Direct naar artikelinhoud
Gezondheid

‘De tijd van Madame Control is voorbij’: Kind en Gezin bestaat 100 jaar

De vijftien maanden oude Elize laat zich gedwee meten.Beeld Joris Casaer

Kind en Gezin, bij zowat alle Vlamingen bekend als de organisatie die hun kroost weegt, meet en vaccineert, bestaat honderd jaar. Dé graadmeter voor kwetsbare gezinnen of een log en achterhaald instituut? 

Gehaast komt Ilona Pools (33) met de onhandige Maxi-Cosi op de arm het Huis van het Kind in Geraardsbergen binnengewandeld. De stress valt van haar gezicht af te lezen, want een baby van vier weken oud laat zich niet steeds in strakke schema’s gieten. “En meteen de eerste keer alleen in de auto”, zucht ze. Zoon Cyriel ligt evenwel vredig te slapen, een goed begin voor de gehoortest.

Verpleegkundige Mieke De Smet (64) stelt meteen gerust. Nee, het is niet erg dat ze een halfuur te laat is. En wat een gezonde brok haar zoon is. Haar gezicht klaart meteen op. “Ja, het gaat wel goed. Hij slaapt behoorlijk, eet goed, huilt niet al te veel.” De Maxi-Cosi wordt op de tafel gezet en de baby krijgt twee schelpen over zijn oren en enkele elektroden op het hoofd. Poging twee is succesvol. Oef, Cyriel heeft twee goed functionerende oren.

Het is een herkenbaar tafereel voor jonge ouders. Want wie ‘Kind en Gezin’ zegt, denkt veelal aan het meten, wegen en vaccineren van baby’s, de bezoekjes aan huis of de oog- en gehoortesten. In het beste geval een vlotte, efficiënte en nuttige ervaring, waarbij het kind ook telkenmale gezond wordt bevonden. In het slechtste geval een hemeltergend bezoek vol frustraties en een kind dat onderaan de zogeheten curves bengelt. 

Het bureau in Geraardsbergen is duidelijk een van de mooiere consultatieruimtes van Kind en Gezin. Het is onderdeel van het Huis van het Kind en het oogt er fris en ruim. Het staat in schril contrast met de soms krappe of verouderde plekken waar je instant hoofdpijn krijgt door krijsende baby’s die net hun prik hebben gekregen. Hier is het opmerkelijk rustig en heerst een gemoedelijke sfeer.

Oude jongedochters

In het mamacafé zijn enkele ouders aan de praat geraakt. Een peuter van vijftien maanden met vrolijke krullen is druk in de weer met puzzels. Op de sofa geeft een jonge mama haar baby de fles en enkele vrijwilligers delen ‘zelfgekochte’ tiramisu uit. “Het team hangt hier ook goed aan elkaar”, zegt Mieke De Smet. “Dit is een plek die goed draait.” 

Van de 100 jaar die Kind en Gezin bestaat, maakte Mieke De Smet er 38 mee. “Toen ik begon, heette het nog het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (NWK). Dat waren andere tijden. De ‘club van de oudejonge dochters’ (lees: oude vrijsters, SV) werden we weleens genoemd. Saai, braaf en geobsedeerd door allerlei regeltjes en voorschriften. Let wel, ik heb me daar altijd tegen afgezet.”

Het is inderdaad het oude imago dat Kind en Gezin vandaag nog altijd een klein beetje meedraagt: een bemoeizuchtige overheidsinstantie die jonge ouders de les spelt. “Vroeger waren wij echt ‘Madame Control’”, zegt De Smet. “De mensen waren bang voor ons. Dan gingen we op huisbezoek en hadden ze schrik dat hun huis er niet netjes genoeg bij lag. Of ze waren bezorgd dat hun kind niet genoeg was bijgekomen en dat we hen onder hun voeten zouden geven. Nu, dat was ook wel zo. Het berispende vingertje was nooit ver weg. Zelf heb ik nooit de rol van ‘Madame Control’ willen spelen. Ik wou ouders ondersteunen en helpen waar nodig, zonder oordeel. Ik vind dat je zelf als verpleegkundige net veel kunt leren van de ouders zelf.”

Verpleegkundige Mieke De Smet heeft veel zien veranderen. ‘Het berispende vingertje was vroeger nooit ver weg.’Beeld Joris Casaer

In die zin was De Smet haar tijd ver vooruit. Toen in 1919 de NWK werd opgericht, was paternalisme nooit ver weg. ‘Het bewaken van de gezondheid van de kinderen’, luidde een van de kerntaken, iets wat sommige medewerkers soms net iets te letterlijk namen. “Het is de tijd waarin de focus lag op het klassieke meten en wegen”, zegt Kristien Nys, onderzoekster Kenniscentrum Gezinswetenschappen (Odisee). “Met heel veel regeltjes en adviezen. Waarmee ik niet wil zeggen dat het niet zinvol is geweest. Die adviezen hebben soms echt een verschil gemaakt – denk maar aan de slaaprichtlijnen voor baby’s om wiegendood te vermijden – maar de manier waarop zorgde soms voor ergernis.”

De grote sterkte van Kind en Gezin zit volgens experts vooral in de huisbezoeken die ze uitvoeren. “Vroeger gingen we meermaals bij gezinnen thuis langs”, zegt De Smet. “Totdat de kinderen in de kleuterschool zaten. Nu gaan we nog één keer, net na de geboorte. Ik vind het nog steeds het leukste aspect aan deze job. Je mag getuige zijn van een van de mooiste momenten van een gezin, net na de geboorte van een kind. Dat blijf ik een enorm voorrecht vinden.”

Witte hondjes

Kindermishandeling, partnergeweld, schrijnende armoede... De problematieken waarmee ze te maken krijgen zijn soms heftig. “Maar evengoed zijn het maar kleinigheden waarvoor je bij de mensen langs moet”, zegt de goedlachse verpleegkundige. “Zo herinner ik me een gezin in een wit huis, met een witte deur, witte vloer, witte zetel en twee witte hondjes. Dat kind lag in een witte wieg, in witte lakentjes te kijken naar een mobiel met witte schapen. En het bleef maar wenen. Toen ik de baby oppakte om even door het raam te kijken, hield het gehuil op. Dat kind verveelde zich. Dus heb ik die mama toen de raad gegeven om toch wat kleur in huis te halen, zodat haar baby meer geprikkeld was. Zo eenvoudig kan het soms zijn. Maar als je niet bij de mensen thuis binnen gaat, weet je dat natuurlijk niet.”

Die huisbezoeken zorgen er voor dat Kind en Gezin een van de weinig overheidsinstellingen is die écht met de voeten in de modder staan. In tegenstelling tot de meeste instanties slagen zij er in om ook de meest kwetsbare gezinnen in Vlaanderen te bereiken. Achter de façades zien ze wat er bij mensen écht speelt. “Wij gaan overal, van grote villa’s tot sociale woningen”, zegt De Smet. “Van de meest gegoeden tot mensen zonder papieren. Die diversiteit is enorm.”

Dat maakt hun werk zo waardevol, meent professor gezinspedagogiek Michel Vandenbroeck (UGent). “Kind en Gezin is wat dat betreft redelijk uniek in de wereld. Zij bieden een heel brede service en hebben een enorm bereik. Qua preventieve gezondheidszorg is dat echt iets waar we trots op mogen zijn.”

Bovendien heeft Kind en Gezin volgens Vandenbroeck de voorbije jaren echt wel een transformatie ondergaan. “Van de organisatie die ouders terechtwees en wantrouwde, zijn ze een ‘organisatie tussen ouders’ geworden.” Kristien Nys beaamt. “Ze richten zich meer op brede opvoedings- en gezinsthema’s, proberen meer op maat van ouders en hun gezin te werken. Want of je nu jonge kinderen hebt of al wat oudere: de behoefte aan informatie en advies blijft. Daarom is het ook goed dat Kind en Gezin nu meer samenwerkt met andere disciplines, zoals scholen en armoedeverenigingen.”

Kakpampers

In Geraardsbergen mag de vijftien maanden oude Elize Baetens op de weegschaal. Ze laat zich gedwee uitkleden en gaat zonder morren op het koude plastic liggen. “Flink zeg”, kijkt De Smet toe. Zij weet als geen ander hoe zo’n weeg-en-meetsessie met een peuter een extreme uitdaging kan zijn. Of hoe ouders soms een halve hartverzakking krijgen als die weegschaal te weinig dan wel te veel aanduidt. “Vroeger werd aan die curves rigoureus vastgehouden”, zegt De Smet. “Nu weten we dat het vaak een kwestie van interpreteren is. Het heeft weinig zin om ouders onnodig ongerust te maken.”

Het illustreert hoe richtlijnen, methodes of adviezen door de jaren heen vaak veranderen. Al is de kern van haar job altijd hetzelfde gebleven: (soms onzekere) ouders geruststellen en ondersteunen. “Daarom vind ik die nieuwe technologieën ook zo geweldig”, wijst ze naar haar iPhone. “Hebben ouders een vraag? Dan sturen ze mij een WhatsApp. Mijn telefoon staat vol foto’s van kakpampers, rode billetjes of babyacné.” 

Kakpampers
Beeld Joris Casaer

Toch zijn er evengoed ouders die ook vandaag nog gruwen van Kind en Gezin. Op sociale media verschijnen regelmatig klachten van jonge mama’s of papa’s die vinden dat de overheidsinstelling te zeer de boot van de moderniteit heeft gemist. Artsen die borstvoeding afraden omdat een baby wat onder de curve zit, verpleegkundigen die nog nooit van de Rapley-methode – een specifieke manier om vast voedsel te introduceren bij baby’s – hebben gehoord, of vrijwilligers die zich erover verbazen dat een vader zijn kind aangekleed krijgt: het zorgt allemaal voor wrevel. 

Traag

“Het is normaal dat als je met een organisatie een bocht van 180 graden maakt, niet iedereen meteen mee is”, zegt Vandenbroeck. “Er werken ruim 1.300 mensen. Het is logisch dat er grote verschillen zijn tussen de medewerkers.” Veel hangt dus af van de arts of verpleegkundige waarbij je terechtkomt. Zo zal de ene perfect weten welk advies van tel is bij jonge ouders die een veganistisch dieet volgen, terwijl de andere een halve uitbrander geeft omdat ‘hun kinderen zo onvoldoende voedingsstoffen binnenkrijgen’. 

Verpleegkundige De Smet beseft dat er nog steeds ‘een oude garde’ is, die de betutteling nog niet is verleerd. Of die nog niet helemaal mee is met de meest recente richtlijnen. “Binnen een team bijvoorbeeld, haal je diegenen die zelf borstvoeding hebben gegeven er zo uit, aan de hand van de raad en adviezen die ze ouders meegeven.” Veel heeft volgens haar ook te maken met het beleid vanuit Brussel. “Ik herinner me nog de keren dat ik naar de Hallepoort moest (de hoofdzetel van Kind en Gezin in Brussel, SV). Alleen maar vrouwen zag je daar. Dan is het niet verwonderlijk natuurlijk dat pakweg het betrekken van de vader te moeizaam verloopt. Inmiddels is dat wel een beetje geëvolueerd, maar het gaat traag. Net zoals het soms lang duurt eer nieuwe wetenschappelijke inzichten helemaal geïmplementeerd raken in het beleid.”

Onderzoekster Nys begrijpt dat wel. “Het is niet altijd evident om al de medewerkers up-to-date te houden. Temeer omdat briefings en vormingen tijd vragen en omdat adviezen iets tijdelijk hebben. Vandaag wordt A aangeraden, morgen is het B. En zo’n grote organisatie moet natuurlijk zeker zijn dat wat zij als richtlijn voorstelt, voldoende is gecheckt.”

De kans dat verpleegkundige De Smet nog een hele rits nieuwigheden zal meemaken, is gering. “Normaal was ik al op pensioen, maar ze hebben me gevraagd nog even te blijven. En ik doe het nog steeds even graag. Maar in september volgend jaar zit het er definitief op. Dan is het aan iemand anders om bij jonge ouders thuis langs te gaan.”