Direct naar artikelinhoud
Reportage

‘De regen heeft ons gered. Maar ze zullen terugkomen’: op bezoek bij de hoeders van het Amazonewoud

Aripã Karipuna, met jachtgeweer in de aanslag tegen mogelijke indringers, op het stuk ontbost land aan de grens van hun grondgebied. Half verschroeide boomstammen staan als skeletten om hem heen.Beeld Marlena Waldthausen

Indianen weten hoe ze voor het regenwoud moeten zorgen. Maar op bezoek bij de Karipuna-indianen ziet Marjolein van de Water hoe ze worden bedreigd en tegengewerkt in hun pogingen de afbraak van de Amazone te stoppen. 

Aripã Karipuna houdt zijn jachtgeweer stevig vast, sluit zijn ogen en luistert naar de geluiden in het bos. Half verschroeide boomstammen staan als skeletten om hem heen, aasgieren cirkelen boven de zwartgeblakerde palmbomen, de grond is bezaaid met as. Aripã hoort niets verdachts, maar is er toch niet gerust op. “Ze zullen terugkomen”, mompelt hij.

‘Ze’, dat zijn de mannen die illegaal het grondgebied van de Karipuna-indianen zijn binnengedrongen om land vrij te maken voor veeteelt. Aripã bekijkt de smeulende resten van het aangestoken vuur. Er staan nog vrij veel bomen overeind. “De regen heeft ons gered”, zegt de man, die zo rond de 65 jaar oud denkt te zijn. “Maar ze zullen terugkomen om het karwei af te maken.”

Er hebben in augustus 31.000 branden gewoed in het Braziliaanse Amazonegebied; het is nog onduidelijk hoeveel bos daarbij verloren is gegaan. De verwachting is dat het vuur om zich heen blijft slaan tot in oktober het regenseizoen losbarst. “De Amazone, de longen die 20 procent van de zuurstof van onze planeet produceren, staat in brand”, twitterde de Franse president Emmanuel Macron. “Dit is een internationale crisis.”

In werkelijkheid produceert de Amazone maar zo’n 6 procent van de zuurstof. En als er al zoiets bestaat als ‘longen van de aarde’, dan zijn dat de oceanen en hun plankton. Het Amazonewoud, dat voor 60 procent in Brazilië ligt, is niettemin van wezenlijk belang in de strijd tegen klimaatverandering. Er liggen gigantische hoeveelheden CO2 in opgeslagen, die vrijkomen als bomen tegen de grond gaan. En het gebied bevat bijna 20 procent van de zoetwatervoorraad op aarde.

De apocalyptische beelden van brandende bomen en vluchtende dieren gaan de wereld over; #PrayForThe-Amazon was dagenlang trending topic op Twitter. Aripã heeft geen Twitter-account, bidden doet hij ook niet, zorgen maakt hij zich wel. Vanaf het in brand gestoken stuk regenwoud is het vier uur lopen naar het dorpje Panorama, waar Aripã en tientallen andere Karipuna’s wonen.

Ze slapen slecht. Want er woedt een oorlog in de Braziliaanse Amazone. De strijd gaat tussen de inheemse bevolking en andere natuurbeschermers enerzijds, en voorstanders van mijnbouw, veeteelt en grootschalige landbouw anderzijds. Het is een oud conflict, dat met de komst van de radicaal-rechtse president Jair Bolsonaro weer in alle hevigheid is opgelaaid.

Katiká met haar jongste zoon André, die stamhoofd is: ‘Iedereen moet nu kinderen krijgen. Anders sterven we uit.’Beeld Marlena Waldthausen

Al tijdens de verkiezingscampagne wond klimaatontkenner Bolsonaro er geen doekjes om: de Amazone zit vol rijkdommen, die moeten we benutten voor economische ontwikkeling. Landbouw en veeteelt zijn de motor van de Braziliaanse economie; Bolsonaro vindt het onacceptabel dat milieuwetten de groei van die sectoren belemmeren. En waarom zou je regenwoud beschermen als er goud in de grond zit?

Na zijn aantreden in januari benoemde hij Ricardo Salles tot milieuminister, een man die de opwarming van de aarde ‘een bijzaak’ vindt. Bolsonaro noemt milieuboetes ‘een industrie die bestreden moet worden’, en bezuinigde fors op de milieupolitie. Hij onderzoekt de mogelijkheden om illegale mijnbouw te legaliseren, en wil meer snelwegen en stuwdammen aanleggen.

Illegale landbezetters die actief zijn in de Amazone, voelen zich gesteund door de president. Hun werkwijze is ieder jaar hetzelfde. Aan het begin van het droge seizoen ontbossen ze met motorzagen een stuk regenwoud. Waardevol hout verkopen ze, de rest van de stammen laten ze liggen in de zon. Als de bladeren en takken droog zijn, steken ze de boel in brand en verkopen ze het land aan boeren die er hun koeien laten grazen.

De landbezetters verliezen regelmatig de controle over het vuur, waardoor ook aangrenzend bos in vlammen op gaat. Hetzelfde gebeurt bij boeren die stukken land in brand steken om de vruchtbaarheid te vergroten. Vuur stoken mag alleen met een vergunning, maar gebeurt meestal illegaal. Dit jaar zijn er bovengemiddeld veel branden, terwijl het geen bijzonder droog jaar is.

Deskundigen zien een direct verband met het verminderde toezicht en de verzwakte milieupolitie. “Wij hebben al een paar jaar invasies op ons grondgebied”, vertelt André Karipuna, de 26-jarige neef van Aripã en leider van de Karipuna-indianen. “Vroeger kwam de Funai snel in actie als we een klacht indienden. Nu kunnen we op geen enkele steun meer rekenen.” Funai is de regeringsinstantie die de landrechten van de indianen behartigt. Bolsonaro heeft de directie ontslagen en er bondgenoten neergezet. “Funai is een vijand geworden.”

Ook organisaties die met inheemse gemeenschappen werken, klagen over vijandigheden. “We zien steeds meer landbezetters op inheems grondgebied”, vertelt Francinea Benigno (69), die als gezondheidswerker alle reservaten van de deelstaat Rondônia bezoekt. “We werden laatst achtervolgd door gewapende mannen met bivakmutsen op. Ze hebben een hekel aan ons omdat we de indianen steunen. Sinds Bolsonaro aan de macht is, zijn ze brutaler geworden.’

‘De regen heeft ons gered. Maar ze zullen terugkomen’: op bezoek bij de hoeders van het Amazonewoud
Beeld Marlena Waldthausen

Brazilië telt ongeveer driehonderd stammen met in totaal 900.000 indianen, iets minder dan een half procent van de bevolking. In de grondwet van 1988 kregen zij het recht om het land van hun voorouders te bewonen. Sindsdien zijn bijna zevenhonderd inheemse reservaten toegekend, vrijwel allemaal in de Amazone. Sommige volken hebben duizenden leden, de Karipuna’s zijn met slechts 58 personen. Inheemse volken beheren 14 procent van het nationale grondgebied.

Zij hebben grote zeggenschap over hun reservaten. De regering mag er alleen met expliciete toestemming van de gemeenschap een weg bouwen of andere activiteiten ontplooien. De reservaten springen er op satellietbeelden uit als oases van groen, omringd door ontboste gebieden. Uit onderzoeken blijkt keer op keer dat indianen de beste hoeders zijn van het regenwoud.

Maar Bolsonaro, die dertig jaar in het Parlement heeft gezeten, was altijd al tegen het toekennen van rechten aan de inheemse bevolking. In 1990 betreurde hij zelfs het feit dat er in Brazilië niet meer indianen zijn uitgeroeid. “Noord-Amerikaanse cavaleristen waren competenter”, zei hij. “Zij hebben de inheemse bevolking in hun land uitgedund, en hebben nu dit soort problemen niet.”

Nu Bolsonaro de macht heeft in Brazilië, lijkt hij vastberaden deze oude doorn uit zijn oog te verwijderen. Hij heeft niet alleen besloten de indianen geen nieuw land meer toe te kennen, hij dreigt ook de bestaande reservaten te verkleinen. Er zijn wetten in de maak die een einde moeten maken aan de autonomie van de indianen, en hun gebieden openstellen voor mijnbouw, landbouw en veeteelt. “Ze willen zelf ook niet als prehistorische wezens leven”, aldus Bolsonaro.

Andrés dorp Panorama ligt aan de Jaci-rivier, op de rand van het reservaat dat de Karipuna’s in 1996 toegekend kregen. Het dorpje is zo’n vijf uur varen vanaf Jací Paraná, de dichtstbijzijnde stad. De rivier staat laag, André stuurt het motorbootje behendig stroomopwaarts, de zon brandt genadeloos op zijn ronde gezicht.

Broodmagere runderen lopen aan weerszijden van de rivier, in de lucht zweeft de geur van verschroeide aarde. Na vier uur varen staat op de rechteroever een verroest bord met het logo van de federale regering: Beschermd gebied. Verboden voor Onbevoegden. “Hier begint ons territorium”, zegt André. “Het is 153.000 hectare groot.”

In Panorama, een dorpje waar het merendeel van de 58 Karipuna’s woont, spelen kinderen in de rivier.Beeld Marlena Waldthausen

Het uitzicht verandert direct. Geen koeien en verschroeide bladeren meer, maar een dikke muur van duizend kleuren groen. Schildpadden liggen lui te zonnebaden op lianen, een grote capibara loert vanuit het struikgewas naar de langsvarende boot. “Indringers komen steeds dichterbij”, vertelt André. “Laatst ontdekten we een kamp van goudzoekers, op slechts twee uur lopen van ons dorp.”

André oogt afgepeigerd, hij is de afgelopen tijd meermaals met de dood bedreigd door indringers. Die zijn boos over de aanklachten die André tegen hen indient. De jonge leider wordt daarbij verscheurd door zijn verlangen tijd door te brengen met zijn geliefde in de stad, en zijn verantwoordelijkheid om de Karipuna’s en de Amazone te beschermen. “Bolsonaro zegt dat indianen nergens toe dienen”, zegt hij. “En ik vrees dat de meeste Brazilianen zo over ons denken.”

De inheemse volken kregen vorige maand steun uit onverwachte hoek. “We hebben een goed beleid nodig voor de Amazone”, zei de Franse president Emmanuel Macron. “We moeten ngo’s en lokale volken daar veel meer bij betrekken dan we nu doen.” Bolsonaro was woedend over Macrons ongevraagde bemoeienis. “Onze soevereiniteit is in gevaar”, concludeerde hij.

“Er is sprake van buitenlandse inmenging in de Amazone”, zei ook generaal Augusto Heleno, minister van Institutionele Veiligheid. De ngo’s zouden goud en andere mineralen in inheemse gebieden in kaart brengen, om die informatie te delen met Europese landen. Het ministerie van Onderwijs bekijkt de mogelijkheid om militaire scholen op te zetten in de reservaten, om de schadelijke invloed van internationale ngo’s op kinderen onder controle te krijgen.

Het discours doet denken aan de tijd van de laatste militaire dictatuur (1964-1985). Toen maakten de machthebbers zich ook zorgen over het gebrek aan vaderlandsliefde onder indianen, en over buitenlandse interesse in de Amazone. De militairen bouwden er daarom spoorwegen en grote autowegen, en gaven stukken land weg aan iedereen die wilde helpen de Amazone te ‘ontwikkelen’. Uit het hele land stroomden geïnteresseerden toe; de periode markeert het begin van de ontbossing.

Het was toen, ergens in de jaren zeventig, dat Katiká voor het eerst hoorde over ‘de witte mensen’. Ze was een jaar of 17, en leefde met honderden andere Karipuna-indianen diep in het regenwoud van Rondônia. Mannen van haar dorp hadden de vreemdelingen vanuit de verte gezien, tijdens het jagen.

Niet lang daarna verscheen een vliegtuig boven het dorp. De indianen hadden geen idee wat dat voor een gevaarte was, en schrokken zich te pletter. “We waren echt in paniek”, zegt Katiká. “Wij schoten met pijl en boog in de lucht, zij gooiden zakken rijst, suiker en bonen naar beneden.” De Karipuna’s bekeken de zakken met interesse, maar begrepen niet dat de inhoud eetbaar was.

Vanuit Panorama is het vijf uur varen naar de dichtstbijzijnde stad.Beeld Marlena Waldthausen

Langzaam maar zeker wonnen de mannen van de Dienst voor de Bescherming van Indianen (SPI) het vertrouwen van de Karipuna’s, die tot dan toe volledig geïsoleerd van de buitenwereld hadden geleefd. In de jaren daarna ging bijna de hele stam dood aan de gevolgen van griep en andere ziektes die het contact met de witte mensen bracht. Katiká, haar broer Aripã en vijf anderen overleefden. Katiká’s jongste zoon André is nu stamhoofd.

Het dorp maakt een verslagen indruk. Inwoners durven nauwelijks meer te jagen of vissen, uit angst tegen gewapende indringers aan te lopen. Ook bessen en noten zoeken is riskant. Er scharrelen wat kippen tussen de houten huizen en de dorpelingen kweken schildpadden. Alleen de 12-jarige Willza ziet de toekomst rooskleurig, ze droomt van een carrière als soapster.

Hoewel veel ngo’s een romantisch beeld van indianen in stand proberen te houden, is de realiteit complexer. Inheemse volken staan niet stil in de tijd, en vormen geen homogene groep. Er zijn volkeren die leven als hun voorouders en rondlopen met verentooien en pijl en boog. Maar er zijn ook gemeenschappen waar de mensen televisie hebben en jongeren net zolang met hun telefoon door het bos lopen tot ze een streepje bereik hebben. De Karipuna’s behoren tot die laatste categorie.

Moderniseren maakt hen niet minder inheems, maar daar denkt Bolsonaro anders over. “Ze willen geïntegreerd worden in de samenleving”, zei hij eind augustus. “Ze willen elektriciteit, ze willen zijn wie wij zijn.” Eerder al beweerde hij dat de meeste indianen gewoon geld willen verdienen, in plaats van ‘de ontwikkeling van Brazilië tegen te werken’.

Niet alleen Macron toonde zich verontwaardigd over Bolsonaro’s milieubeleid. Duitsland en Noorwegen stopten met hun bijdrage aan een Amazone- beschermingsfonds, uit onvrede met het beleid van de regering. De Duitse bondskanselier Angela Merkel noemde de situatie in Brazilië ‘dramatisch’. Bolsonaro antwoordde dat Duitsland juist een hoop kan leren van Brazilië.

Hij heeft een punt. Brazilië haalt bijna de helft van zijn energie uit hernieuwbare bronnen; Duitsland hangt nog altijd aan een infuus van kolen, de meest vervuilende energiebron. Bolsonaro wijst er terecht op dat Europa een groot deel van de eigen bossen heeft gekapt, en dat het van arrogantie getuigt om van landen met een opkomende economie te eisen dat niet te doen. En waar blijft het geld dat westerse landen hebben beloofd om die opkomende landen te helpen klimaatverandering te bestrijden?

Europa heeft meer boter op het hoofd, zo blijkt uit Verslaafd aan vlees, een in juni gepubliceerd onderzoek van Greenpeace. De intensieve sojaproductie en veehouderij zijn samen verantwoordelijk voor bijna driekwart van de ontbossing in de Braziliaanse Amazone. Vorig jaar importeerde de Europese Unie voor 500 miljoen euro aan vlees, en 6 miljoen ton soja uit Brazilië.

Ongeveer 87 procent van de soja wordt gebruikt voor veevoer. West-Europeanen consumeren per persoon gemiddeld 85 kilo vlees en 260 kilo zuivel per jaar, ruim twee keer zoveel als het wereldwijde gemiddelde. In 2013 kwam de Europese Commissie ook al tot de conclusie dat Europa met zijn consumptiepatroon een grote rol speelt bij ontbossing.

Maar Europese leiders lijken dit punt liever te negeren, en ook Bolsonaro zwijgt erover. Hij heeft geen baat bij meer veganisten in Europa, hij wil de productie van vlees en soja juist verder opstuwen.

‘De regen heeft ons gered. Maar ze zullen terugkomen’: op bezoek bij de hoeders van het Amazonewoud
Beeld Marlena Waldthausen

Europese bedrijven doen intussen goede zaken in de Amazone. Het Noorse Norsk Hydro, voor eenderde in handen van de Noorse regering, runt een aluminiumfabriek in het Braziliaanse regenwoud, en wordt al jaren beschuldigd van het dumpen van giftig afval. Nederlandse bedrijven zijn betrokken bij de aanleg van sojahavens, en de bouw van spoorwegen en wegen in de Amazone.

Tussen 2004 en 2012 liep Brazilië voorop in de strijd tegen ontbossing. Toenmalig president Lula da Silva voerde strengere wetten in en wist het tempo van ontbossing met 80 procent terug te dringen. Sinds 2013 lopen de cijfers weer op. Dit jaar is nu al het slechtste sinds 2008. Iedere minuut gaan ruim drie voetbalvelden tegen de vlakte.

Wetenschappers waarschuwen voor een point of no return. Dan zijn er zoveel bomen verdwenen dat het regenwoud niet meer genoeg regen kan produceren om te overleven. Zelfs als niemand dan nog een kettingzaag ter hand neemt, zal de Amazone in een droge savanne veranderen. De wetenschappers zijn er niet over uit wanneer dat keerpunt precies zou worden bereikt.

Inheemse volken zetten zich schrap, met hulp van de ngo’s. “Maar er is ook verdeeldheid”, vertelt Cyntia Marques, coördinator van Cimi, een belangenorganisatie voor inheemse volken. “Een deel van de indianen is voorstander van de voorgestelde wetten om de reservaten open te stellen voor mijnbouw en grootschalige landbouw. En we zien ook dat veel leiders zich laten omkopen.”

In Panorama spelen kinderen bij de rivier. “Kijk uit, een krokodil”, roept een meisje naar zwemmende jongetjes. De muggen steken meedogenloos, ’s nachts maken kikkers en krekels een oorverdovend kabaal. Het dorp is kwetsbaar, de bewoners hebben alleen stokoude jachtgeweren om zich te verdedigen. Van de honden hoeven ze ook weinig te verwachten. Die zijn graatmager, en lijken zelfs bang voor de kippen.

“We delen ons grondgebied met geïsoleerde stammen, ook zij lopen gevaar”, vertelt Katiká. Ze denkt heel lang na over de vraag of ze zelf ook liever geïsoleerd had willen blijven leven. “Het heeft geen zin daarover na te denken”, besluit ze dan. “Iedereen moet nu in ieder geval hier blijven en kinderen krijgen”, zegt ze. “Anders sterven we uit.”