar geleden, de referentie. Wordt een ander team kampioen, dan haalt Club daar de trainer weg. Ze hebben de grootste achterban, het meeste geld, verkopen de duurste spelers, halen nog duurdere en worden sterker. En dan moeten ze nog dat nieuwe stadion bouwen. Club zal een paar jaar dominant zijn, verwacht ik.

“Waar ik wel van schrik, zijn de bedragen die tegenwoordig door onze clubs worden betaald. Als je een speler van 1 miljoen koopt en die blijkt er niets van te kunnen, dan kun je dat opvangen. Eén van acht miljoen die het niet waard blijkt te zijn: begin dat maar eens te compenseren. Bij Oostende heb ik inzage gekregen in wat achter de schermen allemaal speelt bij die spelershandel. Dat heeft ook niet geholpen voor mijn gemoedsgesteldheid. Die makelaarstoestanden, ik wens ze veel succes als ze die in België willen reglementeren. Dat lukt nooit, tenzij niet langer de club maar de speler voortaan de makelaar betaalt.”

Ik heb als ervaringsdeskundige één raad: twee keer nadenken voor je het comfort van thuiswerken opgeeft.

“Thuiswerken is inderdaad een luxe: geen stress, geen verkeer, geen drukte. Tenzij we ergens ter plaatse commentaar geven, doe ik alles van thuis. Wat niet belet dat ik er elke dag mee bezig ben en elke dag ook aan dat bureau dingen zit te verwerken.

“Natuurlijk is mijn sociaal leven erop vooruitgegaan. Ines (zijn vriendin, HV) heeft niets met voetbal. Zij was ook content dat het gedaan was in Oostende, dat ze niet meer elk weekend naar onze match moest komen kijken. (lacht) Op den duur vroeg ze zelfs: ‘Moet ik nog komen kijken?’

“Als clubtrainer had ik geen sociaal leven, maar als ik nu ga eten op een avond dat er wedstrijd is, moet ik die de volgende ochtend wel inhalen. En ik kan niet volstaan met een samenvatting en de doelpunten. Een opgenomen wedstrijd kijkt wel sneller dan live. Drie wedstrijden per dag lukt nog. De vierde en soms de vijfde is een lastig verhaal. En dan bekijk ik tussendoor ook nog de grote Europese ploegen, want die kom ik nog tegen voor Proximus in de Champions League.

“Ik heb gezegd dat ik dit twee jaar ga doen. Het moet een beetje geloofwaardig blijven. Ik kan niet over vier maanden bij het eerste telefoontje weer vertrekken. Ik zal vijftig zijn als ik eventueel weer trainer word. Als ik dit niet beu word, is er geen reden om het niet langer te doen. Al moet ik daar ook eerlijk in zijn. Er is wat veranderd: een analist die verschillende opdrachten combineert, zoals ik, kan daar nu van leven. Vroeger was dat niet het geval.”

Heb je nu evenwicht gevonden?

“Ja. Er is niets om me zorgen over te maken, niets om stress over te hebben. De eerste twee weken nadat ik was opgestapt bij Oostende heb ik veel geslapen, maar ik ben ook onmiddellijk weer beginnen te sporten. Ik had geen meter gelopen of gefietst toen ik bij Oostende zat en ik was wat kilo’s aangekomen. Na een week of twee was het ergste al voorbij. In dat fietsen krijg ik wel geen regelmaat. Ik heb al drie weken haast niets gedaan, en soms rijd ik in een week ineens 500 kilometer.

“Het zal nogal zwaar klinken, maar het echte einde was voor mij toch stoppen met voetballen. Alles wat je daarna doet, is een flauw afkooksel. Wellicht wilde ik als trainer iets herbeleven wat ik als speler had gevoeld, de adrenaline van het winnen. Als speler heb ik veel gewonnen, als trainer van Oostende heb ik dat zes keer gevoeld. (herhaalt en lacht) Zes keer… in een heel jaar.

“Ik heb altijd kunnen kiezen wat ik wilde doen. De kans dat ik nooit meer trainer word, is groot, dat klopt. Wat niet wil zeggen dat ik dit dan eeuwig blijf doen. Misschien kom ik wel in een totaal ander milieu terecht. Of ik iets anders kan? (lacht) Als je iets wílt kunnen, dan kún je dat.”