Direct naar artikelinhoud
Mode

Milieu boven op de Milanese modeweek: tropische bloemenprints en bomen van petflessen

Dolce & Gabbana, SS20.Beeld Photo News

De modeweek Milaan worstelt met de grote thema’s klimaat en duurzaamheid. Een paar modemerken lieten bij de shows zien in elk geval na te denken over de problemen. Zoals Gucci, dat de modellen liet paraderen in stugge dwangbuizen.

Aan het begin van de Milanese modeweek voor zomer 2020 stond er een enorme olifant in de kamer. Of beter gezegd: die stond midden op de Piazza del Duomo, omringd door de luxeboetieks aan de ene en de grote winkelketens aan de andere kant van het plein. Dat die olifant daar stond, kwam als volgt.

Mode, zo weet de goede verstaander, reflecteert wat er in de wereld gaande is. Oorlogsdreiging lees je terug in uniformjassen, brexitpaniek in een ruitenbonanza en tumult over hidjabs en nikabs wordt vertaald naar gesluierde modellen in modest kleding. 

Hot topic van dit seizoen is zonder twijfel het klimaat. Een steeds heter hangijzer, helemaal nu meer en meer beschuldigende vingers naar de mode-industrie zelf wijzen. Kledingproducenten zijn grote boosdoeners, klinkt het, door aan de lopende band collecties uit te spugen, land uit te putten en water te vervuilen. Consumenten maken er een janboel van omdat ze kleding als wegwerpartikelen beschouwen. En dan is er ook nog zoiets als de grote modeweken, waarvoor een kluit modejournalisten, bladenmakers, modellen en fotografen van New York naar Londen naar Milaan naar Parijs vliegt en aldaar de stad doorkachelt met ronkende auto’s en motoren. Idioot, roepen kritische geesten. Die shows kun je ook wel op je laptop zien. En waarom moeten er zoveel kleren worden geproduceerd? 

Iets om over na te denken, en over te praten – en daar was tussen de shows gelukkig tijd voor. Dat het een groot probleem is, erkennen zowel journalisten als inkopers, dat het te groot is om snel op te lossen ook. Er komen immers zoveel stappen bij kijken: het winnen van materialen, het weven van stoffen en bewerken van huiden, het in elkaar zetten van de kleren en accessoires, het vervoer naar winkels en het aanbieden aan de klanten. Klanten die veel online bestellen, en outfits al dan niet gedragen terugsturen – waarna een aantal webwinkels de kleding vernietigt omdat dat goedkoper is dan die opnieuw aan te bieden.

“We moeten minder doen. Er is veel te veel mode, te veel kleren, te veel van alles”, zei Miuccia Prada, de als intellectueel en visionair te boek staande vrouw achter modehuis Prada, na afloop van haar show. Ze had voor zomer 2020 simpele kleren ontworpen, in klare lijnen en van pure stoffen. Ragfijne jurken gemaakt van geruwde zijde en fluweel, slappe regenhoedjes van restjes leer, eenvoudige topjes van lappen, bijeengebonden met eenvoudige biaisbandjes. Keurige kleren, in tere pasteltinten – gecombineerd met accessoires van raffia, schelpen en parelmoer. Minder barok dan andere seizoenen, zeker, maar ondanks de referentie aan het klimaat veel optimistischer dan haar gothic show voor najaar 2019.

Prada SS20Beeld Imaxtree

Bij Marni, ook al zo’n serieus merk, was er in de showruimte een oerwoud opgetrokken met bomen van gerecyclede petflessen. Daartussen liepen modellen in onaffe en gedeconstrueerde jurken en schorten, met impressionistische tropische bloemenprints. Fraai om te zien, maar door de schelle muziek die klonk als nagels op een schoolbord en door de witte smurrie met droge bloemen in het haar van de modellen kreeg de show een onaangename ondertoon. An inconvenient truth, net wat u zegt.

Marni SS20Beeld Imaxtree

Of simpele kleren ontwerpen en uitspreken dat je met het milieu bezig bent genoeg is? Nee, maar het is een begin. Marni en Prada zeiden in elk geval íéts over de olifant op de piazza. Bij andere huizen waren er óók bloemetjes en schelpjes te zien, maar ontbrak elke activistische ondertoon. Italianen zijn en blijven er goed in om de fraaie kanten van het leven te benadrukken en het minder plezante te verhullen. Zo baseerden de hyperglamoureuze huizen Versace en Dolce & Gabbana hun beider shows op het thema jungle, maar: op een niks aan de hand decoratief-gezellige manier. En liepen er bij Elisabetta Franchi kortgerokte dames met hoge hakken en kapiteinspetten tegen een achtergrond van een motorjacht dat met de nodige pk’s over een helderblauwe zee sjeesde – geen plasticsoep te zien.

En toch kunnen we, met een beetje goede wil, juist van Italiaanse modemerken veel leren over duurzaamheid. Niet per se in de geopolitieke zin van het woord, maar in de zin van oerdegelijk spul. Kwaliteitsproducten die weliswaar een vermogen kosten, maar zo mooi en knap gemaakt zijn dat ze jaren en soms generaties meegaan, gemaakt door modehuizen die vaak familiebedrijven zijn. Fendi bijvoorbeeld, waar derdegeneratietelg Silvia Fendi een collectie baseerde op jarenzeventigzomers, zo oogstrelend mooi gemaakt en afgewerkt, dat het onmogelijk was de kleding niet te strelen in de showroom. Bij Bottega Veneta werd de collectie stoere en minimalistische kleding bijna overschaduwd door het meesterschap waarmee de leren tassen en schoenen werden gevlochten met de voor het huis kenmerkende intrecciato-techniek. Mooi detail: de ondervloer waarop de modellen liepen, bestond uit uitvergroot vlechtwerk van gerecycled zeildoek dat hergebruikt wordt bij volgende shows en evenementen.

Fendi SS20Beeld Imaxtree
Bottega Veneta SS20Beeld Imaxtree

Bij Max Mara, een van de labels die de familie Maramotti in hun eigen fabriek in Reggio Emilia maakt, kwam tussen de pastelkleurige uniformjasjes, avondjurken en broekrokken ook hun grote klassieker voorbij: de losse wollen mantel die door de tijdloze snit en het hoogwaardige materiaal decennialang mooi blijft. Zelfs het Duitse Boss, dat zondag voor het eerst in Milaan showde, leek te zijn veritaliaanst en zijn materiaalgebruik naar een hoger plan te hebben getild. 

Bij het oer-Italiaanse Missoni, bekend van de zigzagbreisels die ze op het platteland van Lombardije op zelfbedachte machines laten maken, was het niet alleen de tijdloosheid en kwaliteit van het product dat sprak. Angela Missoni, dochter van oprichters Ottavio en Rosita, deelde aan alle bezoekers van haar hippie-eske zomershow een door Olafur Eliasson ontworpen lampje uit dat werkt op zonne-energie. De bijgeleverde boodschap luidde: ‘Laten we allemaal de zon op handen dragen, we staan op een beslissend keerpunt voor onze planeet en moeten actie ondernemen.’

Max Mara SS20Beeld Imaxtree
Boss SS20Beeld Imaxtree
Missoni SS20Beeld Imaxtree

En toen kwam de laatste dag, met de laatste show. Van Gucci, dat begon als familiebedrijf in 1921 en inmiddels is uitgegroeid tot een van de grote roergangers van de mode, zeker sinds de eigenzinnige Alessandro Michele er aan het roer staat. ‘Certified Sustainable Event’ stond er op borden bij de ingang. “Voor iedere ingevlogen bezoeker en deelnemer aan deze show wordt er een boom geplant in Milaan”, zei de pr-man voor aanvang. Binnen was er niets dan witte stoeltjes, lege wanden en zwakke plafondlampjes. Geen decor, geen opsmuk. 

Toen de eerste modellen verschenen in stugge witte dwangbuizen en overalls, als zombies stilstaand op een lopende band, sloeg het ongemak toe. Waar waren kleur, excentriciteit en eclectiek waar Michele zo succesvol mee is geworden? Na twintig witte looks ging het zwakke licht uit en werd het stil en donker, tot er tl-balken aanfloepten en ‘This is how we do it’ uit de speakers klonk. Daar waren de lila ruchesrokken, de kaftans van turquoise met goud, de appelgroene pluistruitjes en jarenzeventigpakken voor mannen en vrouwen  Gucci toont ze samen omdat het bedrijf niet in genderhokjes wil denken en omdat één show voor alle seksen goedkoper en milieuvriendelijker is. 

Deze show was voor Micheles doen simpel maar daardoor duidelijker én spannender dan ooit. Er waren referenties aan sm in de vorm van zweepjes en lakleer en op het bijgeleverde briefje over het hoe en wat van de show stonden lange zinnen over Foucault, identiteit en het onderdrukken van het recht om jezelf uit te drukken – Michele op z’n onnavolgbare best.

Gucci SS20Beeld Imaxtree

Wat we ook zagen, aan die witte dwangbuizen, was hoe de wereld eruit zou zien als de zin in mode aan banden wordt gelegd. Levenloos, vreugdeloos. Zeker, de zweep moet over de mode-industrie: wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Maar laat die pijn in godsnaam niet ten koste gaan van het plezier dat mode geeft, het vieren van leven, vakmanschap, fantasie en schoonheid. Laten we de hoop houden dat wie de moeite neemt om zichzelf smaakvol en origineel uit te dossen, ook zelf kan nadenken. En de olifant in de ogen durft te kijken.