Direct naar artikelinhoud
Vragen van ProustInterview

‘Callboy’ Rik Verheye: ‘Na de dood van mijn vader heeft mijn moeder alles gedaan om mij gelukkig te maken’

Rik Verheye: ‘Ik word niet graag melancholisch. Ik sta niet graag stil bij dingen. Omdat dat soms te fel naar de kern gaat.’Beeld Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Zevenentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: Callboys-acteur Rik Verheye (32). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

en

1. Hoe oud voelt u zich?

“Goh, toch wel jonger dan mijn leeftijd, pakweg 27 of zo. Omdat (denkt even na) ik merk dat heel veel van mijn vrienden vanwaar ik vandaan kom, Knokke en zo, al een bouwgrond hebben gekocht, trouwen, kinderen krijgen. Soms denk ik dat ik daar ook eens aan moet beginnen.”

“Kijk ik anders naar het leven nu ik in de stad woon? Neen, eigenlijk niet. Ik betrap mezelf erop dat ik een ongelofelijk burgerlijk kantje heb. Ik ben nu zelf een reeks aan het schrijven en merk dat ik heel veel oppik van mijn eigen familie en omgeving. Bijvoorbeeld: ‘Allee, ’t is zundag. We goan nu toch nietn gan doewn, ’t is zundag!’, ‘Wie stoat er nu an de deure? ’t Is zundag!’, ‘Wie belt er nu an? ’t Is zundag!’ Dat soort reacties heb ik ook, merk ik. Ik woon nu in Antwerpen. Ik heb er een huis dat van mij is. Zeker als West-Vlaamse ‘grootgrondbezitter’ voel ik: dat is van ik. Je moet het dus niet riskeren om iets tegen mijn gevel te zetten, hé. Mijn lief moet daar altijd heel erg mee lachen. Gisteren deed ik het weer. In de reflectie van de ramen van mijn overburen zag ik zo’n elektrische deelstep tegen mijn gevel staan. Ik ben die onmiddellijk gaan verplaatsen. (lacht)”

“Eigenlijk ben ik niet zo’n stadsmens. Sommigen noemen Knokke het walhalla van de snobs of een openluchtgeriatrie, maar ik vind Knokke geweldig. Er is geen betere plek om op te groeien. Op dit moment beschouw ik Knokke als mijn hof. In ­vijftig minuten sta ik er. Voor iemand die aan de zee geboren is, ligt de stad toch moeilijk, vooral op zomerse dagen.”

2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Ik denk dat ik een hele goeie motivator ben, en een doorzetter. Ik ben ook een gepassioneerde verkoper. Ik vind het heel leuk om naar een ­zender te gaan en een programma te pitchen.”

“In een ander leven was ik wellicht vastgoed­makelaar geweest, zoals iedereen in Knokke. En reed ik nu in een golfkar met mijn eigen naam erop. ‘Immo Rik’ of ‘Immo Côte à Zoetzuur’. ­Gekleed in een rode broek met enkelkousjes en moccasins.” (lacht)

3. Wat is uw passie?

“Wat ik doe. Spelen, schrijven, verzinnen. Na de Callboys werd ik ineens voor van alles gevraagd. Al die keuzestress, ik had geen tijd meer om na te denken. Mensen zeiden: ‘Rik, rustig aan, gast, voor je het weet heb je een burn-out.’ Ik ben een echte workaholic. Zelfs op vakantie merk ik dat. Na twee dagen zit ik alweer op mijn laptop te tokkelen. Weliswaar in een strandstoel, met vettige vingers van de zonnemelk. Het is een cliché, maar ik heb van mijn hobby mijn beroep gemaakt.”

“Vanaf mijn geboorte speel ik al toneel. Clowns hebben mij altijd enorm gefascineerd. Na de dood van mijn vader nam mijn moeder mij overal te lande mee naar circusvoorstellingen. Mijn liefde voor theater is daar begonnen, denk ik. En op zondag ging ik met mijn oma en opa obligaat naar de kerk. Dat keurslijf, die motoriek, dat idioom van die pastoor spraken geweldig tot mijn verbeelding. Thuis droeg ik dag in dag uit missen op, ik voerde shows op van Patje Krimson en speelde heelder Eurosongs op mijn eentje na. Ik gaf ook les aan mijn babysit. Ik zette mijn whiteboard voor de tv en legde mijn cursussen aan haar uit. Op een bepaald moment dacht ik: leraar, clown, pastoor, zanger, er is maar één manier om het allemaal te zijn en dat is acteur worden. Voor mij is spelen een absolute noodzaak geweest, een overlevingsmechanisme. Een vorm van escapisme. Om niet te veel met de zwaarte van het leven zelf bezig te moeten zijn. Want het was toch niet allemaal zo rooskleurig.”

4. Hoe was de band met uw ouders?

“Mijn vader is jammer genoeg al gestorven toen ik zeven was. Ik heb een paar herinneringen aan de tijd toen hij nog leefde, maar van sommige verhalen weet ik niet goed of ik ze zelf heb meegemaakt dan wel of ik ze later met een foto ben gaan associëren. Wat ik wel nog weet, is dat ik een megafan was van Steven Spielberg. Met mijn ­vader keek ik naar alle films van Indiana Jones. Ik link ze nog altijd aan hem, vooral omdat mijn vader een beetje op Harrison Ford leek. Als ik nu aan hem denk zie ik een soort van faceswap tussen hen beiden. Het rare is ook dat The Temple of Doom mij mijn hele jeugd lang als een nachtmerrie is blijven achtervolgen. Telkens weer droomde ik van een man wiens hart werd uitgerukt.”

“Mijn vader was verzekeringsmakelaar, mijn moeder had een toerismebureau. Ze werkten in hetzelfde pand. Er was één ingang: links zat mijn moeder, rechts mijn vader, dat zie ik nog voor mij. In het kantoor van mijn vader stond een kloef van een kopieer- en scanmachine, alles in één. Daarop kopieerden we de stripverhalen die we ­samen verzonnen hadden, mijn vader en ik. ­Luisman, zo heette de reeks. Dat is eigenlijk mijn laatste herinnering aan hem en het ambetante is dat ik die strips niet meer terugvind.”

“Op een bepaalde manier is mijn vader voor mij altijd een held geweest. In Knokke was hij zowat de ster van het amateurtheater. Als je dood bent, krijg je natuurlijk een soort heldenstatus. Als zijn maten verhalen opdisten, was het telkens van: ‘Ma jouw pa, vint, da was ne numéro’ of ‘je hebt het van je pa hé, vint.’ Ik denk inderdaad dat ik een goede mix ben van de immer onrustige, vulkanische ziel van mijn vader en de rust van mijn moeder. Na de dood van mijn vader heeft mijn moeder alles gedaan om mij gelukkig te maken. Zij is de stabiliserende factor in mijn leven. Alles heb ik aan haar te danken. Soms vraag ik me zelfs af of ik wel acteur geworden zou zijn mocht mijn vader nog geleefd hebben, want acteren als beroep, waar ik vandaan kom, dat was toch niet evident.”

Bio


• geboren op 24 december 1986 in Knokke
• studeerde in 2009 af aan Studio Herman Teirlinck
• speelde theater bij o.a. Olympique Dramatique en FC Bergman
• had een hoofdrol in de speelfilm Adem (2010), en een kleinere rol in Groenten uit Balen
• speelde o.a. mee in de tv-series De Rodenburgs, De Vijfhoek, Zone Stad en Code 37
• speelde eerst Jay Vleugels, nu diens broer Jeremy in de tv-serie Callboys

5. Is het leven voor u een cadeau?

(denkt even na) “Is het niet eerder een vergiftigd geschenk? Wat ik heel leuk vind. (lacht) Ik heb ooit een bordje gekocht voor iemand die wat zwaarmoedig in het leven stond. Echt Bond zonder Naam: ‘Het leven is een feest maar je moet zelf de slingers ophangen.’ Zo slecht, maar zo waar.”

6. Welke geluksscore geeft u uzelf?

“Negen. Of zou ik 8,5 zeggen? Dan heb ik nog wat groeimarge. Ik ben supergelukkig. Ik ben gezond. Ik heb goeie mensen rond mij, supergoeie vrienden. Ik heb geweldige familie. Ik heb niets tekort. Ik doe vierkant mijn goesting.”

7. Wat is uw zwakte?

“Ik kan goed zagen. Zwaar doordrammen. Als het mij allemaal wat te veel wordt, vooral. En ik ben ook hangry. Als ik honger heb, ben ik niet te ­genieten. Een echte lul. Dan kan iedereen mijn kloten kussen en wil ik maar één ding: eten.”

“Een andere zwakte: ik kan moeilijk onthaasten.”

‘Als ik honger heb, ben ik niet te ­genieten. Een echte lul. Dan kan iedereen mijn kloten kussen en wil ik maar één ding: eten.’Beeld Stefaan Temmerman

8. Welke kleine alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

“Denken aan iemand en plots een teken zien. Bijvoorbeeld: ik zat net in de auto aan de Callboys en Matteo (Simoni, red.) te denken en ineens zie ik een grote camion van Macharis passeren. Devon Macharis: Matteo! En hoor ik op de radio Angèle, waar we allebei grote fan van zijn. En dan telefoon van hem krijgen, zalig.”

9. Waar hebt u spijt van?

“Ik kan niet direct denken aan iets waar ik spijt van heb. Alles gebeurt met een reden en een mens mag fouten maken, denk ik. Of beter: een mens móét fouten maken, anders is het leven niet interessant.”

“Ik word trouwens niet graag ­melancholisch. Ik sta niet graag stil bij dingen. Omdat dat soms te fel naar de kern gaat. (lachje) Wat niet wil zeggen dat ik een façade optrek. Ik heb geen evidente jeugd gehad, in de zin dat ik jarenlang naar een kinderpsycholoog ben ­geweest. Ik heb veel slechte vibes ervaren en word niet graag teruggekatapulteerd naar die negatieve gevoelens.”

10. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Ik ben een gigantische blèter. In denk dat ik bij de psycholoog een half Amazone-woud aan Kleenexen heb opgesnotterd.”

“De laatste keer dat ik gehuild heb was eergisteren, bij het voetbal. Ik ben een grote Club Brug- ge-fan. Toen ik in de tribune een blond manneke zag zitten met zijn mama, zag ik mezelf weer als kleine jongen die met zijn mama naar het voetbal ging. De hele match zat ik met tranen in de ogen. Tot er plots als in slow motion een lange bal van ver aankwam en een nieuwe verdediger, een reus van een Afrikaan, met een heroïsche sprong de bal uit de goal kopte. Het publiek ging uit de bol. Toen ik naar dat manneke keek dat zijn mama vastpakte, braken de dijken. Tránen heb ik gestort. Ik krijg er nog kippenvel van.”

11. Wat is uw grootste angst?

“Eenzaamheid. Mensen verliezen die ik doodgraag zie. Ik mag er niet aan denken om alleen te vallen. Als je die oude menskes buiten het ­seizoen aan zee alleen ziet rondlopen en ’s avonds kijk je naar de lichtjes her en der in de gebouwen op de dijk, dan weet je het wel.

“Ik heb enorme verlatingsangst, wat vreemd ­genoeg gepaard gaat met bindingsangst. Een ­relatie noem ik dan ook altijd ‘tweezaamheid’. Fundamenteel ben je alleen op de wereld.”

“Ik ben ook heel bang om ziek te worden. ­Onlangs moest ik een fibroompje van mijn been laten weghalen. Onder lokale verdoving, in de dagkliniek. Peanuts, maar ik had het gevoel dat ik ging sterven. Daarom ben ik ook zo bang om kinderen te krijgen. Ik zou een schijtluis zijn. Nooit zou ik nog op mijn gemak zijn.”

12. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?

“Ik heb eens een angstaanval gekregen op de E40, zodat ik aan de kant moest gaan staan. Ik had toen nog geen manager. Als pure West­-Vlaming vond ik dat ik beter zelf kon onder­handelen. Waardoor alle praktische shit, alle ­telefoons ook op mij afkwamen, en ineens werd ik zot.”

13. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Neen, echt niet. Ik ben heel nuchter. Ik herinner me wel iets met een full moon in Thailand. En paddo’s. Mo vint! Maar religieus kun je dat niet echt noemen.” (lacht)

14. Welke gebeurtenis uit uw leven zou een goed filmscenario opleveren?

“Goh, ik heb er veel, hoor. Als je gebeten bent door film, denk je filmisch en werk je situaties ook in de hand vermoed ik.”

“Voor de categorie ‘kak-pisfilms’ heb ik een goede anekdote. Ik was alleen op de Filipijnen en had een brommerke gehuurd om naar zee te gaan. Twintig kilometer over de kasseien, alsof ik over een golfbreker reed. Prachtig strand. En wat doe je als je alleen op een strand staat? Juist: je kleren uittrekken. (lacht) En gaan zwemmen. Maar toen ik uit het water kwam, was alles weg. Ik keek naar boven: apen waren met mijn kleren aan het spelen. Hoog in de bomen. Fucking hell.”

“Een halve namiddag heb ik mij verstopt om die apen te overvallen om mijn kleren terug te grijpen. Wat mij gedeeltelijk is gelukt. Een stuk van mijn short, mijn gescheurde T-shirt, en dat was het. Mijn onderbroek en mijn schoenen waren weg. Zo ben ik teruggekeerd op die brommer.” (lacht)

“En toen viel ik in panne. Daar stond ik. In de hitte, niets om te drinken. Tot ineens, een boenke-boenkegeluid. Zo’n toeristenbusje. ‘Ier godverdoeme, Rik Verheye!’ Een groep West-Vlaamse toeristen. Ik moet eruit gezien hebben als Mowgli. Ze gaven mij een geruit hemd, een onderbroek en bermuda, namen wat selfies en dropten mij met brommer en al in de stad. En ineens voelde ik, van de spanning: ik moet kakken. Ik naar de Jollibee, de plaatselijke McDonald’s. De vinten-wc was al gesloten, dan maar bij de vrouwen. Maar in die landen hangt er geen wc-papier in het toilet. Ik heb mijn gat dan maar afgeveegd met die onderbroek, ze in de sjaspot gestopt en ben als een shemale naar buiten gelopen.” (lacht)

15. Welk boek raadt u absoluut aan?

“Ik ben een enorme fan van het theaterrepertoire van Harold Pinter. De thuiskomst, Homecoming (1964, red.), hebben we ooit gespeeld met FC Bergman. Dat stuk zal me altijd bijblijven. We hebben er Theater aan Zee mee gewonnen. Het werk van Pinter heeft iets heel bevreemdends, heel ­gevaarlijks. Intermenselijke relaties, een bestaande hiërarchie die plots omver wordt gegooid, een stoelendans die plaatsgrijpt, heb ik altijd fascinerend gevonden. Een feest om te spelen ook.”

16. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Goed, los van kwaaltjes. Ik ben heel hypo­chondrisch van aanleg. Het zal maar eens een hersenvliesontsteking zijn... Ik ga dus vaak naar de dokter, ja. Op een bepaald moment zei ze zelfs: ‘Rik, als je zo verder doet, zal je toch eens een gedragstherapeut moeten zoeken’. (lacht) Nu ga ik naar twee dokters, een in Antwerpen en een in Knokke, zodat ze niet van elkaar afweten.”

‘Ik ben bang om kinderen te krijgen. Ik zou een schijtluis zijn. Nooit zou ik nog op mijn gemak zijn.’Beeld Stefaan Temmerman

17. Wat vindt u erotisch?

“De suggestie.”

“Of ik naar porno kijk? Wie kijkt er nooit naar porno? (lacht) Komaan! Iedereen kijkt weleens naar porno, wat is dat nu. Maar niet zo vaak, hoor. Gemiddeld maar vier keer per dag. (tot Ann) Amai die blik van jou!” (lacht)

18. Wat is uw goorste fantasie?

“Wel, wat ik me al vaak heb afgevraagd is: als je op een zeemeeuw schiet, wat komt daar dan allemaal uit? Je moet weten, als ik aan zee ben, word ik om vijf uur gewekt door de meeuwen op het strand, dat is de hel. Meeuwen, dat zijn ratten hé, man. Hoe minder visvangst er is, hoe meer ze aan land komen. Ze leven van het vuilnis en zijn agressief. Ik ben zelfs al aangevallen door meeuwen. Dat zijn soms gigantische beesten. Hoe krijg je die dood? Daar denk ik dan toch een volle halve minuut aan, terwijl ik mij nog eens omdraai in bed.”

19. U belandt in de gevangenis, wat zou de reden kunnen zijn?

“Autozwendel of donorhandel. Zeker niet omdat ik iemand pijn heb gedaan. Ik ben veel te menslievend.”

20. Hoe definieert u liefde?

“Tweezaamheid. En even hard iemand nemen voor zijn zwaktes als voor zijn sterktes. Volgende vraag.” (lacht)

21. Hoe hebt u uw eerste liefde ervaren?

“Vree grappig. Haar vader was importeur van exotisch vlees in De Haan. De eerste keer dat ik meemocht naar haar familie was er een bedrijfsfeest. We lagen al meteen te smossen tussen de struisvogels en de kamelen. Toen ik haar trui uittrok zag ik het opschrift op haar T-shirt: ‘I have a soft spot for animals’. Komaan Verheye, dacht ik, vanaf nu ben je een animal. (lacht) Kluchtig eigenlijk.”

22. Bent u een goede vriend?

“Ik heb me erbij neergelegd dat ik er niet voor ­iedereen kan zijn. Ik betrap mezelf erop dat ik in het weekend al snel geneigd ben om af te bellen. Omdat we op maandag weer beginnen te draaien en ik niet moe wil zijn. Terwijl ik er altijd heel veel deugd van heb om mijn vrienden te zien. Dat vind ik zo jammer. Dom van mij.”

23. Hoe zou u willen sterven?

“Liefst op het strand. Met vree veel lawaai. En vuurwerkpijlen die uit mij schieten. Op een kitscherig nummer: ‘Conquest of Paradise’ (van Vangelis, red.).”

“Mijn laatste avondmaal? Mag dat een menuutje zijn? Want ja, ik zou het dan toch even willen rekken. Liefst landinwaarts, want op de dijk word je toch altijd in ’t zak gezet. In het Oud gemeentehuis in Oostkerke, bij Olivier. Echte Vlaamse kost. Eerst garnaalkroketten. Twee. Dan côte-à-l’os saignant met archiduc of bearnaise en kroketjes. En daarna, typisch Vlaams, nen Irish.”

“Maak trouwens ook maar een versie met een ­Javaanse schijf voor de vegetarische lezers. Heb je daar trouwens al op gelet: als je een vegetarische worst bakt, dat danst en fluit in de pan. Zo’n worst is dierlijker dan een echte worst. Op het moment dat je ze bakt begint ze te leven.” (hilariteit)

‘Of ik naar porno kijk? Wie kijkt er nooit naar porno? Maar niet zo vaak, hoor. Gemiddeld maar vier keer per dag.’Beeld Stefaan Temmerman

24. Wat zou u nog per se willen doen?

“Een snelle wereldreis met heel m’n familie. En dan klagen dat het overal te warm is.” (lacht)

25. Waarover bent u de laatste tijd helemaal anders gaan nadenken?

“Over milieuvervuiling. Ik deed daar vroeger té lichtvoetig over. Ik dacht altijd: als ik het niet doe, zal iemand anders het wel vervuilen. Maar nu kan ik daar intens verdrietig én kwaad van worden. Als je ziet wat er allemaal langs de snelweg ligt of op het strand, dat is degoutant. Ik ben zeker niet te verlegen om op mensen af te stappen en hen te zeggen dat ze hun stort niet moeten achterlaten.”

26. Is de mensheid op de goede of de slechte weg?

“Zijn we ooit op de goede of slechte weg geweest? Gelukkig hebben we nu geen wereldoorlog, maar we kampen met andere problemen. Het is niet zo dat de wereld zichzelf ververst, hé. Het is nog altijd dezelfde bol en die raakt weleens op.”

27. Wat is de titel van uw biografie?

“‘Ge zal ’t ma meemaken!’. Dat gaat nog verkopen ook, denk ik.” (lacht)

Callboys, elke donderdag, 20.35 uur, VIER.