Direct naar artikelinhoud
Depressie

‘Praten, praten, praten’ kan donkere gedachten bij tienermeisjes net nog erger maken

Onderzoekster Margot Bastin.Beeld Jan De Meuleneir/Photo News

Praten, praten, praten. Het is het gouden advies aan jongeren wanneer ze zich slecht voelen. Maar je kunt wel degelijk te veel met vrienden doorbomen, of liever: piekeren. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Margot Bastin (KU Leuven). ‘Leerkrachten hebben me verteld dat één leerling met depressieve klachten de klas kan meetrekken. Er is wel degelijk een besmettingsgevaar.’

Zes jaar heeft psychologe Margot Bastin (29) aan haar doctoraat aan de KU Leuven gewerkt. Nu dingt ze mee naar de Vlaamse PhD Cup, waarbij zestien knappe koppen hun onderzoek zo helder mogelijk met de buitenwereld delen. Bastin heeft zeven scholen bezocht en 1.555 leerlingen ondervraagd. “De jongsten zaten in het vijfde leerjaar. Dat is jong om het over ‘negatieve gedachten’ te hebben, maar dan al begint een kentering”, zegt ze. De grote school wenkt, ze krijgen ‘moeilijke’ vakken als Frans, de zorgeloosheid zakt. 

De echte piek in depressieve klachten begint rond 14, wanneer jongeren zich ook gaan losmaken van hun ouders. Dat is een noodzakelijke, maar ook een moeilijke stap, want de warmte en aanmoediging die ze normaal van mama en papa krijgen, dient anders ingevuld. Met vriendschappen, dus. Vanaf 13 jaar worden die veel hechter en belangrijker, zeker bij meisjes.”

Vanaf 13 jaar begint ook een precaire periode. Dan steken soms lusteloosheid, angst en zwartkijken de kop op. Dat wordt dikwijls weggezet als ‘pubergedoe’, maar wordt verrassend vaak chronisch. “Adolescenten die al vroeg symptomen van depressie krijgen, hebben een grote kans op herval in hun latere leven”, zegt Bastin. “Het ene onderzoek spreekt van 30 procent, het andere zelfs van 70 procent. De klachten zijn ook ernstiger als volwassene, als ze reeds zo vroeg begonnen zijn. Daarmee weet je: prille episodes van ‘ik voel me verdrietig’ moeten zo goed mogelijk aangepakt worden, want je zet daarmee de toon voor later.” 

Kauwen wordt herkauwen

Klassiek advies is meestal: je moet erover praten. Bastin: “We hebben de neiging ons enkel zorgen te maken over jongeren die weinig vrienden hebben: ‘Ocharme, hij heeft niemand om mee te babbelen.’ Maar uit mijn onderzoek is gebleken dat de andere kant van het spectrum even riskant is: je hebt ook jongeren die te veel praten op een manier waardoor ze niet verder komen. Piekeren, dus.

“Een klassiek voorbeeld: meisje A. ziet de relatie met haar vriendje afspringen en spreekt erover met vriendin B. Die is bezorgd, er wordt over gepraat in de les en op de speelplaats. Dan is de school uit, en normaal zou zoiets voor een pauze zorgen: meisje A. komt thuis en haar mama vraagt wat ze wil eten en de gedachten worden verzet. Maar in deze tijden komt dan de smartphone op de proppen. Meisje A. is nog maar net thuis, of ze krijgt een berichtje van vriendin B.: ‘Hoe gaat het nu met je? Heb je hem nog gehoord? Ik begrijp dat het heel rot voor je is.’ Kauwen wordt herkauwen, tot diep in de nacht.” 

Voor buitenstaanders lijkt daar allemaal weinig aan, maar tussen de twee meisjes speelt zich een psychologische dynamiek af, weet de psychologe. “Het gepieker versterkt de vriendschapsband. Het ene meisje voelt zich begrepen en en is dankbaar om deze waardevolle vriendschap. Het andere meisje voelt zich nodig, bijzonder, misschien zelfs uitverkoren. Maar bij samen piekeren is er een risico op een negatieve spiraal, waarbij gepieker een ‘lijm’ is. De meisjes nemen zo soms ook mekaars stress over, omdat ze zo met elkaar inzitten. Samen piekeren zorgt voor meer cortisol, het stresshormoon.”

Minder sterk bij jongens

Bij jongens is het fenomeen minder sterk, stelde Bastin vast. “Zij stellen een best friend minder centraal, en verdiepen de vriendschap eerder door dingen samen te doen. Ze wuiven problemen ook sneller weg met een beetje humor: ‘Ach, er zijn nog meisjes op de wereld.’ Dat verlicht.” Een en ander doet denken aan de volwassen wereld: het cliché van de mannen die samen zitten zwanzen op café, terwijl hun vrouwen kniezen. 

Bastin knikt: “Er is onderzoek bij volwassenen gebeurd, en ook daar zien we dat ‘repetitief samen piekeren’ de band versterkt. Het gebeurt ook tussen ouders en kinderen, vooral bij moeders, wat mogelijk zelfs schadelijk kan zijn voor het kind, maar enkel als de focus ligt op persoonlijke problemen van ‘mama’. Ook daar zien we dat de band er wel hechter door wordt.” De neiging tot piekeren is overigens deels aangeboren, weet de onderzoekster. “Dat heeft te maken met temperament, en die verschillen zie je al in de kleuterklas: het ene kind loopt de wereld in met de armen open, het andere is voorzichtiger en wacht meer af.” 

Angstige hechting

Maar ook prille ervaringen spelen een rol. “Kinderen hechten zich al jong op een bepaalde manier aan hun ouders of verzorgers. In de psychologie is daarbij het fenomeen bekend van de ‘angstige’ hechting: het kind is niet zeker dat het wel op mama of papa kan rekenen, omdat die afwezig is, of weinig interesse toont, of onvoorspelbaar is... Later gaan deze mensen mogelijk overmatige steun zoeken bij anderen, zich vastklampen.” Scholen kennen het fenomeen goed, weet Bastin:  “Leerkrachten hebben me verteld dat één leerling met depressieve klachten de klas kan meetrekken. Zo hard zelfs, dat ze klassen moeten herschikken, leerlingen uiteen halen. Er is wel degelijk een besmettingsgevaar. Wij willen nagaan of dit door samen piekeren verklaard kan worden.”

Wat kun je als ouder doen, als je merkt dat je kind in een vriendengroepje zit waar het voortdurend klinkt van: ‘Alles is rot, we zien het niet zitten, het gaat nooit lukken..’? “Praten is goed, zolang het dient om het hart te luchten of een probleem te benaderen. Maar over ‘draaien in een kringetje’ mag je zeker opmerkingen maken: ‘Waarom doen jullie niet eens iets leuks samen?’ Of: ’Wat zou nu de reden kunnen zijn van het probleem; hoe kunnen we dit gaan aanpakken?’” 

Ook een oogje op het smartphonegebruik kan nuttig zijn. Bastin: “Het is gezond om ‘werelden’ af te wisselen: thuis, school, sport... Dat geeft een frisse kijk. Problemen voortdurend blijven bespreken via de smartphone zou het repetitief proces weleens kunnen verlengen.”