Videospeler inladen...

Helden van de grens: de oorlog tussen mens en milieu in Alaska

Alaska is één van de meest ongerepte gebieden ter wereld. Maar er is een oorlog in de hoofden aan de gang in de grootste staat in de Amerikaanse Unie. De strijd tussen mens en milieu. Het spanningsveld tussen natuur en banen. De wrijving tussen ecologie en economie. Onze Amerikacorrespondent Björn Soenens reisde naar Alaska - 50 keer zo groot als België - om de strijd om Alaska met eigen ogen te zien. 

analyse
Björn Soenens
Björn Soenens is Amerikacorrespondent voor VRT NWS. Hij woont in Brooklyn, New York City.

Aleknagik lijkt op het einde van de wereld. De stilte is oorverdovend. Ik zie eeuwenoude wouden, een eenzame vliegvisser langs de oever van de Wood River. Het zwiepen van zijn hengel om het aas te werpen. In het water zwemmen de rode zalmen in grote overvloed. Ze hebben een groene kop.  Sockeye zalm. Veel van die wilde zalm zal later overzees worden verscheept, in blik.

In deze wateren leeft ook de king salmon, de koningszalm. De vis is wild en soms tot 150 centimeter lang. Het grootste exemplaar ooit gehengeld, woog 57 kilogram, al is dat vrij uitzonderlijk. Vissers noemen het de beste zalm ter wereld.

Terwijl ik dwars door het heldere water van de rivier kan kijken, hoor ik een vreemd krassend geluid hoog in de lucht. Wel vier Amerikaanse zeearenden scheren sierlijk over de rivier en hoog boven de bomenrij. Het is een wonderlijk schouwspel, ver weg van de snelweg.

Hier moet je snel een zonnebril opzetten om je ogen tegen een vervelende prik van insecten te beschermen. In het gebergte en aan het water hangen enorme muggenwolken. Alaska is zo'n beetje de laatste grens van Amerika. The Last Frontier, zo staat het ook op de Alaskaanse nummerplaten geschreven.

Naar Dillingham kan je alleen met een propellervliegtuig. Er zijn geen wegen naar het einde van de wereld

Björn Soenens, VS-correspondent

Een half uur rijden naar het zuidoosten arriveer ik met de auto in Dillingham. Dit is Bristol Bay. De baai is een enorm gebied, zo'n 60.000 vierkante kilometer, twee keer zo groot als België. Een heel ecosysteem van bergen, rivieren, oerbossen, en toendra. Dillingham is de grootste gemeenschap: 2.300 inwoners.

Dit is het zuidwesten van Alaska. Om vanuit de hoofdstad Anchorage naar hier te komen, moet je een propellervliegtuig nemen van de maatschappij Ravn. Autowegen gaan niet naar het einde van de wereld. De luchthaven zelf is een loods.

Als je te lang moet wachten op je vliegtuig, dan zet het incheckpersoneel koffie voor je, en ze maken een doos donuts voor je open. Hier hoef je niet door de metaaldetector. De tijd is hier bevroren, zelfs in de zomer.

De omstreden Pebblemijn

Ik ben naar Dillingham gekomen met een reden. Er is grote commotie over de mogelijke komst van een mijn. De Pebble mine ligt wel 100 kilometer noordelijker, maar bevindt zich aan een groot meer, en wel acht rivieren.

De mijnbouwers hebben grote plannen. Ze willen tientallen miljoenen kilo's goud, koper, zilver en andere ertsen uit de grond halen. Ertsen en mineralen waar ik nooit eerder over heb gehoord: molybdeen, renium, en palladium: ertsen die worden gebruikt in legeringen om straalmotoren bestand te maken tegen hoge temperaturen , of voor de productie van warmtekoppels, van elektrische auto's en zonnepanelen.

De Pebblemijn is omstreden. Al tien jaar lang proberen de aandeelhouders de overheid te overtuigen om al die ertsen te ontginnen. Jarenlang lag de EPA dwars. De EPA, dat is de Environmental Protection Agency, zo'n beetje de milieupolitie van de VS. De EPA gaf de Pebblemijn jarenlang zelfs geen toestemming om een vergunning aan te vragen.

Volgens een rapport zal de mijn onherstelbare schade toebrengen aan de natuur. De rivieren zouden worden vervuild, een dichtgevroren meer zou worden opengebroken met ijsbrekers om de ertsen te vervoeren, de miljoenen rode zalmen in dit gebied zouden mogelijk worden vergiftigd of kapotgemaakt in de wateren waar ze kuit schieten.

De 14.000 vissers in de Baai van Bristol zullen mogelijk niet langer in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Het was dus een njet van de EPA.

Mike Heatwole van de Pebble Mine: "Wij verdienen een vergunning om ertsen te ontginnen."

Veel hordes en hindernissen

Dit jaar veranderde dat, na een ontmoeting tussen de Republikeinse gouverneur Mike Dunleavy en de Amerikaanse president Donald Trump. Even later zei de EPA plotseling dat het zijn bezwaren laat vallen voor de vergunningsprocedure. Toeval?

Mike Heatwole van de Pebblemijn is opgelucht als ik hem spreek in zijn kantoor in Anchorage. Heatwole draagt een bruine bodywarmer en ziet er met zijn geitenbaard meer uit als een milieujongen dan als een meedogenloze industrieel. Hij gelooft dat de mijn er moet komen.

Trump heeft mijn geloof in de rechtsstaat teruggebracht. Ik geloof dat het verbod van de milieudienst om zelfs maar een vergunning te mogen aanvragen, onwettig was. Dat was een boycot, en strookt niet met een billijke toepassing van het recht.”

Heatwole weet dat er nog onvoorstelbaar veel hordes en hindernissen zijn voor de reusachtige mijnsite er kan komen. Er is nog geen federale vergunning. Dat proces zal nog zeker een jaar duren. Daarna moet de staat Alaska ook nog een paar jaar de zaak bestuderen.

En de EPA kan volgens het 404c-principe later nog een veto uitspreken en het hele project alsnog naar de prullenbak verwijzen. De mannen van de Pebblemijn proberen dat vetoprincipe door de rechter ongeldig te laten verklaren. 

We stevenen af op een catastrofe als de mijn er komt

Lindsay Layland, United Tribes of Bristol Bay

Lindsay Layland vecht voor de rechten van de inheemse Alaskanen en de lokale visserij. In deze baai behoren de meeste natives tot de Joepikstam. In Alaska zijn de Joepiken het talrijkste inheemse volk. Daarnaast heb je hier ook nog (in mindere mate) de Alutiiq en de Dena'ina.

Lindsay is commercieel visser en ze werkt als adjunct-directeur bij de United Tribes of Bristol Bay. Ze trekt ten strijde voor het vrijwaren van de traditionele indiaanse levensstijl in de regio, de bescherming van het milieu, de rivieren, én de vis- en jachtgebieden. Ze vecht tegen de komst van de mijn.

“We stevenen af op een grote catastrofe als de mijn er komt. De cultuur zal dramatisch veranderen, het water, de bodem, de bossen. Je ziet het nu al,” zegt ze.“Door de helikopteractiviteit van de mijnbouwers en het boren van de eerste proefmijnschachten, wordt de natuur al verstoord, vluchten de beren en de kariboes uit de buurt weg naar plaatsen waar ze veel minder kunnen overleven. Wat wordt het dan als hier een mijn komt en een stroomcentrale van 360 megawatt?” Ze zucht.

Alaska is verbazingwekkend mooi. Inwoners zijn bang dat de Pebblemijn het water zal vergiftigen.

Lindsay zegt dat ze de strijd hard zal voeren. De lokale bewoners zullen tot het uiterste gaan om hun levenswijze te vrijwaren. “They will go to the ends of the earth to stop this project.” “Als de eerste bulldozers op het mijnterrein aankomen, gaan we er gewoon voor liggen.” 

Terwijl ze het zegt, spert ze haar ogen wijd open en laat ze een lange pauze, om haar woorden kracht bij te zetten. Op zich weet Lindsay heel goed dat er mijnen nodig zijn om de ertsen boven te halen die de mens nodig heeft om een modern leven te leiden: een auto, een laptop, juwelen. Maar niet op deze plek, zegt ze. Niet in Alaska, niet in deze baai.

 “Op deze plek gaat het niet alleen over de natuur. Het gaat over de betekenis van de natuur voor het leven van de mensen hier. We kunnen helder water en wilde zalm niet omruilen voor koper of goud. We kunnen ons dat op deze plek niet veroorloven.”

Amerikanen noemen dat vaak het NIMBY-principe: not in my backyard. Het is een moeilijke discussie: moderniteit of natuur? Economie of milieu? Het splijt vele mensen en gedachten uit mekaar. In deze wondermooie baai zie je overal de bumperstickers tegen de mijn hangen. Er is vertrouwen en angst tegelijk. Vertrouwen in de strijd, angst voor de uiteindelijke afloop.

Leven van visvangst

In Dillingham is er eigenlijk maar één plek om te eten, één restaurant: de Bayside Diner. Aan een tafeltje naast me zit Steve. Hij heeft afgesproken met zijn oudste zoon. Samen eten ze een stevige garnaalomelet met in boter gedoopt zuurdesembrood. Ze nemen een rendierworstje als bijgerecht. Op zijn truck hangt een sticker tegen de mijn.

Steve is 64 jaar, Joepik-indiaan, en al sinds zijn negende een visser. Maar een paar weken per jaar, elke keer ergens tussen midden juni en midden juli, vaart hij met zijn boot en zijn netten uit om tienduizenden kilogram zalm te vangen.

In die periode verzamelt hij zijn inkomen voor een heel jaar. Hij verkoopt zijn zalm aan een groot visbedrijf (North Line of Peter Pan) dat hem min of meer uitknijpt. Maar hij verdient genoeg om te overleven, vindt Steve. De vis wordt ingevroren, nog geen zes uur na de vangst, en wordt dan onder meer naar Europa verscheept, waar je de rode zalm in blik kan kopen.

Steve Wassily in Dillingham, Alaska: "Koningszalm is de beste zalm ter wereld."

Steve begint honderduit te vertellen. Chamai!, zegt hij. Hallo! “Eten jullie van die Atlantische kweekzalm?", vraagt hij me. “Dat is gewoon rommel. Die vis zit vol chemicaliën. Je moet onze rode zalm eten, dat is de échte zalm, vol goede oliën en vetten.” 

In de wateren van Bristol Bay zwemmen elk jaar wel 40 miljoen wilde zalmen rond. Steve Wassily toont bij hem thuis, voor de camera, heel trots zo’n exemplaar van ongeveer één meter lang, dat hij uit zijn vrieskast heeft gehaald. “King salmon. De beste zalm ter wereld.”

Steve rijdt ons naar zijn boot en wordt vrij emotioneel als hij aan de komst van de kopermijn denkt. Steve lijdt aan longemfyseem en is daardoor snel kortademig. Omdat hij zich opwindt, trapt hij sneller op zijn schaarse lucht.

“De mijn betekent zelfmoord voor ons. De mijn zal de zalm kapot maken, het water vervuilen, het wild verstoren, de elanden wegjagen, de kariboes, de stekelvarkens, de vogels. Wij leven van het land. Als ze hier graven naar koper en goud, is dat als Russische roulette voor de natuur en onze manier van leven. Mijn hart bloedt als ik er aan denk. De mijn zal ziektes brengen, en armoede…”

The big guy makes the big buck!
Steve Wassily, visser uit Alaska

We will get unclean living and poverty, after the big guy makes the big buck", sneert Steve. “Wij moeten hier wel leven, dit is ons leven. Wij willen de mijn niet. We vertrouwen de mannen van Pebble niet. Het maakt me heel verdrietig. Het is hebzucht, ze denken alleen aan zichzelf. Het is gewoon te gek."

"Zeg me waar mijnbouwers ooit niét hebben vervuild. Toon het mij, en ik zal het geloven. Ze zullen een spoor van vernieling achterlaten, dat weet ik. Je hoeft niet lang naar school te zijn gegaan, om dat te beseffen.”

Mike Heatwole spreekt dat tegen. Hij zegt: “Wij gaan een propere mijn uitbaten, wij kunnen perfect samen bestaan.” Hij voegt er aan toe: “Wij creëren ook nieuwe banen, zo’n 2.000 in totaal, gedurende 20 jaar. Goedbetaalde banen, met lonen tot 100.000 dollar of meer.”

Mike Heatwole gaat nog een stap verder: “Ik daag de mensen uit. Kijk eens in de spiegel: als je tegen de mijn bent gekant, welke offers ga je dan brengen? Wat ben je bereid om op te geven? Je hebt koper en andere ertsen nodig voor je auto, je mobiele telefoon, je iPad, je laptop. De koperen buizen in je huis. Al wie zo tegen ons fulmineert, moet daar maar eens goed over nadenken…”

Op elandenjacht

Ik ontmoet Terry en Sophie in de lokale diner. Ze willen mijn cameraman-producer Daan en mij meenemen op hun boot, stroomopwaarts, naar het jachtgebied. Daar zitten de elanden, de kariboes en de beren in het wild.

Terry en Sophie houden van hun land en hun levenswijze, en willen dat alles niét opgeven voor de komst van een mogelijk vervuilende mijn. We varen ruim een uur op de Nushagakrivier. Rondom ons is het ongerept gebied. Pristine, noemen ze dat hier. Terry zegt dat we moeten kijken of we de blauwe vinvis niet kunnen zien opspuiten uit het water. We meren aan. 

De reporter van VRT NWS op de boot van Terry en Sophie. Varen op de Nushagakrivier in Alaska

Dit is een verblijfskamp voor de jagers. Uit zijn tentje komt Gary naar ons toe gelopen: “Iedereen neemt speciaal vrijaf voor de elandenjacht. Het is een jaarlijkse traditie eind augustus."

"Zelfs de leerlingen van de middelbare school krijgen toestemming om de eerste week van school te missen. De jacht zorgt hier voor eten in de ijskoude winter. Jacht is hier geen hobby, maar noodzaak.”

Gary komt oorspronkelijk uit Tennessee, kwam naar Alaska en werd verliefd op het land, en op een meisje, een Joepik, met wie hij trouwde. Hij vraagt me of ik één van die Europeanen ben die tegen elk wapengebruik van leer trekken.

Hij toont me even later met trots zijn Winchestergeweer: “Met dit geweer kan ik een eland neerschieten van op 300 meter afstand, tot aan de overkant van de rivier.” 

Elandjager Gary toont met enige schroom zijn Winchestergeweer.

Sophie laadt wat spullen van het kamp in de boot, vooral eten en drinken. Zij woont nog verder stroomopwaarts, in New Stuyahok, een dorp van zo'n 600 inwoners, bijna allemaal Joepiken. Ze vraagt of Daan en ik gelovig zijn. Zij anders wél. Ze is erg actief in de Russisch-orthodoxe kerk. Ze vraagt of we later de bisschop willen ontmoeten.

Plots bedenk ik dat Alaska inderdaad, voor het Amerikaans grondgebied werd, tot Rusland behoorde. Die erfenis leeft voort in het plaatselijke geloof. Alaska werd in 1867 voor een appel en een ei verkocht aan de VS: 7 miljoen dollar. De Russen wisten toen nog niet welke rijkdommen er allemaal in de Alaskaanse grond zaten. 

God heeft ons deze aarde gegeven. Laat de aarde met rust

Sophie N Johnson, Joepikindiaanse uit Alaska

Sophie is heel hard tegen de komst van de Pebblemijn. “Ze beloven ons jobs. Ze denken dat we zullen toehappen, omdat ze vinden dat we arm zijn. Wij zijn niet arm, want we leven van het land en de natuur: we vissen, we jagen, we plukken de bessen uit de natuur, we kennen alle geneeskrachtige kruiden."

"We zijn bijna nooit ziek. God heeft ons deze aarde gegeven. Laat de aarde met rust. Wij hebben Pebble niet nodig. Wij zijn rijk.”

Even later stopt ze wat pruimtabak in haar mond, snuff, terwijl we met grote snelheid terugvaren naar Dillingham. Het is straks eb, en dan is het lastig om nog aan te meren. Mensen leven hier van de getijden. Terry geeft plankgas met zijn motorboot. Intussen vertelt hij over zijn tien kinderen, en over zijn kameraad die jaren geleden werd vermoord.

Terry was voor zijn pensioen politiecommissaris in Dillingham. Hij was erbij toen een misdadiger zijn collega doodschoot. Ook in traditionele gemeenschappen bestaat er criminaliteit. Het leven is er soms erg eenzaam, en er is vrij veel alcoholisme en druggebruik. 

800 pond vlees

Als we terug aan land zijn, ontmoet ik een paar kilometers verderop Cole. Cole is net terug van de elandenjacht en heeft een beest kunnen schieten. “Elke Alaskaan mag 1 beest per jaar schieten,” zegt hij. “Je moet je geweer richten op de longen, dan lijdt het beest minder en dan verknoei je ook het vlees niet.”

Er is veel vlees aan een eland: 360 kilogram per dier. 800 pond. Dat is genoeg om twee gezinnen een hele winter te voeden. Het is zijn eerste geschoten eland in vier jaar. Cole heeft net 4 jaar universiteit achter de rug op het Amerikaanse vasteland. The lower 48, noemen Alaskanen dat: de 48 Amerikaanse staten buiten Alaska en Hawaii. “Het was een eurekamoment om nog eens een eland te kunnen neerleggen. Een kwartier later trilde ik er nog van.”

Intussen staat er een hele ton elandenvlees naast hem. Hij versnijdt alles tot hapklare brokken, haalt de slechte stukken weg. Het vlees wordt gebruikt als steak of in allerhande stoofpotjes. De beenderen gebruikt men om soep te maken. De mergpijpjes zijn een lekkernij.

Cole: “In grote delen van Alaska ben je op jezelf aangewezen. De jacht is belangrijk. Alles is hier voor de rest superduur. Er zijn niet veel mogelijkheden tot werk. Dus moet je vooral voor jezelf zorgen.”

Alaska warmt op

De natuurpracht in Alaska is verbluffend. Deze staat is 50 keer groter dan België, bijna 40 keer zo groot als Nederland. Anderhalf miljoen vierkante kilometer. Maar er zijn alarmsignalen. Gletsjers smelten in ijltempo af.

Ik zag het met mijn eigen ogen dicht bij het plaatsje Seward, op het Kenai Schiereiland, ten zuiden van de grootste stad van Alaska, Anchorage. De Exit Glacier is in omvang en lengte nog maar een schim van wat hij ooit was.

In dit tempo is hij over twintig jaar zo gekrompen dat hij gewoon zal verdwijnen. Daardoor trekt de gletsjer paradoxaal genoeg veel toeristen aan. Ze willen het ijs nog snel zien, voor het te laat is. 

Exit Glacier in Alaska smelt steeds sneller af

Als het ijs smelt, warmt de aarde sneller op, omdat het zonlicht niet meer wordt teruggekaatst. Zo warmt de aarde op, en stijgt de zeespiegel.

In het noorden van Alaska verdwijnen kleine dorpjes nu al van de kaart omdat ze onder water komen: meer smeltwater, en snellere erosie van het land.  

Alaska is on fire

Een bezorgde inwoner van Alaska na de aanhoudende bosbranden in de zomer

In de buurt van Cooper Landing kom ik midden in bosbranden terecht. Een vreemd gevoel. Met mijn cameraman sta ik een uur stil, omdat de weg afgesloten is door de wildfires. Uiteindelijk kunnen we toch verder rijden, langs de groene Russian River, een walhalla voor zalm. We stoppen langs de weg. Een vrouw in het winkeltje zegt: “Alaska is on fire!”

In gele pakken lopen aan de overkant van de straat brandweerlieden rond. Ze nemen een pauze: “Ik hoop dat we de branden onder controle krijgen. Alaska kent elk jaar in de zomer een pak bosbranden, maar nog nooit zo lang en nooit zo veel in dit deel van Alaska. Ik weet niet of het klimaatopwarming is, maar het is wel een probleem."

"De afgelopen julimaand was de warmste ooit", zegt Robert, die niet te lang wil praten. Hij wil snel wat eten, na een lange en zware dag vuur bestrijden. De rook bevangt me, ik smaak de asdeeltjes op mijn tong. Gezond is het hier op dit moment in geen geval.

Meer en heviger bosbranden in Alaska alarmeren klimaatwetenschappers

Machtige oliesector

Vanuit onze luie zetel is het vrij makkelijk om tekeer te gaan tegen de olie-industrie in Alaska. Fossiele brandstoffen kunnen in milieubewuste groene kringen maar op karige sympathie rekenen. Maar intussen rijden we met z’n allen wel lustig met de auto rond.

Alaska pompt elke dag bijna 100 miljoen liter olie uit de grond, vooral in Prudhoe Bay, aan de Beaufortzee, helemaal in het noorden. De Trans-Alaskapijplijn van noord naar zuid, tot in Valdez, is zo’n 1.200 kilometer lang. Eén op de drie banen in Alaska is een oliebaan. Het zijn erg goedbetaalde banen. 

Richard Pulley werkte tot aan zijn pensioen op de olievelden. “Ik werkte twee weken aan één stuk door, keihard, en daarna kreeg ik twee weken vrij. Ik werd flink betaald. Ik werkte zo’n 20 weken per jaar. Ik kon er een goed leven door leiden."

"Als mensen willen blijven leven zoals nu, moeten ze ook bedenken dat we nog meer oliebronnen zullen moeten aanboren. Gelukkig zijn de milieuregels verstrakt en kunnen we dat tegenwoordig heel proper doen", zegt Richard.

De Trans-Alaska-oliepijplijn is ruim 1.200 kilometer lang

Er zijn ook een pak toeleveringsbedrijven voor de oliesector. Alaska Rubber Inc. maakt rubberslangen voor oliebedrijven en voor tankstations. Ze produceren en assembleren ook materiaal voor boorplatforms.  Janeece Higgins leidt het bedrijf. Ze heeft intussen 100 mensen in dienst.

De zaken gaan bijzonder goed, zegt ze. Zonder olie zou Alaska echt arm zijn. Er is veel natuur, maar weinig economie. "Dat Trump nog meer olie uit de grond wil laten pompen, is een uitstekende zaak. Hij is een zakenman en hij weet wat goed is voor ons", zegt Janeece.

Dat Trump nog meer olie uit de grond wil pompen, is een uitstekende zaak

Janeece Higgins, CEO van Alaska Rubber Inc.

De staat Alaska verdient elk jaar ruim zes miljard dollar aan de oliesector, door belastingen en heffingen allerhande. Negentig procent van het staatsinkomen is te danken aan olie. Zo belangrijk is olie hier.

Een deel van dat geld wordt elk jaar uitgekeerd aan de bevolking. Elke Alaskaan krijgt ieder jaar eind oktober een bonus. In 2019 bedraagt dat toemaatje 1.600 dollar per persoon. Voor een gezin met twee kinderen tikt dat aardig aan: 6.400 dollar, omgerekend zo’n 5.800 euro.

Sommigen zetten dat geld apart voor de studies van de kinderen. Anderen gaan ermee op reis, of betalen er de huur mee. Iedereen is er blij om. Geen wonder dat je in Alaska de oppositie tegen de olie-industrie met een vergrootglas moet zoeken. Je bijt niet snel in de hand die geeft. 

Een Stella in Alaska

Intussen loop ik op de onverharde grindweg in het centrum van het vissersdorp Dillingham. Ik kom er wat spelende kinderen tegen, die de fotofunctie van mijn iPhone X fascinerend vinden. Ze gaan graag op de foto. Met een glimlach van oor tot oor kijkt James recht in de lens.

James, een jonge Joepik in Dllingham, met een lach van oor tot oor

Voor ik morgenvroeg Dillingham verlaat, wil ik nog een keer langs in het lokale (en enige) café in Dillingham, de Sea Inn Bar. Zelfs in dit godvergeten gat is er Stella van het vat. In de kroeg maakt de eigenares een heerlijke boterham met heilbot voor mij en Daan klaar.

Iemand komt naar ons toegestapt. “Zijn jullie piloten?” vraagt hij. Veel vreemdelingen zien ze in het dorp niet. En als ze al langskomen, dan zijn het vaak piloten die toeristen met privévliegtuigjes aanvliegen.

Bezoekers die een week op visvangst gaan. Ontelbaar zijn de vissers die ik later op de luchthaven zie, met hun vrieskisten vol vis. Journalisten zien ze in deze contreien bijna nooit. Die ene keer wel, een paar jaar geleden, toen president Barack Obama in Dillingham op bezoek kwam, en samen danste met de Joepikkinderen. 

Doi! Enough. Stop it. Doi!
Steve Wassily, visser uit Alaska, over zijn afkeer van de mijn

Ook Steve Wassily zien we de volgende dag terug. Hij is zo blij en opgelucht dat hij heeft kunnen praten met ons, zegt hij. “En jullie komen helemaal uit Brazilië om onze verhalen te horen", zegt hij. Hij is al lang vergeten dat we uit België komen, dat lilliputtergebied 7.000 kilometer verderop.

Steve is onderweg naar het postkantoor. Iedereen heeft hier wel een thuis, maar een adres hebben mensen hier niet. Je gaat je post gewoon ophalen in het postkantoor. Steve Wassily, Dillingham.

Nog een laatste keer drukken we Steve hartelijk de hand. Hij lacht zijn half tandeloze mond bloot. Hij herhaalt nog een keer zijn angst voor de komst van de kopermijn. Ik vraag hem hoe zijn gevoel over Pebble klinkt in de Joepiktaal. “Doi,” zegt hij.  “Enough. Stop. That’s it.” “Doi.”

Steve drukt het gaspedaal van zijn gammele auto in, en zwaait naar me, tot hij op de stoffige weg uit het zicht verdwijnt. 

Bekijk hier de reportage van Björn Soenens voor "Terzake":

Videospeler inladen...

Meest gelezen