Direct naar artikelinhoud
InterviewJeroen Puttevils

Historicus Jeroen Puttevils: ‘In de middeleeuwen viel de globalisering stil door de Zwarte Dood’

‘Bart Van Loo schildert de Bourgondische hertogen te veel af als meesterstrategen die een masterplan hadden. En daar ga ik niet mee akkoord.’Beeld Illias Teirlinck

Geschiedenis is hip. Dat bewijst Bart Van Loo, maar ook deze Jeroen Puttevils (34), een Vlaamse historicus die een prestigieuze Europese beurs kreeg voor zijn onderzoek. Een gesprek over de eerste loterijen, vroege corruptie met Antwerps vastgoed en de Vlaamse canon.

Uitgevers die hem na zijn aanstekelijke verhalen willen vragen om een boek te schrijven, mogen hem altijd mailen of bellen. “Ik hoop dat zelfs”, lacht Jeroen Puttevils. “Ik wil heel graag een boek schrijven voor een breed publiek. Als academicus word ik betaald met belastinggeld, en dus wil ik mijn kennis niet alleen delen met professionele collega’s.”

Voor deze jonge historicus, docent aan de Universiteit Antwerpen, kan het geluk dezer dagen niet op. Hij werd net voor de tweede keer vader en is een van de tien Vlaamse onderzoekers die uit honderden kandidaten werden gekozen voor een European Research Council Starting Grant, een beurs van anderhalf miljoen euro waarmee hij de komende jaren onderzoek kan doen. “Ik wil weten hoe mensen in het verleden naar de toekomst keken”, vertelt hij.

“We weten daar niet zo heel veel over. En het lijkt een triviale vraag, maar dat is het niet. Psychologisch onderzoek leert ons dat we enorm veel met de toekomst bezig zijn. Aan de toekomst denken is de standaardmodus van ons brein: als onze hersenen rusten, denken ze aan de toekomst. Ik wil onderzoeken hoe dat zat bij mensen van de late middeleeuwen tot de verlichting.”

BIO

* geboren in 1985

* docent middel­eeuwse geschiedenis aan de UAntwerpen

* onder meer gespecialiseerd in laat-middeleeuwse koop­lieden en loterijen

* is een van de tien jonge Vlaamse onder­zoekers die deze week een prestigieuze European Research Council Starting Grant kregen toegekend  

Vandaag heerst het maakbaarheidsdenken, zegt Puttevils. “We denken aan de toekomst omdat we weten dat we die kunnen veranderen, door allerlei kleine of grote daden te stellen. Als ik straks wil koken, moet ik dadelijk nog naar de winkel. En als een sociale groep of politieke partij de samenleving wil veranderen, moet ze een utopie nastreven, een ideaalbeeld van hoe de wereld er in de toekomst zal uitzien.”

Neem het klimaat, legt hij uit. “Het eerste beeld dat ik gebruikte bij de presentatie van mijn project aan de Europese jury was er eentje van de Brusselse klimaatmarsen. Het idee dat we vandaag kunnen investeren in nieuwe technologie om het klimaat te beïnvloeden, lijkt zeer modern. Het toont dat we de toekomst als extreem maakbaar beschouwen. Mijn vraag is of dat altijd zo is geweest. Leefde dat maakbaarheidsdenken al in het verleden?”

Zijn grote utopieën niet relatief nieuw?

Jeroen Puttevils: “Dat is wat velen geloven. Een overheersend idee is dat mensen in de middeleeuwen en de nieuwe tijd vooral geobsedeerd waren door het hiernamaals, en door pogingen om te berekenen wanneer het laatste oordeel zou komen. Pas in de 18de eeuw, met de verlichting, wordt de toekomst plots maakbaar. Bij de Franse Revolutie gebeurt dat ook: het ancien régime wordt omvergeworpen, omdat men een nieuw soort maatschappij wil bouwen. Die revolutie wordt beschouwd als een kantelpunt in de geschiedenis.”

En klopt dat volgens u?

“Dat wil ik dus onderzoeken. De meeste theoretici bestuderen vooral de geschriften van grote verlichte filosofen, en in de middeleeuwen die van de geestelijken en andere leden van de intellectuele elite. Maar er zit een groot zwart gat in dat bronnenonderzoek: de vele andere mensen die ook konden lezen en schrijven. De groep die ik ga onderzoeken, zijn kooplieden, omdat het als het ware toekomstprofessionals zijn: zij willen winst maken en zijn dus constant bezig met de toekomst.”

Jeroen Puttevils: ‘In de 16de eeuw wordt Antwerpen hét centrum voor loterijen. Die vinden plaats in de handelsbeurs op deze tekening. Onder meer de stadsmuren zijn zo gefinancierd.’Beeld Illias Teirlinck

In welke zin?

“Kooplieden maken voortdurend scenario’s over prijzen die zullen stijgen of dalen, over producten die schaars zullen worden of net niet, enzovoort. En ze schrijven daarover in brieven aan hun collega’s, maar ook aan hun vrouwen en kinderen. Die brieven wil ik onderzoeken. Ze hebben het daarin niet alleen over hun zakelijke verwachtingen, maar ook over politiek en religie, bijvoorbeeld. Een vraag die ik mij stel, is of er een verschil in toekomstverwachting op te merken valt tussen protestanten en katholieken.”

Hoeveel brieven gaat u lezen?

“Dankzij de Europese beurs kan ik mensen in dienst nemen om samen 15.000 brieven uit de periode tussen 1400 en 1830 te lezen en te bestuderen. Die laatste datum heeft niets te maken met het begin van België, maar met het feit dat we het effect van de verlichting uit de 18de eeuw willen meten.”

Wat hoopt u aan te treffen?

“Een van de vragen die ik mij stel, is in hoeverre die kooplieden de toekomst bekeken als een vorm van toeval. In het zakendoen was men overtuigd van de grote rol van fortuna: het fortuin dat je toevalt in het leven. Dat willen we in kaart brengen. Een andere vraag is of men onder invloed van de verlichting inderdaad meer met de maakbare toekomst bezig was dan in de late middeleeuwen. En of er verschillen zijn tussen landen, want we hebben brieven van onder meer Duitse, Italiaanse, Engelse, Franse en Nederlandse kooplieden.”

Een idee dat nog altijd sterk leeft, is dat de middeleeuwen, van 500 tot pakweg 1500, een periode van duisternis en stilstand was.

“Dat wil ik meteen ontkrachten, want dat idee is natuurlijk totaal fout. Zeker de periode vanaf 1400 is er een van enorme economische groei en prachtige kunst. Denk maar aan de Vlaamse primitieven, zoals Jan van Eyck en Hans Memling.”

Maar de wetenschap stond stil, niet?

“Ook dat is een verkeerd beeld, dat voortvloeit uit het superioriteitsgevoel waarmee wij naar het verleden kijken. Alsof die middeleeuwers allemaal simpele katholieken waren, die alles geloofden wat in de kerk werd gezegd. Het klopt dat brieven van kooplieden doorspekt zijn met religieuze verwijzingen – ‘Ik hoop dat mijn schip goed aankomt; laat het zo gebeuren, God’, schrijven ze bijvoorbeeld – maar de vraag is of dat diepgaand geloof was of gewoon een soort conventie. Of misschien is precies dat onderscheid al wel een 21ste-eeuws oordeel.”

God was toch alomtegenwoordig?

“Dat is juist. En voor sommigen onder ons is dat vreemd, maar het wil niet zeggen dat mensen daarom per se star of achterlijk waren. Het is bijvoorbeeld onzin dat men in de late middeleeuwen nog altijd dacht dat de aarde plat is. Ze wisten perfect dat het niet zo is. Wat je niet kunt ontkennen, is dat die kennis beperkt bleef tot een select groepje dat in het Latijn schreef. Bepaalde wetenschappelijke inzichten waren er wel, maar ze werden niet aan de man gebracht. Het brede publiek bleef ervan verstoken.”

U deed eerder al onderzoek naar laat-middel­eeuwse kooplieden. Wat hebt u al over hen geleerd?

“Mijn proefschrift ging over een groep handelaars die in de 16de eeuw vanuit Antwerpen verschillende Europese markten veroverde, onder meer met textiel en specerijen. Daar wisten we nog niet veel over. Dat heb ik in kaart gebracht: hoe textiel van bij ons, maar ook uit Engeland, door Antwerpse kooplieden via Italië naar het Midden-Oosten werd gebracht.”

Was dat het begin van de globalisering?

“Nee, die handel bestond al eeuwen. Het begin van de globalisering in de middeleeuwen zou ik eerder in de 13de eeuw situeren, bij de Pax Mongolica, toen een groot Mongools rijk de toestand binnen Azië vreedzaam stabiliseerde en zo handel mogelijk maakte tussen China, India, Europa en het Midden-Oosten. Maar de globalisering is nooit een rechtlijnig proces geweest, want die handel valt wat later weer even stil, onder meer door de Zwarte Dood.”

De pest.

“Precies. En die was net een gevolg van de globalisering. De pest kwam uit de steppen van Midden-Azië, waar vandaag nog altijd ratten leven die dat gen dragen. Het was naar hier gekomen via ongedierte in karavanen en schepen. Vandaag is dat te genezen, toen leidde het tot een zware schok in Europa, met in bepaalde streken sterftecijfers tot 60 procent van de bevolking.”

‘Wij kijken met een superioriteitsgevoel naar het verleden. Alsof die middeleeuwers allemaal simpele katholieken waren.’Beeld Illias Teirlinck

Leidde dat tot angst voor migratie en vreemdelingen?

“Dat is altijd al een voortdurend aantrekken en afstoten geweest. In steden is de rijke koopman altijd een gewenste vreemdeling geweest, en de bedelaar een ongewenste.”

Verbaast een historicus zich nog als hij de krant leest?

“Niet altijd. Er is een bekend citaat dat wordt toegeschreven aan de Amerikaanse auteur Mark Twain dat ik graag van een collega leen: ‘De geschiedenis herhaalt zich niet, maar ze rijmt wel.’ Het is nooit exact hetzelfde, maar je ziet wel patronen, bijvoorbeeld in mechanismen van uitsluiting.”

Wat ‘rijmt’ er vandaag nog zoal?

“Dan moet ik denken aan een tentoonstelling die ik vorig jaar heb gemaakt over Gilbert Van Schoonbeke, een 16de-eeuwse Antwerpse speculant. Als je ziet hoe die man te werk ging, kun je niet om de vaststelling heen dat bepaalde dingen hetzelfde zijn gebleven. Al is het verschil met toen dat we vandaag een uitgebreide wetgeving hebben op openbare aanbestedingen. In die tijd, 500 jaar geleden, werd het nog door de vingers gezien als politici een centje bijverdienden. Maar Van Schoonbeke overschreed een rode lijn.”

Toen ik over hem las, moest ik aan Land Invest en ’t Fornuis denken, en de vermeende belangenvermengingen tussen Antwerpse politici en vastgoedbonzen.

“Dat begrijp ik. Wat deed Van Schoonbeke? Om grote projecten te realiseren, had hij de toestemming van het Antwerpse stadsbestuur nodig. En een aantal schepenen had in het geheim geïnvesteerd in zijn vastgoedbedrijf. Die schepenen hadden er belang bij dat hij nieuwe straten en bruggen kon bouwen, en nieuwe verkavelingen kon aansnijden. Die gronden had hij van tevoren al gekocht, omdat hij wist dat hij die later met winst zou kunnen verkopen. En hij speelde onder één hoedje met een aantal schepenen.”

Wat deed hem finaal de das om?

“Misschien niet die vastgoedcorruptie. Daar kwam hij altijd nog net mee weg. Nee, hij maakte het te bont toen hij de pachter werd van de zogeheten bier­accijnzen. In ruil voor een som geld mocht zo’n pachter de belasting op bier innen. Maar Van Schoonbeke had tegelijk het grootste brouwerij­complex van Europa, dus hij was producent én belasting­inner, en dat ging voor veel mensen te ver. Er ontstond een volks­opstand en Van Schoonbeke en zijn trawanten in het stadsbestuur moesten Antwerpen ontvluchten, met een volksmeute achter zich aan.”

Fiscaal expert Michel Maus vertelde onlangs nog in deze krant dat fiscaal ongenoegen wel vaker aan de basis ligt van volksprotest.

“Als de belasting als onrechtvaardig wordt ervaren, kan dat inderdaad het geval zijn. Met die bierbelasting was dat zo. Iedereen drinkt ongeveer evenveel, dus als je consumptie belast, is dat onrechtvaardig, omdat het de armen harder treft dan de rijken.”

Dat ‘rijmt’ met de kilometertaks vandaag.

“Absoluut. Thomas Piketty heeft onderzocht hoe belastingen en herverdeling in de loop der eeuwen zijn geëvolueerd. En je ziet dat grote vermogens stelselmatig minder zwaar worden getroffen. Vroeger was het in de Verenigde Staten geen enkel probleem om 70 procent belastingen te heffen op de top­inkomens, vandaag zou men steigeren. Dat toont aan hoe ideeën over rechtvaardige belastingen politiek manipuleerbaar zijn.”

‘Ik ben een koele minnaar van een canon, maar vind het niet verkeerd om het debat eens te voeren. Op voorwaarde dat de commissie politiek onafhankelijk is.’Beeld Illias Teirlinck

Over taksen gesproken: econoom Geert Noels noemt de Nationale Loterij een belasting op domheid, omdat de meeste mensen toch niets winnen. Dat idee is niet nieuw. U hebt onderzoek gedaan naar het ontstaan van loterijen. Vond men dat in de middeleeuwen ook al een taks op domheid?

“Nee, dat zou ik niet meteen durven te stellen. De eerste Europese loterijen ontstaan in het Genua van de 14de eeuw. De stad zat in financiële moeilijkheden en gebruikte loterijen om nieuwe middelen aan te boren. De edelen bestuurden de stad met een jaarlijks roterend systeem, waarbij telkens via loting de nieuwe leiders werden aangewezen. Inwoners van de stad konden gokken wie het zou worden. Dat was de eerste loterij, maar die bleef typisch voor Genua, en vond geen navolging in andere steden.”

Welke andere loterijen waren er dan nog?

“Dan moeten we even doorspoelen naar het Brugge van de 15de eeuw, rond 1440. Het is op dat moment de commerciële hoofdstad van de Nederlanden en Noord-West-Europa. In Brugge heeft men een zogeheten wijn­scroder, dat is de persoon die de belastingen mag innen op het transport van vaten wijn in de stad. Dat wijn­scroder­schap werd om de zoveel jaar geveild aan de hoogste bieder, tot op een bepaald moment niemand er nog in geïnteresseerd is. De stad beslist dan om niet langer te veilen, maar te verloten.”

Bracht dat meer geld op?

“Dat was de hoop. En uiteraard de bedoeling: loterijen zijn altijd een middel geweest om publieke middelen te verwerven. In Brugge kon voortaan iedereen meedoen, de groep van investeerders werd groter. Ook gewone mensen konden een lotje kopen voor een kleine som. En daar kwam nog iets bij: rijke mensen die de stad geld hadden geleend en dus interesten uitbetaald moesten krijgen, konden die interesten omzetten in lotjes. Dat deden velen ook, omdat de stad vaak achterbleef met de afbetaling van haar schulden. Loterij­spelers toen waren dus zeker geen dwazen, eerder wanhopige crediteurs.”

Volgden andere steden dat voorbeeld?

“Het idee verspreidde zich snel naar Utrecht en vervolgens als een olievlek van de Nederlanden naar de rest van Europa. Ik heb heel wat gereisd om dat met archiefbronnen te documenteren. Het was de voorganger van onze Nationale Loterij, zeg maar. Het systeem is ontstaan om stedelijke schulden te financieren, maar gaandeweg zag men dat het ook voor andere doeleinden kon worden gebruikt: om een stadsomwalling te bouwen, om nieuwe glas-in-lood­ramen in de kerk te betalen, enzovoort. Vandaag steunt de Nationale Loterij nog altijd heel wat goede doelen.”

Vanwaar komt het idee dat het een belasting op domheid is?

“Dat wordt voor het eerst expliciet gezegd in een niet zo bekend toneelstuk van de 18de-eeuwse schrijver Henry Fielding: een loterij is een taks op domheid, omdat de kans klein is dat je wint. Zeker vandaag is dat het geval, met de getallenloterij. De kans dat je om het leven komt in een aardbeving is vier keer groter dan de kans dat je EuroMillions wint. Mensen denken dat ze ooit wel winnen, als ze maar lang genoeg spelen, maar dat klopt niet. De kans is elke keer even klein.”

‘Gewone mensen konden in 1440 een lotje kopen voor een kleine som. Rijke mensen die de stad geld hadden geleend, konden de interesten omzetten in lotjes.’Beeld Illias Teirlinck

Dat is in feite tragisch.

“Mensen nemen zichzelf in elk geval bij de neus. Wat velen doen, en wat af te raden valt, is op de Lotto spelen met symbolische cijfers – bijvoorbeeld je geboortedatum. De kans dat je wint is even groot als met willekeurige cijfers, maar de kans dat je véél wint is erg klein: er zijn maar 365 verjaardagen in een jaar, en er zijn veel mensen die met hun verjaardag spelen. Je kunt veel beter de computer willekeurige getallen laten trekken. Als je dan wint, ben je misschien de enige en win je de volle pot. Als je met je verjaardag wint, moet je met heel veel anderen die pot delen.”

Is de nationale loterij ook een transfer van arm naar rijk? De armen spelen meer, en de rijken gaan naar de opera, die met loterijgeld wordt gesubsidieerd.

“Dat kan ik voor ons land niet hard maken. In Duitsland is het wel aangetoond: daar spelen mensen met lagere lonen significant meer op de nationale loterij.”

U hebt voor dit interview een oude tekening van de Antwerpse handelsbeurs mee­gebracht: werden daar loterijen georganiseerd?

“Ja, in de 16de eeuw wordt Antwerpen hét centrum voor de organisatie van loterijen. Dat gebeurt in de handelsbeurs. Onder meer de oude Antwerpse stadsmuren zijn zo gefinancierd. En de mogelijkheden namen almaar toe. Op den duur waren er allerlei weddenschappen. Je kon gokken op wie de volgende paus van Rome zou worden; hoelang een stad die werd belegerd door de Ottomanen, het nog zou volhouden; hoelang een man erover zou doen om te paard van Antwerpen naar Venetië te rijden. Noem maar op.”

Die handelsbeurs, dat was Ladbrokes avant la lettre.

“Precies. In de middeleeuwen gokte men er al op los. Op alles. Ook op het geslacht van een ongeboren kind, bijvoorbeeld – waar dan vaak mee gefoefeld werd, omdat het kind in het geheim al geboren was, of omdat men een ander kind toonde. Kooplieden namen hun gokbedragen ook op in hun kasboek. Daarom weten we er zoveel over. Het toont ook hoe gokken en zakendoen voor hen hetzelfde waren. Ik deed mijn onderzoek net toen de financiële crisis van 2008 toesloeg en toen merkte ik: ook dat is nog altijd zo.”

U hoorde de geschiedenis weer ‘rijmen’.

“Zeker toen de term casinokapitalisme viel. Bankiers en investeerders deden zomaar wat, ze gokten meer dan ze op een rationele manier zaken deden. Ik zag daarin meteen het verband met de gokkende kooplieden uit de middeleeuwen.”

Geschiedenis is hip, dus misschien moet u dit verhaal eens opschrijven.

“Dat zou ik graag doen. Dat Bart Van Loo al zoveel exemplaren heeft verkocht van De Bourgondiërs, bewijst dat er een markt is voor zulke verhalen. Al is hij natuurlijk in de eerste plaats een meesterlijk verhalenverteller, en ik nog altijd academicus. Ik weet niet of ik zo meeslepend kan schrijven als hij.”

‘Er is een bekend citaat van de Britse schrijver Oscar Wilde dat ik graag van een collega leen: ‘De geschiedenis herhaalt zich niet, maar ze rijmt wel.’’Beeld Illias Teirlinck

Wat vindt u van De Bourgondiërs?

“Meesterlijk verteld, dus. Ik heb het graag gelezen. Maar er is één ding dat wel een beetje wringt: de eenmaking van de Nederlanden was een proces waarbij veel puur bij toeval gebeurde, en stoemelings als het ware. Van Loo schildert de Bourgondische hertogen te veel af als meester­strategen die een masterplan hadden. En daar ga ik niet mee akkoord. Dat was niet zo, zo werkt het niet. Toeval is een heel belangrijke factor.”

Iets anders: hoe kijkt u naar de discussie over de Vlaamse canon?

“Als historici hebben wij die startnota van Bart De Wever met veel aandacht gelezen, natuurlijk. Het plan om een Vlaamse canon te laten samenstellen pleit voor onze winkel. Ik ben een koele minnaar van zo’n canon, maar vind het niet verkeerd om het debat eens te voeren. Op voorwaarde dat de commissie politiek onafhankelijk is en het resultaat van de oefening kan weggooien als het haar niet bevalt. Dat politici de geschiedenis willen instrumentaliseren is van alle tijden, en daar moeten we voor opletten.”

Bruno De Wever, de broer van de N-VA-voorzitter, was meteen tégen de canon.

“Ja, je hebt twee kampen. Ik ben geneigd om er wel voor te zijn. Het lijkt mij niet per se een doos van Pandora die we zullen openen.”

Bent u zelf kandidaat voor de commissie?

“Nee, ik ben nog te jong, ik zou dit willen overlaten aan de zwaargewichten.”

Wat zou u in de canon willen uit de periode die u het beste kent?

“Wat mij essentieel lijkt, is de manier waarop steden in de late middeleeuwen zich tot elkaar verhouden. De Nederlanden waren een bijzonder stedelijk gebied, en dat was heel apart – behalve Italië was de rest van Europa helemaal niet zo stedelijk. En wat steden hier deden, was tamelijk uniek: ze waren zowel rivalen als bondgenoten. Ze leerden van elkaar, ze werkten samen en gingen tegelijk in concurrentie, soms met geweld. Die dynamiek was zeer belangrijk en typisch voor de Nederlanden. De dynamiek zat in de steden.”

Ook dat ‘rijmt’ weer met vandaag.

“Ja, mijn eigen liberale burgemeester hier in Mechelen, Bart Somers, vindt dat steden meer bevoegdheden moeten krijgen. En hij is niet de enige. Burgemeesters hebben wel vaker het gevoel dat het nationale niveau de problemen niet meer kan oplossen. Denk aan de klimaatmaatregelen die steden nemen, terwijl er nationaal weinig gebeurt. Er valt dus wel iets te zeggen voor de stelling van Somers.”

Nog even iets anders: toen ondernemer Fernand Huts zware uitspraken deed over de rolpatronen in de middeleeuwen, ging u niet akkoord.

“Nee, mijn collega Andrea Bardyn heeft onderzoek gedaan naar ondernemersvrouwen in de 14de en 15de eeuw in Leuven en Antwerpen. Zij heeft aangetoond dat niet alle vrouwen ‘onderdanig’ waren. Sommige waren gewiekste ondernemers, die vaak bekender waren dan hun echtgenoten. Dat strookt niet met het plaatje dat Fernand Huts wilde schilderen. Er kloppen trouwens nog dingen niet aan de visie van Huts: zo denkt hij dat ondernemers in de middeleeuwen minder met regels en vakverenigingen te maken hadden, en ook dat is niet juist.”

Hij is wel een kunstkenner.

“Ja, hij organiseert mooie tentoonstellingen, en hij heeft vast veel gelezen, maar zijn visie op de middeleeuwse Nederlanden strookt niet met de consensus onder historici.”

Tot slot: als u de krant leest, vindt u het nieuws dan niet te apocalyptisch? Het lijkt wel alsof de democratie en de wereld elk moment kunnen vergaan.

“We missen soms wat afstand van de waan van de dag, dat is juist. En het is soms niet in te schatten wat van belang is en wat niet. Neem nu die brexit: dat kan later een scheet in een fles blijken te zijn geweest, iets met weinig of geen ingrijpende gevolgen. Maar het kan ook zware gevolgen hebben die we vandaag nog niet kunnen voorzien. Het brengt bijvoorbeeld latent racisme opnieuw naar boven. Als dat zo doorgaat, kan het van kwaad naar erger gaan en misschien tot geweld leiden.”

Wat vindt u van de stelling van de Amerikaanse auteur Steven Pinker, die beweert dat de mensheid er globaal gesproken altijd al op is vooruitgegaan?

“In zijn vorige boek, The Better Angels of Our Nature, schilderde hij de middeleeuwse samenleving af als extreem gewelddadig, om het contrast aan te tonen met deze tijd. Maar zijn stelling klopt niet helemaal. De doodslagcijfers voor de middeleeuwen zijn bijzonder moeilijk te berekenen, en hij gebruikt ze kritiekloos. Pinker beweert ook dat de drijvende krachten van vooruitgang verlichting en humanisme en menselijke ratio zijn, maar ook dat is niet altijd even duidelijk.”

Hoezo niet?

“De Oostenrijkse historicus Walter Scheidel heeft een boeiend boek geschreven dat The Great Leveler heet. Hij toont aan dat de afname van ongelijkheid, wat toch een groot deel van de vooruitgang verklaart, alleen maar mogelijk is met gewelddadige schokken. Een oorlog, bijvoorbeeld. Of de pest. Na zo’n ramp neemt de gelijkheid toe. En dat heeft weinig met humanisme en verlichting te maken. De geschiedenis is complexer dan dat.”