Waarom de gps zijn tanden stuk bijt op de Antwerpse straten

© getty

Het Antwerps en haar uitdrukkingen… het is een echte code. Vraag dat maar aan uw gps. Bart De Clerck en Joost Houtman doken voor hun boek ‘De rest is parking’ in het Antwerpse stratenplan.

In ‘De rest is parking’ gaan Bart De Clerck en Joost Houtman samen met onder andere Bart De Wever, Luk Wyns, Michael Van Peel, Jinnih Beels, Marc Fransen, Marc Van Peel en Annick De Ridder op zoek naar de ziel van de Antwerpenaar. Knack biedt een voorpublicatie aan.

***

Politiek journalist en Vlaams-Brabander Jan De Meulemeester vestigde zich in 2013 op Zurenborg – de wijk waar ook dichter Herman De Coninck woonde en waarvoor deze de slogan ‘Zurenborg, Burenzorg’ bedacht. ‘Het Antwerps en haar uitdrukkingen… het is een echte code. Zelfs perfect begrijpbare uitdrukkingen zijn niet altijd even bevattelijk. Neem nu Op ’t Zuid, Antwerpen-Noord, 2060, Intra muros, Aan de kaaien, ’t Eilandje, ’t Kiel, den Dam, Sint-Andries… dat zijn allemaal gps-onbruikbare locaties. Een niet-Antwerpenaar kent er zijn bestemming niet mee, want je kan een dergelijke buurtomschrijving op een digitale kaart niet invoeren of opzoeken. Toen ik bijvoorbeeld voor het werk volgens een collega “op het Zuid” moest zijn, dan koos ik op Google Maps een willekeurige straat in het zuiden van de binnenstad, om die dan in te voeren in de gps. ’t Kiel, da’s voor mij, dacht ik, vaagweg, een stadion? Een Antwerpenaar veronderstelt dus dat iedereen te lande een notie heeft van de Antwerpse stadsbuurten. Quod non. Zeer charmant is ook de grammaticale prepositie “op.” Op Zurenborg wonen of iets gaan eten kan je op ’t Zuid. In Leuven woonde ik nochtans niet op maar in de Blauwen Hoek. Je bent toch in een buurt, en niet op? Fascinerend…’

Een Antwerpenaar veronderstelt dat iedereen te lande een notie heeft van de Antwerpse stadsbuurten.

Vraag als niet-Antwerpenaar de weg in de Scheldestad en de kans is inderdaad groot dat de lokale gids van dienst je plaatsnamen noemt die niet op het officiële stadsplan voorkomen. Vaak gaat het zelfs zo ver dat de Antwerpenaar geen flauw idee heeft van de officiële benaming van een straat of plaats. De kans dat je de weddenschap wint is bijvoorbeeld groot als je een Antwerpenaar uitdaagt dat hij niet weet waar de Eduard Waghemansbrug is. Nochtans is het een verbinding over het Albertkanaal die hij maar al te goed kent, zij het dan als ‘De Brug van den Azijn’. Naamgever Eduard Waghemans had als burgemeester van Merksem tussen 1969 en 1976 trouwens niets te maken met azijn. De zure naam voor de brug dateert van veel vroeger en verwijst naar de oude, afgebrande azijnfabriek van De Blauwe Hand, een merk dat nog steeds in de winkelrekken te vinden is.

Baan van Borsten en Billen

Ook de Baan van Borsten en Billen wordt nog steeds als referentiepunt gebruikt, wil iemand vanuit Deurne, Wijnegem of Wommelgem de weg naar Lier uitleggen. Wie er nog nooit van gehoord heeft, zou kunnen denken dat het een plaatselijke variant is van de Chausseée d’ Amour in Sint-Truiden. Met dames van niet al te zware zeden heeft de Baan van Borsten en Billen nochtans niets te maken. Zeker de jongste generatie weet nog amper dat deze benaming komt van een vindingrijke poelier die er jarenlang zijn kippen en kalkoenen aanprees met een publiciteitsbord waar je niet naast kon kijken. Borsten & Billen Bertels bestaat inmiddels niet meer maar leeft wel voort in het Antwerpse collectieve geheugen.

Wie een frisse neus wil halen tijdens een wandeling in natuurgebied Het Rot op Linkeroever moet weten dat dit domein begrensd door Halewijnlaan, Blancefloerlaan, Verbindingsweg E17-E34 (Expresweg) en Charles De Costerlaan, ook wordt aangeduid met het volksere pseudoniem ‘jeanettenbos’. Dit omdat er weleens heren durven rondlopen, op zoek naar vluchtig homoseksueel contact. Wat ons dan weer naadloos naar de Rue Vaseline brengt, die loopt van het Koningin Astridplein naar het De Coninckplein en officieel de Van Schoonhovenstraat heet. Waar de straat haar officieuze naam haalde, valt nu nog nauwelijks te bespeuren maar dateert uit een nog niet zo lang vervlogen tijd toen hier een hele reeks homobars lagen.

Loop je deze straat uit, dan kom je op het Keuningspléntje, wat niets te maken heeft met koning Filip of een van de andere Saksen-Coburgers. Op Google Maps staat het namelijk vermeld als De Coninckplein. Het driehoekige plein kreeg zijn naam van de Brugse wever en vrijheidsstrijder Pieter De Coninck. Enkele jaren geleden ontstond er hierover nog een klein relletje toen onder andere schrijver Tom Lanoye en literatuurorganisatie Behoud de Begeerte het plein tevergeefs wilden herdopen met de naam van de overleden dichter Herman De Coninck. Ze stootten daarbij echter op een njet van burgemeester Bart De Wever. Naar wie het ook vernoemd is, voor de doorsnee-Antwerpenaar blijft deze plek gewoon het Keuningspléntje. Straten en pleinen een andere naam geven: wat had je nu ook gedacht van mensen die hun eigen stad graag liefkozend herdopen en ernaar verwijzen als ‘de Koekenstad’?

Historici vermoeden dat deze naam ontstaan is omdat de stad een tijdlang quasi letterlijk bulkte van de koekfabrieken. Choco Prince? Petit-beurre(kes)? Inderdaad, in Antwerpen gecreëerd door Edward De Beukelaer die er in 1871 de allereerste industriële koekjesfabriek van het Europese vasteland oprichtte. Generatiegenoot Edward Parein is dan weer de man achter de Tuc-koekjes en de Cha-cha!

Twéllefmeundestroat

Er is een straat in het hartje van de stad waar maar liefst zes keer de letter -a in voorkomt. Uitgesproken door iemand van ’t Stad schiet er echter geen enkele -a meer over als hij het over die bewuste straat heeft.

Trouwens, ook al gebruiken Antwerpenaren de correcte straatnaam, dan nog is een Antwerpenaar er zich vaak niet van bewust dat hij de hem bekende straat volledig fout uitspreekt. Zo is er een straat in het hartje van de stad waar maar liefst zes keer de letter -a in voorkomt. Uitgesproken door iemand van ’t Stad schiet er echter geen enkele -a meer over als hij het over die bewuste straat heeft: het is de Twaalfmaandenstraat alias de Twéllefmeundestroat. De zestiende-eeuwse schepen en rechtsgeleerde Antoon Anselmo zou zijn eigen naam vermoedelijk niet meer herkennen wanneer de naar hem vernoemde straat uit de mond van een Antwerpenaar komt. Half Frans uitgesproken én met de klemtoon totaal verkeerd, dan weet je als Antwerpenaar dat de Anselmòstraat van de Leien naar de Lange Lozanastraat loopt. Wie denkt dat de Brederodestraat ook in dit rijtje thuishoort heeft het echter mis. Schrijver Bredero hoeft zich niet om te draaien in zijn graf als hij een Antwerpenaar het over de “Brede Rodestraat” hoort hebben. Deze straat is echter niet naar schrijver Gerbrand Adriaenszoon Bredero vernoemd, maar wel naar Hendrik van Brederode (1531-1588), een van de grondleggers van de Nederlandse Opstand tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Als er nu één man is die weet dat het kan verkeren is het Bredero, toch?

En dan heb je nog een erg bekende straat in het Antwerpse waar de gps haar tanden volledig op stuk bijt omdat het adres simpelweg niet bestaat. Wie Trammezandlei à la Gaston Berghmans uitspreekt, krijgt onmiddellijk Schoten als antwoord. Nochtans ligt de straat waar sketchfiguur Joske Vermeulen woonde, niet in Schoten maar in Merksem. Het blijft waarschijnlijk veruit de bekendste Antwerpse sketch ooit, met als gevolg dat Joske Vermeulen nu een eigen standbeeld heeft… in Merksem en niét in Schoten.

Hoe hardnekkig Antwerpenaren blijven vasthouden aan oude benamingen bewijst de Rooseveltplaats. De terminus van veel buslijnen tussen atheneum en opera zal je niet vinden als je tegen je spraakgestuurde boordcomputer Victoriaplaats of Geuzenhofkes vermeldt. Nochtans hebben we het in dat geval drie keer over hetzelfde plein.

Het is ook maar de vraag hoelang het zal duren voor men het in havenkringen niet meer over het Delwaidedok maar over het Bevrijdingsdok zal hebben. Recent werd beslist het dok, vlakbij afrit Stabroek op de A12, niet langer te vernoemen naar oorlogsburgemeester Leo Delwaide sr. wegens diens dubieuze rol bij de Jodendeportaties tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een jonge journalist suggereerde om het het Van Peel-dok te noemen. Waarop de voormalige havenschepen riposteerde dat dat een voorrecht is voor personen die overleden zijn. ‘Maar uw voorganger Delwaide leeft toch nog?’ was het antwoord van de journalist, niet gehinderd door enig historisch besef. Het is een anekdote die Marc Van Peel met graagte vertelt.

Tsjingtjangsplain

Op het lijstje van gps-incompatibele plaatsaanduidingen staat ook een plaats die wel heel erg Chinees aandoet als je ze op z’n Antwerps uitspreekt. Het Sint-Jansplein mag dan al op een boogscheut verwijderd zijn van het Antwerpse China Town, als Tsjingtjangsplain zou het fonetisch gezien net zo goed in Beijing kunnen liggen. Of het dan ook moet vertaald worden als ‘Plein van de Hemelse Vrede’ laten we even in het midden.

Niet alleen straten en pleinen krijgen soms een andere naam, ook bepaalde constructies en gebouwen ondergaan hetzelfde lot. Niemand die weet waar de Sint-Annatunnel ligt. Dat is de Voetgangerstunnel. En de Waaslandtunnel, dat is gewoon de Konijnenpijp. Deze werd geopend in 1933 en tot 31 juli 1958 moest er zelfs tol worden betaald om van de ene naar de andere kant te rijden.

Een andere niet-officiële benaming van een plaats die een Antwerpenaar je blindelings kan aanduiden, is de Crest. Dat is de plek om af te spreken voor een snelle zakelijke bespreking vlakbij de Antwerpse ring. Niemand spreekt af in het Crown Plaza Hotel maar blijft hardnekkig de Crest zeggen. Ze vergeten dan wel even dat het stevig in de hoogte gebouwde hotel al sedert 1990 niet meer zo heet. Eens Crest altijd Crest, zo lijken de Antwerpen onder elkaar afgesproken te hebben.

Of neem de eerste verdieping van het Antwerpse stadhuis. In het hele land is er waarschijnlijk geen enkele gemeente of stad waar de plaats van waaruit politiek bestuurd wordt een specifieke naam kreeg. Wel dus op het meer dan 450 jaar oude stadhuis van Antwerpen. De eerste verdieping, waar – verbouwingen uitgezonderd – de burgemeester kantoor houdt, de gemeenteraad en het schepencollege doorgaat en de huwelijken worden voltrokken, wordt steevast als Het Schoon Verdiep aangeduid. Neem je de lift in het renaissancegebouw dan kan je kiezen voor de knopjes -1, 0, 2 en 3… Wie op de eerste verdieping moet zijn, moet op het knopje SV drukken, van Schoon Verdiep dus. Deze benaming is een gallicisme van formaat want wie eventjes nadenkt zal merken dat het de letterlijke vertaling is van het Franse bel étage.

De kans is groot dat een Antwerpenaar zijn wenkbrauwen stevig fronst, als u naar de KBC-toren vraagt. De KBC-toren kent hij immers alleen als de Boerentoren. Mocht u zich afvragen of deze bijnaam zo gekozen is omdat je vanop de bovenste verdieping de hele ‘parking’ en dus alle ‘boeren’ kan zien, dan moeten we je teleurstellen. De allereerste bewoner van de allereerste wolkenkrabber in Europa was de Boerenleenbank, wat meteen haar naam historisch verklaart. Het gebouw was van 1928 tot 1950 het hoogste torengebouw van Europa. De Boerentoren is en zal altijd 25 meter kleiner blijven dan de kathedraal, vandaag nog altijd het hoogste kerkgebouw in de Benelux. Een makkelijk trucje om de hoogte van de kathedraal nooit meer te vergeten? Ach, die hoogte achterhaal je in 1,2,3. Met haar 123 meter is de kathedraal dan wel niet de hoogste van de wereld – die van het Duitse Ulm wint met haar 161 makkelijk het pleit -, het is wel de mooiste, toch? En zoals je weet, size doesn’t matter.

De kathedraal is een echte schoonheid en dat inspireerde in 2004, het jaar van Antwerpen Wereldboekenstad, de toenmalige stadsdichter Tom Lanoye om er zijn liefde aan te verklaren. Of beter nog, hij liet de Boerentoren dat doen met een liefdesgedicht dat hij op een reusachtig spandoek aan het gebouw liet aanbrengen. ‘PLOMP / verloren hoekig in uw / RANKE SCHADuw kant / uw broderie van steen / — als toren u TE MIN / als MINNAAR u te jong (…) stomp geboren vierkant van gewin / die STROEVE boer verstomd door uw verschijning’, roept de moderne toren hunkerend uit naar La Grande Dame: ‘ziet mij STAAN begint met / mij zo dag zo nacht uw / PRACHT van voor af aan of / kijkt dan HOUDT van mij / bezwijkt HOUDT u niet in’, smachtte de Boerentoren als jonge snaak naar de cougar alias de kathedraal.

Enkele maanden later pas zal de kathedraal haar jonge aanbidder antwoorden. Niet via een doek aan de kathedraal – god verhoede. Nee, uit aan de kathedraal bevestigde luidsprekers weerklinkt de zware stem van niemand minder dan de toen 85-jarige Esther Lambrechts, alias La Esterella, de Antwerpse zangeres die haar grootste hit scoorde met het nummer Onze-Lieve-Vrouwetoren. La Esterella doet dat in het sappigst mogelijke Antwerps: ‘Allee wie da’der daar is! Allo zegd da ’t ni waar is! / (…) na jaren en jaren en jaren en jaren en jaren / dad ik ier (…) meh mijn kantie?le en m’n klokken em ston draaie / (…) amaaaaaai nau komd der ie?n gedichtshe / (…) mor ik zen zoe blij / zoe blij zoe blij zoe blij zoe blij / ik zen van a / en gij van mij / me jeugdig onbezonne tshoepke / me stevig geformeerd betonne poepke / me farmgeblokt en oepgeschote sho?eke / m’n uit de kluite go?e’ gewasse pie?zelo?eke / en toch ochaerme ’t zal ni meuge zijn (…)’

Waarom de gps zijn tanden stuk bijt op de Antwerpse straten

‘De rest is parking ‘van Bart De Clerck & Joost Houtman. ISBN: 9789460018329. Uitgeverij Vrijdag. 19,95 euro. Vanaf vrijdag 13 september te koop.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content